Dagelijks leven in Mazenzele in 1917-1919. Samengesteld op basis van de gegevens van de gemeentelijke uitgaande briefwisseling (zonder bijlagen) en van de verslagen van het Provinciaal Hulp- en voedingscomité. Aardappelen In september 1917 stuurt de gemeente aan de Zivil Kommissar een lijst met de landbouwers, die vroege aardappelen geplant hebben en de hoeveelheid aardappelen die ze moeten leveren. Er worden dan ook twee vrachtbrieven opgestuurd voor op 1 oktober 1917 geleverde aardappelen, nl. 10.000 kg en 12.300 kg aan de Soc. Coop. Les Magasins Communaux de l’agglomération Bruxelloise tegen 4.422,30 fr of 20,10 fr per 100 kg. In december 1917 stuurt de gemeente een lijst van 75 landbouwers, die aardappelen moeten leveren: hoeveel ze moeten leveren en hoeveel ze al geleverd hebben. In januari 1918 werd opnieuw een lijst gestuurd met de nog niet geleverde hoeveelheden aardappelen. In februari 1918 werd een vrachtbrief opgestuurd voor levering van aardappelen aan de gemeente Cobbeghem. In mei 1918 worden opnieuw lijsten ingestuurd met de aangiften van geteelde aardappelen. Petrus De Bisschop, Theodoor Plas en Edward De Ridder hebben geen aangifte ingeleverd. De meting van de oppervlakte geteelde aardappelen wordt gedaan door Jan De Donder van Opwijk. Het bestuur van de aardappelcommissie bestaat in juni 1918 uit: Ludovicus Van Langenhove, voorzitter-burgemeester, Joannes De Vidts, gemeenteraadslid, Jan Michiels, gemeentesecretaris, Emiel Esselens, grote landbouwer, Frans De Cock, kleine landbouwer, Charles Van der Straeten en Louis Berghmans, burgers. In augustus 1918 stuurt de gemeente een geleidebrief op van Joannes De Rop voor de levering van 900 kg aardappelen met de vraag later te mogen leveren. Aardappel- en Oogstcommissie In december 1917 stuurt de gemeente aan de voorzitter van de provinciale Erntecommissie de wijzigingen in de oogstgegevens van 1917 van de landbouwers Joannes Borms (nr. 3), Frans De Bolle (90), Louis Van Limberghen (46), Jan Michiels (81), Constant Van de Velde (82), Benoit Van de Velde (77), Joannes Van de Meersche (102), Petrus Van Humbeeck (35), Louis De … (76) en de weduwe Petrus Van den Broeck. Het bestuur van de aardappelcommissie bestaat in juni 1918 uit: Ludovicus Van Langenhove, voorzitter-burgemeester, Joannes De Vidts, gemeenteraadslid, Jan Michiels, gemeentesecretaris, Emiel Esselens, grote landbouwer, Frans De Cock, kleine landbouwer, Charles Van der Straeten en Louis Berghmans, burgers. Het bestuur van de oogstcommissie bestaat uit Ludovicus Van Langenhove, voorzitter-burgemeester, Joannes De Vidts, plaatsvervanger, Jan Michiels, gemeentesecretaris, Emiel Esselens, grote landbouwer en Frans De Cock, kleine landbouwer. Belastingen De gemeentelijke opcentiemen in Mazenzele, die in het begin van de oorlog 100 bedroegen, zowel op de grondbelasting als op het patentrecht en op de landbouw, werd in 1917 verhoogt tot 105 en in 1918 tot 125. Bevolking In 1913 zijn er in Mazenzele 27 geboorten en 16 sterfgevallen. In 1915 respectievelijk 23 en 14 en in 1917 (tot 30 juni) respectievelijk 7 en 7. Het aantal inwoners bedraagt op 1 oktober 1918: 1.204. Bomen In mei 1917 meldt de gemeente dat er langs de grote baan geen populieren uitgedaan zijn. Brood, molen In juni 1917 meldt de gemeente aan de Sté Centr. Moulins Trois-Fontaines te Vilvoorde dat er uit Mazenzele nog geen graan geleverd is. Er is in Mazenzele maar een molen meer die graan maalt. Het is de molen Van der Straeten en hij wordt gestookt met kolen. Chicoree Tijdens de oorlog verving chicoree de koffie. In 1917 werd er in Mazenzele 20,50 a chicoree gepland door 32 landbouwers. In augustus 1918 vraagt de voorzitter van de Zentral Einkaufstelle opnieuw hoeveel suikerijwortels er in Mazenzele geplant zijn. Commissie hulp en voeding De leden van het Hulp- en voedingscommissie van
Mazenzele zijn pastoor Adolphe De Smet (voorzitter), landbouwer Frans De Cock
(secretaris), landbouwer en gemeenteraadslid Emiel Esselens (schatbewaarder),
landbouwer Frans De Smedt, landbouwer en gemeenteraadslid J. De Vidts, landbouwer en
gemeenteraadslid E. Verdoodt, landbouwer Albert De Smedt. Dokter M. Bevernage is
afgevaardigde van de Belgische geëvacueerden en werkman C. Prunez is afgevaardigde
van de Franse geëvacueerden. De lokaal van de voedselhulp was eerst een niet
aangepast lokaal van de weduwe Desmedt, later een apart gebouwtje bij de boerderij van
Emiel Esselens in de Lepelstraat. Bij de provinciale controle van het comité van
Mazenzele in juli 1916 merkte controleur Rouvre op dat de Hulp A (voedsel) gebeurde met
bonnen van 0,50 fr of 0,25 fr, die konden gebruikt worden bij plaatselijke winkeliers.
De hulp B (steun in geld) werd beheerd door de gemeenteontvanger, die in Asse
woonde. Comité voor de Volkssoep In 1918 is er ook voor de Volkssoep een comité, met pastoor Octaaf De Smedt (voorzitter), landbouwer en gemeenteraadslid Emiel Esselens (secretaris-schatbewaarder) , landbouwer Frans De Smedt, landbouwer en schepen J. Vereertbrugghen, landbouwer en schepen Carolus Van der Straeten, landbouwer en gemeenteraadslid J. Sablon (leden). De soep werd uitgedeeld op het gelijkvloers van een (te) klein gebouwtje op het kerkplein, dat deels gehuurd werd van de kerkfabriek. Van 24 maart tot 20 april 1918 werden 8.330 porties uitgedeeld tegen een lage prijs. De kokkin was juffrouw Deridder, geholpen door jonge meisjes van de geholpen families. Voor de volkssoep had men bij het provinciaal comité– bij de aankomst van de Franse vluchtelingen een speciale soepketel gekocht, voor meer dan 400 fr . Voor de dagelijkse soep waren er soepkaarten. Men betaalde de soep 0,12 fr per portie. In april 1918 stelde controleur Wielant vast dat de Volkssoep niet vet genoeg was: 240 liter water met 10 kg bonen, 5 kg maïsmeel, 1 kg uien en 2 kg reuzel. In de soep van 1 tot 28 december 1918 werd 38,5 kg spek verwerkt, 22 kg reuzel, 5 kg gerstmeel 178 kg ander meel en 47 kg bonen voor 5.151 rantsoenen (waarvan 1.372 voor geëvacueden). De kostprijs bedroeg 0,194 fr per portie. Danspartijen In december 1917 wordt In Mazenzele waren in
december 1917 sinds verscheidene zondagen en zelfs in de week ‘oprechte misdaden
begaan’. In 2 of 3 herbergen werd er dansspel gehouden, alhoewel herhaaldelijk
verboden door de plaatselijke politie. Tezelfdertijd werd er gespeeld met honden, ja
zelfs voor duizenden Marken. Om deze wandrijven te keer te gaan had de burgemeester,
schepenen en veldwachter politieronden gedaan en PV opgemaakt. Niettegenstaande dit
alles duurde dit dag aan dag. Schepen Vereertbrugghen kreeg ' Er werd een PV opgesteld ten laste van Frans en Egied Vereman voor het houden van een verboden danspartij. De procureur des konings vroeg om de strengste maatregelen, ondanks de moeite van de gemeente om deze plaag tegen te gaan. In januari 1918 stuurt de gemeente aan de procureur des konings een kopie van het Politiereglement dat het dansspel verbied. Art 12 stelt: "Geen herbergen of uitverkopen van dranken zal mogen toelaten van te dansen zonder bemachtiging van de burgemeester of de schepen gelast met policie." Het reglement voorziet de toepassing van de strengste straffen. Diefstal van hout In juni 1917 stuurt de gemeente aan de Zivil Kommissar een PV over een houtdiefstal in het Kravaalbos. Louis Delgouffe, Isidoor De Nil, Maurits De Nil en Leo Vereman werden ondervraagd op betichting van 'houtdiefte'. De boswachter spreekt van 7 betrokken personen, maar hij heeft er maar 4 herkend. Het betreft diefstal van gezaaide planten. In augustus 1917 wordt een PV opgesteld door boswachter Petrus Van Malderen tegen Joannes De Vlieger, Petrus Frans De Rijck, zoon van Afred, en tegen Louis Van der Elst. Egied Vereman, de weduwe Wijnants en Louis Delgouffe zijn niet verschenen, alhoewel de veldwachter de laatste twee verschillende malen verwittigd heeft. Er wordt dan ook een PV opgesteld tegen enige personen van Opwijk voor het roven van hout in de bossen van de heer G. d’Assche. Er wordt al lang op grote schaal hout gestolen door inwoners van Mazenzele, van omliggende gemeenten en door vluchtelingen. De politie van Mazenzele kan dit niet beteugelen en vraagt zich af wat ze moeten doen. In december 1917 is er sprake van een PV over het onderzoek naar dezelfde roving van hout in de bossen van de heer graaf d’Assche. De gemeente antwoordt de procureur des konings te Brussel dat het onmogelijk was het PV vroeger op te sturen omwille van de overlast van werk. Het gestolen hout hebben ze ten huize niet kunnen aanslagen aangezien de politie daartoe niet bekwaam was en de gemeente alleen maar beschikt over een veldwachter. De zaak sleept aan tot februari 1918. Eenzelvigheidskaarten (Ausweis), Pass-Zentrale In september 1917 verloor de militieplichtige vluchteling Georges Morosi (?) (°Wervik 4.12.1894) zijn eenzelvigheidkaart en moest de gemeente er een nieuwe aanvragen. De gemeente vraagt voor Latoir Charles Louis (°17.9.1879), Masselein Louis (°9.7.1903) en Pruner Gustave (°18.4.1881), vluchtelingen uit Frankrijk, een meldkaart aan. In oktober 1917 gebeurde hetzelfde voor Prosper Ranschaert. Ook Joannes Van Malderen, Schaepheusel 14 (°Mazenzele 1.2.1898) verloor toen zijn Ausweis nr. 572. In november 1917 stuurde de gemeente een lijst met de namen van 52 personen die 15 jaar geworden waren en een eenzelvigheidkaart aanvroegen. Zij vroeg tevens 100 blanco-kaarten. In december 1917 vroeg de gemeente een nieuwe kaart voor: De Brandt Louis (nr. 6931), De Coninck Benedictus (nr. 694) en Sanders Jozef (nr. 695). . Ook voor Fisack Judo J.(°Opwijk 12.12.1893) die op 31.12.1915 in Mazel kwam en voor De Valck Maria Sylvie (°Opwijk 23.10.1859), de vrouw van Sneppe Petrus die in Mazenzele kwam op 20.7.1916. In januari 1918 was de kaart van Michiels Marie Louise (°Opwijk 29.4.1898) onbruikbaar en moest vervangen worden. In maart 1918 werd de kaart van Bruggeman Victor (nr. 349), een vluchteling uit Wervik, teruggestuurd; hij stierf te Mazenzele op 27.2.1918. In mei 1918 verloor de vluchteling Jacques Marie Louise (°Halluin 12.1.1894) haar kaart en vroeg een nieuwe. In juni 1918 verloor Gauchez Albert Henri (° azenzele 18.10.1895) zijn kaart (nr. 81) en vroeg een nieuwe. Een eerste kaart werd gevraagd voor Heuninckx Franciscus Eugenius (°4.4.1903), voor De Nil Petrus Joannes (°16.03.1903). Michiels Josephus (°11.09.1898) verloor zijn kaart en vroeg een nieuwe. De vluchtelinge Espeels Gabriëlle (°Halluin 11.11.1880) was haar kaart verloren en vroeg een nieuwe om naar Zwitserland te kunnen vertrekken. In juni 1918 verloor De Ridder Arthur (°2-9-1893) zijn kaart (nr. 148) en was de kaart van Hauwelaert Ludovica, de vrouw van Michiels Jan Baptist (°15.10.1876) onbruikbaar en vroegen zij een nieuwe kaart. In juli 1918 kwam Michiels Emiel Hector (° Sint-Niklaas) naar Mazenzele en moest een nieuwe kaart hebben. Van Malderen Franciscus, een kind zonder ouders, vroeg in september 1918 de toelating om naar Meldert te mogen gaan wonen, terwijl De Vlieger Marie (nr. 719) uit Brussel naar Mazenzele kwam. Jacobs Jozef (°26.1.1894) verloor zijn kaart (nr. 628) en ook Timmerman Petrus Alphonsus (°31.7.1891) (nr. 677) en ze moesten een nieuwe kaart aanvragen. In oktober 1918 vraagt de gemeente 3 plakbrieven voor de bekendmaking van verordeningen ingesteld in het Etappengebied. Fruit In juni 1917vraagt de gemeente aan de Zivil Kommissar de toelating om tussen 12 en 14 uur op de straat te rijden omdat de landbouwers van Mazenzele gewoon zijn jaarlijks hun fruit naar de vroegmarkt van Brussel te voeren en te koop te stellen. Gemeentebestuur, Weldadigheidsbureel Na het overlijden van burgemeester Franciscus Josephus De Smedt 24-9-1915 is eerste schepen Ludovicus Bernardus Van Langenhove (25.1.1862), tijdens gans de oorlog dienstdoende burgemeester. In juni 1917 kan de ontvanger van het Weldadigheidsbureau de rekeningen niet inbrengen omwille van het 'overvloedige werk met deze droeve omstandigheden als gemeentesecretaris' en vraagt hij om uitstel. In september 1919 antwoordt de gemeente aan de arrondissementscommissaris dat 'ons gemeentebestuur en derzelfs beamten zich gedurende den oorlog zeer goed hun vaderlandsche plichten hebben ter harte genomen'. Er wordt haar wel een verklaring gevraagd 'aangaande de abnormale uitgaven door de oorlog gedurende de tijdsbestek 4/8/14 tot 31/12/18 opgelopen'. Gemeenteboekerij Mazenzele heeft geen gemeenteboekerij. Gemeentemagazijn Het gemeentemagazijn van Mazenzele was tijdens de oorlog eerst voorlopig gevestigd in het gemeentehuis. Het stond onder leiding van gemeentesecretaris Jan Michiels, gemeentehouder Emiel Michiels, veldwachter Jan Timmermans en landbouwers Joanna De Ridder en Joannes De Vlieger. De hoofdonderwijzer Henri Van de Velde werd aangesteld als bewaker. Het magazijn werd later overgebracht naar een ander huis aan de steenweg. Het magazijn was aangesloten bij de Samenwerkende Magazijnen. Het comité dat het magazijn beheerde bestond uit: Jan Michiels (°27-4-1872), gemeentesecretaris, Emile Michiels (°15-5-1899), gemeentehouder, Jan Timmermans (°12-1-1864), veldwachter, Joanna De Ridder (°23-4-1895), landbouwster en Joannes De Vlieger (°19-11-1893), landbouwer. Gerst Aan Casteels, makelaar voor de Gerstenzentrale, worden in mei 1917 de namen doorgegeven van de gersttelers van Mazenzele. Deze worden –met de beteelde oppervlakte- ingeschreven in het oogstboek. Een afschrift uit dit boek wordt regelmatig meegedeeld aan de Gerstenzentrale. In mei 1918 heeft geen enkele persoon van de gemeente aangifte gedaan van bezaaide landen met zomer- of wintergerst. Er wordt geen gerst meer gezaaid omdat de grond er niet voor geschikt is en daardoor te weinig opbrengt. In augustus 1918 legt de Gerstenzentrale nochtans toch nog een teeltplan voor. Haver In augustus 1918 kan de gemeente nog geen schatting geven van de met haver bezaaide oppervlakte. Inenting, gezondheid In 1916-1917 werd de kosteloze inenting van de kinderen gedaan. Er zijn in Mazenzele geen krankenhuizen en er zijn geen gebouwen die er voor kunnen ingericht worden. Het geneeskundig toezicht op de scholen gebeurt voor de gemeenteschool, maar de bestuurden van de aangenomen school is niet akkoord met de benoeming van de geneesheer-toezichter. Ze vinden de kosten te hoog en de gemeente belooft een onderzoek. In augustus 1918 vraagt de gemeente Heuninckx Clement (°1.12.1890), zoon van Petrus Clement en Hendrickx op te nemen in het sanatorium Georges Brugman te Alsemberg. Inkwartiering In oktober 1918 stuurt de gemeente aan de EKA de lijst van Duitse officieren en manschappen die in Mazenzele ondergebracht zijn. Jachtmisdrijf Inzake een jachtmisdrijf vroeg de procureur des konings te Brussel in april 1917 inlichtingen over de getuigen De Mulder Frans en Van der Borght Emile. In mei werd informatie opgevraagd over Meskens Adolf en Engels François. Kantwerksters In december 1917 antwoordt de gemeente aan de Zivilkommisar dat er in Mazenzele geen kantwerksters zijn. Koffie (vervanging) In juni 1918 antwoordt de gemeente aan de Zivilkommisar dat er in Mazenzele geen stoffen in voorraad zijn, die koffie vervangen. Landbouwgrond (Etappengebied e.a.) In maart 1917 moest de gemeente aan de Kreischef een lijst opsturen van de landbouwers die in het Etappengebied grond bezaaiden. In april 1917 vroegen de Duitsers een lijst van de gronden die landbouwers van Mazenzele er verpachten en wie de pachters waren. Anderzijds zijn er geen landbouwers van het Etappengebied die in Mazenzele land bewerken. Aan de voorzitter van de Ernte Kommissie van de provincie Brabant en aan het Burgerlijk Bestuur worden lijsten opgestuurd met het bebouwde land in Mazenzele met een oppervlakte van 10 tot 100 a. In september 1917 laat de gemeente aan de Zivilkommisar weten dat de landbouwstatistieken van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité door een landmeter zijn opgemeten. Bij het nazicht blijkt dat er 19 ha 80 te weinig is aangegeven (7 ha rogge en 12 ha tarwe). Anderzijds zijn er 6 ½ ha te veel aardappelen aangegeven. Er is een lange lijst met wijzigingen. In mei 1918 meldt de gemeente aan de Burgerlijke commissaris dat er in Mazenzele geen onbebouwde gronden zijn. Meldeambt In februari en maart 1917 stuurt de gemeente de lijsten van de inwoners geboren in 1877 tot 1884 die zich moeten melden. In mei 1917 moeten Meskens en Plas zich verantwoorden bij het gerecht omdat ze niet verschenen zijn op de melding. De eerste zegt dat hij ziek was en de tweede dat zijn vrouw die dag ziek was. Op 19 mei stuurt de gemeente de meldekaarten terug van Alfons De Mulder (nr. 2084, °17.2.1900) en Julius Philemondus Du Bois (nr. 1861, °2.2.1882). Ook in mei heeft Joannes Vereman (°4.10.1882) zich niet gemeld maar hij heeft een getuigschrift van de geneesheer. In juli 1917 stuurt de gemeente aan het Meldeamt een lijst op van alle vluchtelingen (niet-Belgen) van 15 jaar of ouder en alle mannelijke Belgen geboren in 1877 tot 1900, die uit het Operatiegebied naar Mazenzele gekomen zijn. In oktober 1917 wordt na de goddelijke diensten in de kerk aan het publiek bekend gemaakt dat de meldeplichtigen 'op de kontroolverzameling moeten gerangschikt zijn per nummer'. In februari 1918 stuurt de gemeente een lijst op van de jongens geboren in 1901, die meldplichtig geworden zijn. Melkerijen, melk, boter De gemeente moet een lijst (B) opstellen van de boeren die boter moeten leveren. Wekelijks moet de straflijst gemeld worden aan de Burgerlijke Commissaris. In september 1917 dienden de volgende landbouwers een klacht in omdat ze te veel boter moeten leveren:
Ook in september 1917 heeft Van der Mijnsbrugge, de bestuurder van de melkerij, nog geen boter geleverd aan het gemeentemagazijn. In november 1917 wordt aan de botercentrale gemeld dat Octave De Smedt (nr. 3), Jean Ed. Michiels (nr. 6), Henri Van de Velde (nr. 4), en Godden (?) Pauline opgehouden zijn met vetmesten. Zij moeten 1.700 kg boter leveren aan de melkerij. In januari 1918 ontvangen een aantal personen boter: Octaaf De Smedt (gezin met 3 personen, Pauline Godden (4 personen), Camillus Vanderstraeten (2) Henri Van de Velde (4), Louis Berghman (5) en Jan Michiels (6). De gemeente ontvangt dagelijks 1,75 kg boter van bovenvermelde landbouwers. Nachtwachten In augustus 1917 stelde het gemeentebestuur in de gemeente een nachtwacht (in groepen van 3 personen) aan om de velden te bewaken en te zorgen dat er geen levensmiddelen en graan gesmokkeld wordt. In mei 1918 bestaat de nachtwacht uit alle mannen van 17 tot 55 jaar en wordt uitgevoerd met elke dag 25 mannen, in 5 groepen van 5 personen met elk een leider, die waken in een deel van de gemeente. Het gemeentebestuur controleert of de ronden behoorlijk worden gedaan. Mannen die weigerden patrouille te lopen zijn: op 23 juli 1918 Vereman Jan (Dries) en op 24 juli 1917 Vereman Frans, Bewaert Louis en De Mil Jozef, allen wonende op Zottegem. Nijverheid – grote landbouwers Tijdens de oorlog werken in Mazenzele een maalderij (Van der Straeten Ferdinand) en twee smederijen, de hoefsmeden De ??? Louis en De Maeseneer Jules. Er zijn 3 landbouwers die patentrecht betalen: De Smedt Jozef, Van der Straten Ferdinand en de weduwe De K??? Frans. Onderhoud wegen In augustus 1916 betaalde de gemeente 195 fr voor het onderhoud van de wegen, dat meestal gedaan werd door werklozen en mannen, die onderstand kregen. Onderwijs In mei 1917 vraagt de arrondissementscommissaris hoever het staat met het geneeskundig toezicht in de lagere scholen. De gemeenteraad van mei 1917 besliste het toezicht uit te stellen. In augustus 1917, in januari 1918 en in augustus 1918 moet de lijst van de leerplichtige kinderen opgestuurd worden aan de schoolopziener. In januari 1918 benoemt de gemeenteraad dan toch Jozef Wijnants tot geneesheer-toeziener van de scholen. In februari 1918 is het dan toch niet geregeld daar het gemeentebestuur met de bestuurder der aangenomen school niet akkoord is met de benoeming van een geneesheer-toezichter. De gemeente beslist dan de toezichter aan te stellen voor de gemeente- en de aangenomen school. De aangenomen school wil nog altijd een andere geneesheer-toezichter. De gemeente vindt de kosten te hoog maar belooft een grondig onderzoek. In april 1918 neemt hoofdonderwijzer Henri Van de Velde ontslag. Lodewijk Berghman wordt benoemd tot hoofdonderwijzer van de gemeenteschool. Zijn wedde is 2.400 fr per jaar vanaf 1.1.1918. Hij ontvangt geen loon voor de vertaling van de Duitse verordeningen en voorschriften daar dit werk gedaan wordt door de gemeentesecretaris Jan Michiels. In juli 1918 benoemt de gemeenteraad dan Emiel Frans Hector Michiels tot hulponderwijzer in de gemeenteschool. Oorlogsbuit In mei 1919 meldde de gemeente dat er Duits artilleriematerieel achtergebleven was in Mazenzele: 2 karren met caisson en 6 kanonskogels, 2 karren, 2 kleine kanons, een machinegeweer en munitie (obussen). In de beken werd er niets gevonden. Oorlogsschade In april 1917 krijgen de eigenaars van door de oorlog beschadigde gebouwen een brief om aangifte te doen van de oorlogsschade. In augustus 1917 antwoordt de gemeente dat de toren van de kerk, die vernield is door oorlogsgeweld ‘in staat van bewaring gebracht is’. Men heeft geen geld om degelijke herstellingen uit te voeren. Oorlogsschade wordt aangegeven door o.a. door Maria Vereertbrugghen, weduwe Van Ingelgem, door Joanna Sablon-Michiels, weduwe Jozef Van Ingelgem, door Adolf Meskens en door Georges De Smedt. Er is sprake van een zeventigtal dossiers uit Mazenzele. De meting en de herstelling van de toren van de
parochiekerk wordt beslist maar de uitvoering gebeurt pas in 1920. De oorlogsschade aan het gemeentehuis werd ingediend op 22.9.1919 voor 3.947,16 fr en die voor de gemeenteschool op 22.12.1919 voor 1.869,50 fr (inclusief het kiesmateriaal, behalve de kiesbussen). Het Weldadigheidsbureel heeft geen oorlogsschade ingediend. Opeisingen In september 1918 stuurt de gemeente op vraag van de 'Metalzammelstelle' een plan op van de gemeente met lijst van de straten en de huisnummers (waarschijnlijk om opeisingen te doen). In januari 1919 vraagt de gouverneur van Brabant een opgave van in Mazenzele achtergebleven oorlogsbuit van de vijandelijke troepen. Ook een lijst van door Duitsers opgestelde requisitiebons wordt opgevraagd. Opgeëisten WO 1 In maart 1919 werd aan de gouverneur van Brabant een lijst gestuurd met de namen van de medeburgers die naar Duitsland vervoerd, "werden opgedrongen door bedreiging, onafhankelijk van hunnen wil , achter het Duitse front te werken". Paarden Ingevolge keizerlijke onderrichtingen van 15 december 1914 moest de gemeente elke maand aan de BKB een afschrift sturen van het onderzoek door een veearts naar snot en schurft bij de vrachtpaarden. Meestal werd gemeld dat er geen paarden besmet of verdacht waren. In september 1917 echter moest het paard van Theodoor Plas (nr. 27) afgemaakt worden ingevolge een buikontsteking. Het getuigschrift kwam van de rijksveearts van Opwijk. De gemeente moest ook een paardenlijst bijhouden. In juli 1917 en november 1917 werd de lijst vernieuwd. Hij werd ook verstuurd naar de overste van de paardenverzamelplaats. Nieuwe paarden werden ingeschreven, zo in september 1917 een bruine ruin van 4 jaar (nr. 45) en een zwarte uin van 10 jaar (nr. 46), beide van Alfons Van Mijnsbrugge in de Zottegemstraat. Hij gebruikte de paarden voor de melkerij, waarvan hij bestuurder was, en voor de landbouw (2 ha grond). In januari 1918 liet Philemon Wijnants van de Vossenstraat een merrie van 17 maand inschrijven voor zijn landbouwbedrijf (10 ha). In juli 1918 kreeg Henri De Clem (?) te Asse de toelating zijn merrie te laten dekken ??? Na de oorlog –in januari 1919- werd een lijst opgestuurd van de paarden die door de Duitsers opgeëist waren en van de personen die een nieuw paard vroegen. Rapen In december 1917 moet de lijst opgestuurd worden van de landbouwers met de oppervlakte geteelde rapen. Niemand heeft er meer dan 59 a gepland. Rijwielen In september 1918 is er na ontelbare opzoekingen geen bruikbaar rijwiel meer gevonden. De enige die er waren zijn reeds opgeëist. Reispassen In april 1917 wordt een reispas (nr. 5750) uitgereikt aan Emile Cornelius Esselens. Sint-Pietersgilde (wip) Op 22 februari 1918 delen de burgemeester en de schepenen van Mazenzele aan het publiek mee dat Leonard Verdoodt, landbouwer, voorzitter van de Maatschappij Sint-Pieter, een vraag ingediend heeft tot verplaatsing der wip, staande op haar eigendom, gehucht Dries, wijk A, nrs. 353, 354A, 354C, 354H, 355A, 356K en 354B. 'Reclamatiën tegen voormelde verplaatsing zullen binnen de 15 dagen ’t zij schriftelijk, ’t zij mondeling geworden aan de schepenraad gelast met het onderzoek van het PV, gesloten 11 Maart 1918'. Siroop en confituur In maart 1917 heeft de firma Trois Fontaines te Vilvoorde 492 kg bietensiroop en 456 kg confituur geleverd in het depot bij Emile Esselens in het Dorp. Daarna nog 499 kg honing. Uit deze voorraad leverde men aan 1076 personen van Mazenzele een rantsoen van 1,325 kg per persoon tegen 1,50 fr per rantsoen, dus samen 1.425,7 kg. Er was 21, 3 kg verlies en men betaald 48 fr voor de ledige vaten. Voor de maand april vroeg de gemeente aan de Soc. Coop. nog 75 kg bietensiroop en 275 kg gemengde confituur. Van de 'Centrale des Sucres' kreeg men 228 kg 'sirop mélange' en 308 kg 'confitures de pommes' uit het depot te Vilvoorde. Voor de maand mei vroeg men voor de zomer 750 kg siroop en confituur voor 1080 personen, in juni 750 kg siroop en confituur voor 1020 personen. Slachtingen Elke veertien dagen moet de gemeente aan de Burgerlijke Kommissaris bij de Keizerlijke Kreischef te Brussel een aangifte indienden van de geslachte runderen en schapen. In 1917 en 1918 wordt geen enkele slachting gemeld. In augustus 1917 antwoordt de gemeente dat er in Mazenzele vooral landbouwers wonen en er geen gemeenteslachthuis is. De vleeskeurder in Mazenzele is Henri De Clerck, rijksveearts te Asse, aangesteld door de gemeenteraad op 5 december 1910. Er is geen openbaar slachthuis in de gemeente. Steenkolen De enige graanmolen van Mazenzele heeft in 1917 maandelijks een wagon steenkolen nodig. In augustus 1917 vraagt de gemeente aan de kolencentrale 5 wagons steenkolen voor de gemeente en 5 wagons voor het steunkomiteit. In september 1917 antwoordt Mazenzele dat er zich in de gemeente of bij particulieren geen voorraden steenkolen bevinden. In september 1917 zijn er in de gemeente twee kolenhandelaars: de weduwe Jozef De Smedt en Ferdinand Van der Straeten. In februari 1918 worden opnieuw steenkolen gevraagd voor de molen Van der Straeten. In oktober 1917 vraagt de gemeente voor de verwarming per maand van de openbare gebouwen 200 kg voor het gemeentehuis, 200 kg voor de gemeentelijke jongensschool, 200 kg voor de aangenomen meisjesschool, 100 kg voor de kerk, 200 kg voor het gemeentesecretariaat en 400 kg voor het gemeentemagazijn. Voor de bedrijven vraagt ze 1 wagon per maand voor de maalderij Van der Straeten en 1.500 kg voor elk van de twee de smederijen. Straflijst In maart 1917 stuurt de gemeente aan de Burgerlijke Commissaris te Brussel de straflijst. In mei 1917 scheldt de politierechtbank van Brussel de straf kwijt van Theresia Victorina De Meersman. Stro, hooi In februari 1918 antwoordt de gemeente dat inwoners van Mazenzele een voorraad van 6.540 kg stroo en 300 kg hooi bezitten maar dat er geen teveel is. Subsidies (in fr.) aan Mazenzele door de afdeling Hulp van het Provinciaal Comité van Brabant
Het aantal personen die hulp ontvingen bedroeg in januari 1918 al 1.076 of 194 gezinnen (één zesde van de bevolking. Bij de komst van de geëvacueerden steeg het in augustus 1917 tot 1.248 (of 234 gezinnen). Daarna bleef het gans de oorlog stabiel. Het aantal huishoudkaarten bedroeg 234. 594 personen konden spek en reuzel bekomen en 1.236 andere winkelwaren. Suiker In februari 1917 is de suikerprijs vastgesteld op 1,15 fr per kg voor kristalsuiker en 1,25 fr per kg voor broodsuiker. Het suikerregister dat de gemeente moest bijhouden vermelde op 26 maart 1917 350 kg broodsuiker en 300 kg ‘cristallisé’, samen voor 770,09 fr. Op 26 maart 1917 werd er 340 kg broodsuiker verdeeld tegen 1,25 fr per kg en 300 kg ‘cristallisé’ tegen 1,15 fr per kg. Op 20 april ontving men 200 kg broodsuiker, 400 kg ‘cristallissé’ en 50 kg meelsuiker. Men verdeelde hiervan op 20 april 600 gr aan 1067 personen. Op 12 mei ontving men 350 kg broodsuiker, 100 kg kristalsuiker en 200 kg meelsuiker, die op 14 mei werd verdeeld aan 1078 personen tegen respectievelijk 1,25 fr, 1,15 fr en 1,15 fr per kg. Op 5 juni werd 450 kg broodsuiker en 450 kg kristalsuiker ontvangen in het station van Ternat en op 8 juni verdeeld tegen bovengenoemde prijzen: per persoon 400 gr broodsuiker en 400 gr kristalsuiker. Men betaalde op 16 juni via de Deutsche Bank nog 106,50 fr voor 100 kg ‘Vergeoise Zucker’. De gemeente vroeg dan ook 590 kg suiker voor de vluchtelingen die zij herbergde. Op 16 juni ontving men 400 kg broodsuiker, 300 kg kristalsuiker en 150 kg ‘vergeoise’, die men op 2 juli verdeelde. Ieder kreeg 694 gr suiker -ook de 129 vluchtelingen- en betaalde 0,94 fr. In juli 1917 laat het bevoorradingsmagazijn aan de inwoners weten dat het rantsoen suiker voor de maand augustus te koop is. 1078 Mazelaars krijgen 775 gr broodsuiker, kristalsuiker en ‘vergeoise’ tegen de bovengenoemde prijzen. 130 vluchtelingen krijgen voor de maanden juli en augustus elk 1,6 kg kristalsuiker tegen 1,15 fr per kg. Voor de maand november ontvangt de gemeente nog 629 kg suiker, 300 kg broodsuiker, 300 kg kristalsuiker en 29 kg ‘vergeoise’. De Mazelaars en de vluchtelingen krijgen elk 550 gr en kinderen onder de 3 jaar, zieke en oude mensen samen nog 45,5 kg extra. Het suikerregister wordt elke maand opgestuurd naar de Zivilkommisar. In januari 1918 betaalt de gemeente via de Deutsche Bank 975,15 fr voor 725 kg suiker. In juli 1918 heeft men maandelijks een tekort van 50 kg suiker zodat zieken, kinderen (- 3 j.) en ouderen (+ 70 j) maar 250 gr meer krijgen. De bevoorading met suiker stopt in oktober 1918. Taal De Mazenzeelse overheden antwoorden in november 1917 dat ze het "vlaamsch" als voertaal gebruiken. Ook de straatnamen zijn in het ''t vlaamsch'. In februari 1918 laat de gemeente een "vlaamsche" dienststempel maken, want ze had er nog geen. Tabak In november 1917 stuurt de gemeente aan de Zivilkommissar een lijst met 118 opgaven van de bebouwde oppervlakte en kg geoogste tabak. In augustus 1918 moeten Mazelaars de volgende sommen (in Mark) betalen voor geoogste tabak: De Maeseneer, kinderen (260), De Trefle J.B. (240), Joostens Joannes (360), Michiels J.B. (340), Sneppe Frans (400), Van de Velde Petrus (500), De Meersman L. (520) Heremans Judo (360) en Van der Straeten Ferdinand (680). Een aantal "arme lieden" vraagt aan de Zivilkommissar kwijtschelding van de boeten voor te weinig geleverde tabak: "ze zijn niet van kwade wil maar kregen vroeger nog geen enkele boete voor het leveren van levensmiddelen". Tarwe, rogge Het bestuur van de oogstcommissie bestaat uit Ludovicus Van Langenhove, voorzitter-burgemeester, Joannes De Vidts, plaatsvervanger, Jan Michiels, gemeentesecretaris, Emiel Esselens, grote landbouwer en Frans De Cock, kleine landbouwer. Een aantal landbouwers vragen in oktober 1917 vermindering van de schatting van hun graanopbrengst. In november 1917 vraagt Ludovicus Van Limberghen aan het Nationaal Voedingscomité een volledig rantsoen meel voor zijn huisgezin van 8 personen. Hij teelt maar 28 a tarwe en rogge op slechte grond, die 800 kg oplevert en krijgt maandelijks maar een rantsoen van 3 kg meel. De Bolle Frans, Dries 22, heeft een huisgezin van 8 personen. Hiervoor bewerkt hij 28 a tarwe en rogge, die maar 800 kg per ha opbrengen. Hij krijgt een maandelijks rantsoen van slechts 3 kg. In december 1917 stuurt de gemeente aan de voorzitter van de provinciale Erntecommissie de wijzigingen in de oogstgegevens van 1917 van de landbouwers Joannes Borms (nr. 3), Frans De Bolle (90), Louis Van Limberghen (46), Jan Michiels (81), Constant Van de Velde (82), Benoit Van de Velde (77), Joannes Van de Meersche (102), Petrus Van Humbeeck (35), Louis De … (76) en de weduwe Petrus Van den Broeck. In april 1918 moet de gemeente aan de provinciale Oogstcommissie de lijsten opsturen met de bebouwde oppervlakte broodgranen van 1918. De weduwe Frans Vereman, Judo Fisack, Benoit Heyvaert, Frans Ophalvens, Louis De Vlieger, Adolf De Clerck en Frans Sneppe hebben hun bebouwde oppervlakte nog niet aangegeven. Vlas In 1917 en 1918 (tot september) wordt ook door de Zivil Kommissar elke 2 weken gevraagd of er in Mazenzele vlas of zwingelwerk voorradig is. De gemeente antwoordt telkens negatief. In februari 1918 wordt ook geantwoord dat er in de gemeente geen vlas gezaaid is. Vluchtelingen In juli 1917 vraagt de gemeente aan de burgemeester van Strombeek of er daar vluchtelingen zijn toegekomen en onder hen een kloosterzuster van het H. Hart te Wervik. Er zijn in juli 1917 in Mazenzele 129 vluchtelingen. De gemeente moet aan het Meldeamt de namen doorgeven van alle vluchtelingen niet Belgen- vanaf 15 jaar en de Belgen geboren van 1877 tot 1900, die uit het Operatiegebied in Mazenzele zijn toegekomen. Clais (Elois) Jan Frans, vrouw en 2 kinderen, vluchtelingen uit Wervik, vragen toelating om zich te vestigen in Bocholt bij Kerkhofs Joannes. De echtgenoten Breyres-De Ridder Cyrille uit Wervik vragen zich bij hun schoonzoon Vastrer Jules in Courcelles te mogen vestigen. In december 1917 geeft de gemeente uitleg aan de voorzitter van het schoolkomiteit over de toestand van de vluchtelingen in Mazenzele. Ze zijn met 129, goed gehuisvest, maar ze zijn te veel voor de kleine gemeente die nauwelijks woningen genoeg heeft voor de inwoners en er zijn geen leegstaande woningen. Ze kregen van in het begin 500 gr vroege aardappelen per dag en per persoon en nu nog 60 kg per persoon tegen 20 fr per 100 kg. Ze kregen kolen zoals de inwoners. Op 9 februari 1918 moeten 6 vluchtelingen zich melden op het bureel van de politiekommissaris. Er is onder de vluchtelingen een geneesheer, Marcelis Bevenage, uit Wervik, die met zijn nicht Van der Borre en dienstmeid Sidonie Berme bij schepen Henri Van der Straeten, Dendermondsesteenweg 33, woont. hij woonde er nog in oktober 1918. In mei 1918 stuurt de gemeente een de Zivilkommissar de lijst van de vluchtelingen uit Wervik. Op het einde van de oorlog komt een nieuwe vluchtelingenstroom aan in Mazenzele In oktober 1918 zijn er reeds 600 en dan komt er nog een transport van 500 personen. De gemeente heeft maar 130 woningen (op 180) waar ze kunnen ondergebracht worden. Het is onmogelijk ze behoorlijk onder te brengen. Bij de overbevolking kunnen besmettelijke ziekten uitbreken. Omdat sommige mensen geen vluchtelingen willen aannemen zouden soldaten zich hiermee moeten gelasten. Mazenzele vraagt om tussenkomst om vluchtelingen te plaatsen in wijken die grenzen aan de gemeente. Ook na de oorlog zijn de vluchtelingen nog niet dadelijk vertrokken. In januari 1919 stuurt de gemeente uittreksels uit de akten van geboorten naar Wervik: Joostens Arvène Landelie (°Wervik 11.12.1892), dochter van Gustaaf en Ostyn Amelie en hun zoon Cesar Alfons (°Wervik 19.11.1894); Morisse Georges Emile (°Wervik 4.12.1894), zoon van Louis en Van Raes Leontine; Decramer Achiel Eduard (°Wervik 7.10.1898), zoon van Theophiel en Bartholomeus Pelagie Sophie; Deprez Leon Joseph (°Wervik 5.11.1897) en Deprez Remi Emile (°Wervik 30.11.1898) zonen van Jules Polydoor en Vanhee Marie Louise. Pas in augustus 1919 zijn de laatste vluchtelingen uit Mazenzele vertrokken. Verlichting, carbuur, petroleum In juli 1917 vraagt de gemeente aan de Ölzentrale te Brussel carbure en petrool voor de verlichting van 225 huishoudens, inclusief vluchtelingen. Ook het gemeentehuis, de gemeentelijke lokalen, de kerk en het lokaal van het voedingskomiteit hebben carbure nodig. Er is in de gemeente geen gas- of elektrisch licht. In november 1917 bestelt Mazenzele bij de firma Ougrée-Marihay 30 kg carbure (tegen 1,65 fr per kg) en 30 kg calcium carbol, te leveren via het station van Asse. In december herhaalt men de vraag om levering. In februari 1918 is de bestelling nog niet geleverd. De stationchef van Asse zegt nog niets ontvangen te hebben. In september 1918 volgt een nieuwe levering. Winkels die levensmiddelen verkopen In april 1917 stuurde de gemeente aan de Burgerlijke Bestuurder een lijst van de winkels in Mazenzele waar levensmiddelen voorradig waren. Winkels die vlees verkopen De Zivil Kommissar bij de Keizerlijke Kreischef vroeg wekelijks of er in de gemeente winkels waren die vlees verkochten en de gemeente antwoordde er in 1917 en 1918 (tot eind september) telkens negatief op. In oktober 1917 vroeg hij hoe lang het gelden was dat beenhouwer Casimir Van Lijsebeth reuzel geleverd had. Winkels die vlees verkopen In april 1917 stuurde de gemeente aan de Burgerlijke Bestuurder een lijst van de winkels in Mazenzele waar levensmiddelen voorradig waren. De Zivil Kommissar bij de Keizerlijke Kreischef vroeg wekelijks of er in de gemeente winkels waren die vlees verkochten en de gemeente antwoordde er in 1917 en 1918 (tot eind september) telkens negatief op. In oktober 1917 vroeg hij hoe lang het gelden was dat beenhouwer Casimir Van Lijsebeth reuzel geleverd had. Voeding, volksspijzigingen De leden van het Hulp- en voedingscommiteit van Mazenzele zijn pastoor Adolphe De Smet, landbouwer Louis Esselens, Frans De Cock, Joannes De Bets (?), Leonard Verdoodt, Frans De Brandt (?) en Albert De Smedt. In 1918 is er ook voor de Volkssoep een comité, met Carolus Van der Straeten, Jan Vereertbrugghen , Jozef De Plas (?) en Antonie De Ridder. De vluchtelingen in Mazenzele krijgen hetzelfde rantsoen levensmiddelen als de inwoners. Van in het begin werden 500 gr. vroege aardappelen per persoon per dag bezorgd. Daarna nog 60 kg. aardappelen tegen 20 fr. per 100 kg. In september 1917 is dat 90 kg aardappelen per persoon voor de rest van het jaar. Enkele vluchtelingen worden onderhouden door het huisgezin waar ze verblijven. Op 19 augustus 1917 meldde de gemeente dat er in Mazenzele geen "volksspijzigingen" gebeurden. Op 14 september van dat jaar schrijft een vluchteling die in de gemeente verbleef en vertrokken was naar Leuven dat men men er slechter leefde dan in Mazenzele, waaraan hij goede herinneringen bewaarde en waar wel voldoende aardappelen te krijgen waren. In mei 1918 vraagt Frans Leopold Rager de tussenkomst van het plaatselijk voedingscomité om meer meel te bekomen. Zout In september 1917 betaalt de gemeente aan de Deutsche Bank 1.002,50 fr voor de aankoop van 15.000 kg (sic) zout . Jan MEEUSSEN |