www
WO I -
Vlaamse Beweging en activisme in onze dorpen.
In de publicatie Getuigenissen van de «andere oorlog». Opwijk en Mazenzele
(en omstreken) 1914-1918, Heemkring Opwijk-Mazenzele, 2004, lezen wij een
nogal uitgebreid hoofdstuk WO I en de Vlaamse Beweging. Deze bijdrage focust
schier uitsluitend over de Vlaamse Beweging onder WO I in 't algemeen, over de
Frontbeweging met de daaruit voortspruitende organisatie van Vlaamse
Oudstrijders (VOS) en over de naoorlogse bepleiting van de Vlaamse zaak, met
inbegrip van de inspanningen voor het aannemen van de amnestiewet.
In de context van deze bijdrage hebben wij uitsluitend over het Vlaamse
Burgeractivisme bij burgers in onze dorpen onder WO I en het daaruit vloeiend
conflict tussen patriotten en activisten.
Enkele definities
Activisme was in de periode van de Eerste Wereldoorlog de benaming voor
het deel van de Vlaamse Beweging dat via de collaboratie met Duitsland een
aantal Vlaamse grieven en zelfs Vlaamse onafhankelijkheid hoopte te
verwezenlijken (maximalisten). Het activisme nam een aanvang met de oprichting
van de groep Jong Vlaanderen in oktober 1914 te Gent. Vrijwel onmiddellijk
splitste een gematigder groep zich af die een federatieve hervorming van België
als het eindpunt beschouwt. De grote meerderheid van de Vlaamsgezinden wees de
houding van de maximalisten af omdat het Belgische vaderland erdoor werd
geschaad. Meer info: noot
(1)
De Flamenpolitik van de Duitse bezettende macht speelde een belangrijke
rol bij het ontstaan van het activisme. Door allerlei vooroorlogse Vlaamse eisen
in te willigen hoopten de Duitsers de Vlaamse bevolking voor zich te winnen. Een
eerste belangrijke verwezenlijking van de Flamenpolitik, was de vernederlandsing
van de Franstalige universiteit van Gent in oktober 1916. Op 21 maart van
datzelfde jaar werd door von Bissing de bestuurlijke scheiding tussen Vlaanderen
en Wallonië doorgevoerd. Meer info: noot
(2)
De Raad van Vlaanderen riep op 22 december 1917 -tegen de zin van de
Duitsers- de onafhankelijkheid van Vlaanderen uit, waarop de bezetter dit
afzwakte tot 'autonomie'.
Op volle toeren draaide de propagandamachine, de enige aanwijsbare activiteit
van Raad. Tegen mei 1918 had hij in 411 Vlaamse steden en gemeenten een comité
of correspondent; het ‘Middenbureel’ in Brussel centraliseerde de inlichtingen
van verklikkers, algemene informatie over de stemming onder de bevolking en
verzoeken van dienstbetoon. Van januari tot en met september 1918 werd het
Vlaamse landsdeel overspoeld met tweeënhalf miljoen activistische pamfletten en
brochures. Alleen al in het eerste trimester van het jaar werden er 469
activistische bijeenkomsten belegd. Het einde van de activistische Vlaamse
Beweging valt samen met het einde van de oorlog. De leiders werden gearresteerd
of gingen in ballingschap. Meer info: noot
(3).
In een vergadering in augustus 1916 van de Opwijkse studentenbond gaf
Felix Buggenhout een overzicht van de Vlaamse zaak: de Walen roepen op tot
bestuurlijke scheiding en samensmelting met Frankrijk la mère-patrie. De jonge
Gentse utopisten ontstaan en hun orgaan De Vlaamsche Post, de activisten met hun
moederorgaan De Vlaamsche Stem en de passivisten met hun orgaan Vrij België. Het
Vlaams wordt misprezen in het leger. Naar het getuigenis van oud-voorzitter Jan
(Van Malderen) draait het Vlaams werk sinds enige maanden goed aan het front. De
Vlamingen zullen na de oorlog een nationale partij moeten vormen en een zuiver
nationalistische politiek moeten voeren.”
Plaatselijke organisatie
Niet zozeer Asse waar drukker-journalist Richard Dieudonné zat, maar vooral
Merchtem speelde een voorhoederol in de verspreiding van het activisme in de
regio. Er waren voor de inval behoorlijk veel verenigingen actief in Merchtem,
maar zoals ook in andere dorpen staakten de meesten hun activiteit tijdens de
bezetting. Onder meer daardoor was er ruimte vrij voor de sympathisanten van
het activisme.
Er werd een afdeling gesticht van het ultraradicale, openlijk anti-Belgische
Jong Vlaanderen op 11 juli 1917, een datum die uiteraard geen toeval was (herdenking
Guldensporenslag van 1302). Het boegbeeld in de gemeente was Jan De Roy
(burgemeester van Merchtem vanaf juni 1918), naast Maurits Sacré (drukker-uitgever
van het activistisch getinte weekblad De Rondagsklok en bediende op het
Ministerie van Justitie) en priester Vaast Bamps. Er waren ongeveer 25 leden met
De Roy als voorzitter en Sacré als secretaris en penningmeester. In het bestuur
zaten ook Jozef en Leopold Verdoodt
(4) uit Opwijk en Petrus Sneppe uit Mazenzele.
Hoe groot de achterban in Merchtem (en omliggende dorpen) was, is moeilijk te
zeggen. Vast staat dat de pamfletten en andere publicaties niet voldoende waren
om achterban te kweken. Wel konden deze activisten een aantal mensen over de
brug halen, vooral door hun dienstbetoon. Honger en gebrek dreven mensen vaak
naar het activisme. Dankzij hun relatie met de bezetter konden ze immers
voordelen en gunsten uitdelen. Een mooi voorbeeld daarvan was de in Duitsland
werkende arbeider Prosper Van Sande van Opwijk. Na een verlofperiode wilde hij
niet meer terug naar zijn werkpiek in Duitsland. Hij wilde eerst trouwen met de
dochter van Frans Boman. Om dat te kunnen had hij activistische voorspraak
nodig. Toen er twee Duitse militairen werden gestuurd om Van Sande aan te
houden, werd er activistische bemiddeling ingeschakeld. Dat ging tot op het
hoogste niveau en de argumenten zijn interessant: Boman was 'een ware Vlaming'
want hij verkocht het activistische dagblad Het Vlaamsche Nieuws. Dus was hij
een 'faveurke' waard. August Borms schreef de Duitse Verwaltungschef om deze
gunst te bekomen. Daarbij wees hij op Merchtemnaar Bamps
(5) die als bemiddelaar was
opgetreden en die hij 'een onzer knapste Vlaamse medewerkers' noemde. Dat
daaraan voor de activistische Propaganda voordeel aan kleefde, sprak vanzelf en
de Verwaltungschef kreeg te lezen: 'Een tegemoetkoming zal in Vlaams opzicht
veelgoeds stichten.' Het zou immers aantonen dat de activisten van Merchtem (en
omliggende dorpen) over macht beschikten.
Op 19 januari 1918 vergaderde te Asse een 'inrichtingscomiteit'. Doel van de
vergadering was een 'gewestelijke Vlaamse vereniging buiten alle partijgeest'
op te richten onder de naam 'Kantonnaal Vlaamsch Verbond'. Dat verbond had
formeel Vlaamse, sociale en culturele doelstellingen maar ook 'het bestrijden
der openbare zedeloosheid en dronkenschap'. Belangrijk was dat uitdrukkelijk
werd vermeld dat het Verbond aangesloten was bij Tak-Payottenland van het
Algemeen Nederlansch Verbond, het ANV. Daarmee werd aansluiting gezocht met
Bamps' vooroorlogse initiatief tot het groeperen van de flaminganten van de
regio. De Merchtemse Jong-Vlaming Willem-Jan De Roy profileerde zich als
voorzitter. Secretaris werd de veldwachter van Sint-Martens-Bodegem Frans Van
den Bosch, schatbewaarder werd Richard Dieudonné. Jos. Verdoodt (Doortstraat)
van Opwijk deed ook mee.
Onder het Kanton Asse werd begrepen: Asse, Bekkerzeel, Liedekerke, Merchtem,
Opwijk, Teralfene, Ternat, Sint-Martens-Bodegem. In die gemeenten hadden de
activisten vooral een voet aan de grond via vertrouwensmannen, 'briefwisselaars'
genaamd. Zij schreven rapporten naar Brussel en brachten de opportuniteiten, de
obstakels, medestanders en tegenstanders in kaart. Zij ontvingen daarvoor 30 of
45 frank per maand.
Tijdens de oorlog waren er in Opwijk ook enige activisten die mee heulden
met de activisten van Merchtem, die aan het hoofd van de beweging stonden in ons
kanton. De drukker Maurits Sacré van Merchtem bevond zich ook bij die
'rustverstoorders'.
Op vrijdag 15 maart 1918 trok de E.H. Walgrave
(6), rustend onderpastoor van Opwijk,
met den 'omnibus' van de Opwijkse voerman Emiel Abbeloos naar Wemmel. Te
Merchtem kwam de activistische drukker Maurits Sacré ook op het voertuig en
weldra begon er een woordenwisseling tussen de E.H. Walgrave en de activist.
Daar deze laatste nogal veel harde waarheden te horen kreeg en zich niet kon
rechtvaardigen, besloot hij zich te wreken. Hij diende een klacht in bij de
Duitsers en de E.H. werd veroordeeld tot een boete van 1000 mark.
Over dit
voorval: zie de
Mededeeling van
Maurits Sacré, dd. 16 maart 1918
Jos. Verdoodt was 'briefwisselaar' in Opwijk. Hij gaf inlichtingen door aan het
Centraal Vlaams Propagandabureel (van de Raad van Vlaanderen) over de al dan
niet Vlaamsgezindheid van de Opwijkse notabelen, over de geest van de bevolking
en over het onderwijs. Er zouden een tiental activisten in het openbaar” zijn
en een zevental in stilte”. Hij organiseerde in Opwijk een volksvergadering
(meeting) op 27 januari en 10 maart 1918 bij de weduwe De Moor in de
Stationsstraat met –volgens hem- 150 en 125 aanwezigen. Op 17 februari werd in
Droeshout een meeting gehouden (ten huize van Emiel Boodts?
(7)). De Droeshoutse pastoor Eugeen Vermeyen ('Zjeppis')
werkte deze wel tegen.
Jos Verdoodt stond ook in voor de verspreiding van propaganda schriften en
plakbrieven en hij bemiddelde bij de Duitse overheid voor het bekomen van
gunsten voor medestanders, onder meer voor maalder Petrus Seg(h)ers.
Uit Mazenzele zijn alleen enkele brieven gekend met verzoekschriften van
inwoners.
De tegenstanders bleven ondertussen actief. Dat de priesters onder de patriotten
daarbij erg boos keken in de richting van hun confrater Vaast Bamps mag
verondersteld worden. Ze hebben hem zonder twijfel in hoge mate
medeverantwoordelijk geacht voor de activistische activiteiten in de streek.
Pijnlijke incidenten konden niet uitblijven, onder meer te aanzien van de
Opwijkse (oud-) onderpastoor Isidoor Walgraeve.
Zie hieromtrent meer in de volgende hoofdstukken van de bijdrage Het conflict tussen
patriotten en activisten. De clerus in het kanton Asse tijdens de Eerste
Wereldoorlog, door Luc Vandeweyer, in Eigen Schoon en de Brabander,
Koninklijk Historisch Genootschap van Vlaams-Brabant en Brussel, 94 ste jg., nr.
3, 2011:
- 5. Merchtem wordt de eerste pion van het activisme in het kanton Asse (pag.
605)
- 6. Een 'Kantonnaal Vlaamsch Verbond' (pag. 612)
Louis Lindemans schrijft in zijn oorlogsdagboek:
Vrijdag 9 Augusti.
E.H. Walgrave tot 1000 m. boet verwezen (zaak Bamps).
Woensdag
23 Aug.
Het
opgeeischt peerd van Verdoodt
Neerveldestraat wordt teruggegeven na het overhandigen van zekeren mysterieuse
brief. Wat al lafheden hebben wij dezen dag gezien!
Het frontblaadje
De Stem uit Opwyck
berichtte (nr. 18, 15-12-1916):
- E.H. Walgrave heeft zijn ontslag gegeven als
onderpastoor, doch is nog in dienst; er zijn te weinig priesters.
In de parochieverslag van Opwijk lezen wij:
De eerw. Heer Walgrave, rustend onderpastoor. Binnen den oorlog waren er in
Opwijck ook eenige aktivisten die meeheulden met de aktivisten van Merchtem, die
aan het hoofd van de beweging stonden in ons kanton. Een drukker van Merchtem
bevond zich ook bij die ruststoorders. Op zekeren dag trok de eerw. Heer
Walgrave met den wagen van den Opwijckschen voerman Emiel Abbeloos naar Brussel.
Te Merchtem kwam de aktivistische drukker dier gemeente ook op het voertuig en
weldra begon er eene woordenwisseling tusschen den eerw. Heer Walgrave en den
aktivist. Daar deze laatste nogal veel harde waarheden te hooren kreeg en zich
niet kon rechtvaardigen, besloot hij zich te wreken. Hij diende eene klacht in
bij de Duitschers en de eerw. Heer werd veroordeeld tot eene boet van 1000 mark.
Voornaamste bronnen en
literatuur:
- |
de definities Vlaamse Beweging, Activisme, Pacivisme,
Flamenpolitik,
Raad van Vlaanderen,… in de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging,
1973/1975 en latere uitgaven, Uitgeverij Lannoo, Tielt en Utrecht.
Er bestaat ook een aangepaste (samenvattende) versie op internet:
http://users.telenet.be/frankie.schram/inl/default.html. |
- |
onder meer het hoofdstuk II. Context – A. Archiefvormer van de
publicatie Het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het
Propagandabureau, Nationaal Verweer
(8), de Nationalen Bond voor de
Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne, 1908-1939
(Inventaris van conglomeraatsarchief van ….) door L. Vandeweyer,
Algemeen Rijksarchief, Brussel, 2012. |
- |
het hoofdstuk Repressie met maat? De omvang en de chronologie van de
strafrechtelijke repressie van het Vlaamse Burgeractivisme na de Eerste
Wereldoorlog, door J. Monballyu, van de publicatie Quand les canons se
taisent. En toen zwegen de kanonnen. When the Guns fall Silent, Akten
van het internationaal colloquium georganiseerd door het Rijksarchief
van België en het Koninklijk Museum van het Leger en de
Krijgsgeschiedenis (Brussel, 3-6 November 2008), Algemeen Rijksarchief,
Brussel, 2010. |
- |
diverse bijdragen in het document De Oorlogskranten, deel 32, in
verband met de bestuurlijke splitsing van België die in het voorjaar
1917 met de hulp van de Duitsers werd ingevoerd. SEGESOMA, 2014. |
- |
de uitgebreide bijdrage Het conflict tussen patriotten en
activisten. De clerus in het kanton Asse tijdens de Eerste Wereldoorlog,
door Luc Vandeweyer, in Eigen Schoon en de Brabander, Koninklijk
Historisch Genootschap van Vlaams-Brabant en Brussel, 94 ste jg., nr. 3,
2011, pag. 307-346. |
- |
de dossiers van de Raad van Vlaanderen, bewaard in het Algemeen
Rijksarchief (Brussel, Ruisbroekstraat). Inventaris:
Het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het
Propagandabureau, Nationaal Verweer, de Nationalen Bond voor de
Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne, 1908-1939, L. Vandeweyer.
Dossiers Mazenzele:
4870. Van Limbergen Eduard, Mazenzele, brief inzake zijn
gevangenisstraf te Vilvoorde. 8 juli 1918.
5156. Van den Brand Lodevicus, Mazenzele, dossier inzake straf wegens
smokkelen. Augustus 1918.
Dossiers Opwijk:
156. Pissens Jozef te Opwijk
183. Verdoodt Leopold te Opwijk.
190.35. Zaak Z.E.H. Verdoodt, Alfons, priester, inzake rel tussen de
families Van Haverbeke en Van Eygem te Opwijk.
1287. Dossiers inzake gemeente Opwijk: verslagen door J.
Verdoodt-Costers voor de periode februari-september 1918, naamlijsten,
volksvergaderingen en vlugschriften. 1918.
1816. Dossiers Opwijk. Januari-augustus 1918.
1979. Dossier 'Opwijk', gemeenten Oostende, Opwijk, Oudergem. 1918.
2241. Dossier 'Van Leeuwen J.', inzake de opening van een danszaal door
Frans Heyvaert te Opwijk. Maart-april 1918.
2248. Dossier 'Opwijk', inzake de klacht van Maurits Sacré tegen
priester Isidoor Walgraeve wegens anti-activistische uitlatingen. Maart
1918.
2590. 'Verdoodt Jos, Doodstraat, Opwijk', brief aan A. Borms inzake
aardappelteelt, de criminaliteit en de toestand van de landbouw. 6 juni
1918.
3551. Hermans Karel, Londerzeel, dossier inzake zijn vraag om twee
afgekeurde legerpaarden te mogen kopen. Hermans leidde het bijkantoor
Londerzeel van de Kolenverdeeling voor Vlaanderen, vroeg aan de Kohlen Zentrale het alleenrecht op steenkoolleveringen in de gemeenten
Londerzeel, Opwijk, Nieuwenrode. Juni 1917-Juli 1918.
4285. De Moor Alfons, Opwijk, dossier inzake de straf wegens smokkel van
alcohol. Januari-oktober 1918.
4314. Gebroeders Sanders Louis en Frans, Opwijk, dossier inzake de straf
voor aardappelsmokkel vanuit Baardegem. Juni 1918.
7392. Seghers-Mathijs P., molenaar te Opwijk, dossier inzake de
kwijtschelding van straf wegens ongeoorloofd malen van graan.
April-augustus 1918.
4824. 'Landbouwers, Opwijk', dossier inzake de vraag om vroeger te mogen
malen omdat de oogst van vorig jaar opgegeten is. Juli 1918.
4873. Groessens Frans, Opwijk, brief inzake de inbeslagneming van een
veld met aardappelen door Duitse soldaten. 22 juli 1918.
5074. Van Sande Prosper, Opwijk, dossier inzake de opgeëiste
dwangarbeider, nu burgergevangene te Alten-Grabow. Met bemiddeling door
priester Vaast Bamps. Augustus-oktober 1918. |
(1)
|
Activisme was in de periode van de Eerste
Wereldoorlog de benaming voor het deel van de Vlaamse
Beweging dat via de collaboratie met Duitsland een aantal
Vlaamse grieven en zelfs Vlaamse onafhankelijkheid hoopte te
verwezenlij-ken (maximalisten). De flaminganten die
samenwerking met de bezetter afwezen, werden door hen
smalend pacifisten (minimalisten) genoemd.
Het activisme nam een aanvang met de oprichting van de groep
Jong-Vlaanderen in oktober 1914 te Gent. Deze groep stond
onder leiding van dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis
Nyegaard.
De benaming Activisme is voor het eerst gebruikt door A.
Jacob in De Vlaamsche Stem van 4 november 1915. Jacob
had het over de tegenstelling tot het Pacifisme van hen die
vonden dat men het einde van de oorlog moest afwachten om
weer aan Vlaamse actie te doen.
De Flamenpolitik van de Duitse bezettende macht speelde een
belangrijke rol bij het ontstaan van het activisme. Door
allerlei vooroorlogse Vlaamse eisen in te willigen hoopten
de Duitsers de Vlaamse bevolking voor zich te winnen. Via
de activisten hoopte men België te kunnen blijven beheersen.
De architect van de Flamenpolitik was gouverneur-generaal
Moritz von Bissing. Ook de opstand van de Zuid-Afrikaanse
Boeren tegen de Britten die in het najaar van 1914 begon, de
zgn. Maritzrebellie, en gelijkaardige verzetsbewegingen in
Polen, Tsjechoslowakije en Ierland zetten veel flaminganten
aan om in het activistische avontuur te stappen.
Terwijl heel wat activistische intellectuelen op cultureel
vlak het humanitair expressionisme aanhingen, leunde het
activisme sociaal-economisch sterk aan bij het Daensisme.
Door de repressieve maatregelen (opeisingen,
voedselrantsoenering, dwangarbeid,...) die de Duitse
bezetter aan de bevolking oplegde, konden de activisten toch
maar op weinig sympathie rekenen bij de Vlaamse bevolking.
Een eerste belangrijke verwezenlijking van de Flamenpolitik,
die gevoerd werd buiten medeweten van de activisten om, was
de vernederlandsing van de Franstalige universiteit van Gent
in oktober 1916, een oude eis van de flaminganten. In
februari 1917 richtte de Duitse regering een
marionettenregering op om het activisme internationale
legitimiteit te verschaffen: de oprichting van de Raad van
Vlaanderen op 4 februari 1917 en de reis van een
afvaardiging van de Raad naar Berlijn op 3 maart 1917. Op 21
maart van datzelfde jaar werd door von Bissing de
geambieerde bestuurlijke scheiding tussen Vlaanderen en
Wallonië doorgevoerd. De Raad van Vlaanderen riep op 22
december 1917 -op ingeven van August Borms en tegen de zin
van de Duitsers- de onafhankelijkheid van Vlaanderen uit,
waarop de bezetter dit afzwakte tot 'autonomie'. Dit werd
begin 1918 goedgekeurd via een referendum waar maximum
50.000 Vlamingen aan deelnamen.
Ondertussen waren de opvattingen geëvolueerd in de zin dat
de meest realistische activisten hoopten en speculeerden op
een vrede door vergelijk. Zij dachten dat 'een Vlaamse
aanwezigheid' bij die onderhandelingen een kans kon maken en
dat de Duitsers het 'Vlaamse voldongen feit' aan de
conferentietafel zouden kunnen verdedigen. Men verwees ook
naar de Amerikaanse president Wilson die op 3 januari 1918
over het zelfbeschikkingsrecht der kleine volkeren
had gesproken. Het werd een grote desillusie.
Het einde van de activistische Vlaamse Beweging valt samen
met het einde van de Eerste Wereldoorlog. Op 11 november
1918 en volgende dagen werden te Gent huizen van activisten
geplunderd. Het Studentenhuis aan de Sint-Pietersnieuwstraat
werd bijna in brand gestoken door een woedende menigte. De
leiders werden gearresteerd of gingen in ballingschap. Deze
laatsten werden meestal bij verstek ter dood veroordeeld.
De Vlaamse Beweging groeide verder uit de twee andere
takken: de pacivisten en de Frontbeweging, ook al bestond er
soms overlapping tussen de verschillende strekkingen.
(Samenvatting en aanvulling van Activisme, in WikipediA,
De vrije encyclopedie, op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Activisme_(België).) |
(2)
|
Flamenpolitik (Vlamingenbeleid) is het begrip dat het
beleid aanduidt dat de Duitsers in België voerden tijdens de
bezetting van België in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.
Het doel was de Vlaamse bevolking te overtuigen om zich aan
de zijde van de Duitsers te scharen en zo de greep op het
bezette België te vergroten.
Hiertoe maakten de Duitsers gebruik van de spanningen
tussen Franstaligen en Vlamingen en het wantrouwen van de
laatsten jegens het verfranste Belgische bestuur. Vooral de
taalstrijd was een doorslaggevend argument: het Frans had
sinds het ontstaan van België een bevoorrechte positie en
het gebruik van het Nederlands werd door de burgerij zo veel
mogelijk geweerd.
Onder de Eerste Wereldoorlog.
De politiek van de bezetter
bestond erin gunstige maatregelen te nemen voor de Vlamingen
in het algemeen en het Nederlands in het bijzonder. Dit
initiatief, vormgegeven door gouverneur-generaal Moritz von
Bissing, ingegeven uit eigenbelang, leidde tot het ontstaan
van het Vlaamse activisme.
De gevoerde politiek was weinig
consistent. Enerzijds was het streven België als economische
zone aan Duitsland te hechten middels een protectoraat,
anderzijds was er een pangermanistisch-geïnspireerd streven
om Vlaanderen voor zich te winnen, en later samen met
Nederland en Oostenrijk-Hongarije een Groot-Duitsland te
vormen, maar bij het minste of geringste vredessignaal van
de Belgische koning Albert I deed Duitsland evengoed elke
concessie aan de Jong-Vlaamse beweging weer ongedaan, in de
hoop daarmee de "koning achter de IJzer" voor zich te winnen
en zodoende een wig te drijven tussen het Verenigd
Koninkrijk en Frankrijk.
Toch werden culturele eisen
ingewilligd; zo werd de Universiteit Gent in oktober 1916
volledig vernederlandst, waardoor de eerste Nederlandstalige
universiteit in België tot stand kwam. Ook het burgerlijk
bestuur werd in maart 1917 volledig gesplitst in een
Nederlandstalig, Vlaanderen, en een Franstalig, Wallonië,
deel. Na de Eerste Wereldoorlog werden de meeste Duitse
maatregelen echter teruggedraaid.
Uit Flamenpolitik, in
WikipediA, De vrije encyclopedie, op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Flamenpolitik. |
(3) |
Raad van
Vlaanderen
Uit de aangepaste (samenvattende)
versie op internet:
http://users.telenet.be/frankie.schram/inl/default.html:
Al in oktober
1914 was in bezet België een eerste collaborerende
organisatie ontstaan, Jong Vlaanderen genaamd. Zij
rekruteert bij radicale Vlaamsgezinden die al voor de oorlog
de eis tot administratieve splitsing van België van de
Waalse beweging hadden overgenomen. Met de steun van
Duitsland willen zij nu een onafhankelijk Vlaanderen bekomen
onder Duitse voogdij. Vrijwel onmiddellijk splitst een
gematigder groep zich af die een federatieve hervorming van
België als het eindpunt beschouwt. Beide collaborerende
kampen hebben gemeen dat ze met de steun van de Duitse
bezetter actief Vlaamsgezinde eisen willen realiseren.
Vandaar dat zij zichzelf activisten noemen. De grote
meerderheid van de Vlaamsgezinden wijst hun houding af omdat
het Belgische vaderland erdoor wordt geschaad. Deze loyale
Vlaamsgezinden worden door de activisten smalend pacifisten
genoemd, omdat zij de geboden kansen niet willen grijpen.
Het kleine groepje intern verdeelde activisten kan maar enig
gewicht in de schaal leggen dankzij Duitse steun. De
bezetter is enkel geïnteresseerd in het activisme voor zover
het een pionnetje kan zijn op het grote militairdiplomatieke
schaakbord. De hertekening van de Europese kaart wordt in de
allereerste plaats aan het front beslist, maar ook via
onderhandelingen. Een Duitsgezinde Vlaamse
onafhankelijkheidsbeweging kan interessant zijn aan de
onderhandelingstafel. In het neutrale Nederland kan
Duitsland er steun mee winnen bij mensen die het idee van
een aanhechting van Vlaanderen bij Nederland koesteren.
Aan Duitse
kant is er echter geen eensgezindheid over de meest
opportune 'Flamenpolitik'. In legerkringen is men gewonnen
voor een simpele annexatie en steun aan het radicale Jong
Vlaanderen. Aan regeringszijde opteert men voor een
voorzichtiger strategie die rekening houdt met een Europese
vrede na onderhandelingen. De bedoeling is de Duitse invloed
naar het Westen op te schuiven.
Beide opinies over de 'Flamenpolitik' zijn in België zelf
aanwezig. Het bezette land is opgedeeld in twee zones: het
Etappengebied achter het front in West en Oost-Vlaanderen
bestuurd door militairen enerzijds en de rest van bezet
België bestuurd door een burgerlijke Gouverneur-generaal
anderzijds. Tot 1917 is dat Moritz von Bissing. Hij is het
die een plan lanceert om het activisme uit zijn isolement te
halen. Op 31 december 1915 maakt hij bekend dat de Gentse
universiteit vernederlandst zal worden. Vooraanstaande
Vlaamsgezinden die hier al lang voor de oorlog voor
ijverden, reageren afwijzend op de 'von Bissinguniversiteit'.
Toch zijn er heel wat Vlaamsgezinden die zich engageren,
onder andere aangelokt door de mogelijkheid van een
academische carrière.
Uit het milieu van activistische professoren ontstaat in
1917 de Raad van Vlaanderen, een officieus
vertegenwoordigend lichaam van het Vlaamse volk. De Raad
onderhandelt met de bezetter over een toe-komstig statuut
voor Vlaanderen, maar is intern verdeeld over
onafhankelijkheid en federalisering. Op 21 maart 1917
kondigt von Bissing de federalisering van België aan, maar
eind 1917 roept de Raad van Vlaanderen de Vlaamse
onafhankelijkheid uit. Veel praktische gevolgen hebben deze
demarches niet. De Raad probeert zich enkel tot officieel
vertegenwoordiger van Vlaanderen op te werpen om deel te
kunnen nemen aan eventuele vredesonderhandelingen na de
oorlog. Hiervoor ontbeert hij echter elke legitimiteit
aangezien het activisme uitgespuwd wordt door de bevolking.
Op bevel van de bezetter ontbindt de Raad zich. Na een
zogenaamde volksraadpleging die allesbehalve democratisch
verloopt, wordt in 1918 een tweede Raad van Vlaanderen
opgericht. Het blijft een machteloos praatkabinet.
Uit de publicatie
Het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen, het
Propagandabureau, Nationaal Verweer, de Nationalen Bond voor
de Belgische Eenheid, Jacques Pirenne en Henri Pirenne,
1908-1939 (Inventaris van conglomeraatsarchief van ….)
door L. Vandeweyer, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 2012:
Bevoegdheden
en activiteiten
De Raad van Vlaanderen en de administratie en de
instellingen in haar marge, had de ambitie de motor te zijn
van een Vlaamse staatsvorming, zij het dan als
satellietstaat onder de hoede en bescherming van de Duitse
grootmacht. Zij was actief op alle terreinen die daartoe
konden bijdragen. Zij creëerde daarvoor medestanders en
probeerde tegenstanders uit te schakelen.
Zij voerde propaganda, verzamelde inlichtingen, deed aan
dienstbetoon, zorgde voor banen en voordelen, was
tussenpersoon ten aanzien van de bezetter, enzovoort. Zij
bereidde ook het uitvaardigen van nieuwe wet- en regelgeving
voor als voorbereiding op de creatie van het autonome
Vlaanderen.
De naoorlogse Nationalen Bond voor de Belgischen Eenheid
ageerde als een politieke drukkingsgroep die probeerde
afbreuk te doen aan de Vlaamse beweging. Daarvoor werd het
archief van de Raad van Vlaanderen ingezet.
Organisatie
De 'Raad van Vlaanderen' profileerde zich als een
proto-parlement, commissies inbegrepen.
De ondertussen in de administratie benoemde activisten waren
meestal tegelijkertijd ook actief in de propaganda of in een
commissie.
Daarnaast waren er semi-autonome administraties in de vorm
van: Het Persbureau. Het Propagandabureau met hiërarchisch
georganiseerde buitendiensten en inlichtingenagenten, de
zogenaamde 'vertrouwensmannen' en 'briefwisselaars', tot op
gemeentelijk niveau. De administratie van Nationaal Verweer
die zich op dienstbetoon, op inlichtingengaring en op het
organiseren van een repressie-apparaat toelegde.
In de marge van de Raad, vaak in een gemeentelijke of
regionale context, werden gouwraden en verenigingen
opgericht die als mantelorganisaties functioneerden. Zij
moesten de propaganda omkaderen en bestendigen en een
machtsbasis bieden aan leden van de Raad van Vlaanderen en
het personeel van het propagandabureau.
De Raad van
Vlaanderen werd opgeheven begin november 1918. |
(4) |
Joseph Alfons Verdoodt, ° Opwijk 14-06-1861, landbouwer, x
Opwijk 26 december 1883 Octavie Costers, Opwijk †
15-05-1934. Schoonvader van Emiel Boodts. |
(5) |
Gaston Albertus Florimondus Franciscus 'Vaast' Bamps, °
Merchtem 04-01-1880, zoon van dokter Denis en Antonia
Walravens, priester, † Wemmel 09-12-1954. Priester.
Achtereenvolgens professor te Jette, onderpastoor in
Kalmthout,
Teralfene en Oude-God (Antwerpen), professor in de H.
Schrift aan het Grootseminarie in Birmingham, aalmoezenier
van de Belgische vluchtelingen in Frankrijk, aalmoezenier in
het pensionaat te Heer-Agimont en kapelaan van Heer-Agimont.
Zijn benoemingen in Frankrijk en in Wallonië waren een soort
straf omwille van zijn Vlaamsgezindheid. Om het eind van
zijn leven was hij totaal verkommerd en Henri De
Keersmaecker, toenmalig burgemeester van Wemmel, haalde hem
terug om Vaast bij hem te verzorgen en te laten inwonen.
Voornaamste bron: Gemeente Merchtem. Familiereconstructie
1596-1900, Deel 1, door Hedwig Vertonghen en Pol Feytens,
Heemkring Soetendaelle, 2004, Deel 1, pag . 32, nr. 187.
Auteur van Oud-België ten tijde van Julius Caesar of Eenige
geschiedkundige beschouwingen over het land en volk der
Vlamingen voor 2000 jaar, door Vaast Bamps. - Merchtem:
Drukk. Sacré-De Buyst, 1917. |
(6) |
Isidoor Walgrave, ° Gent 30-11-1872, onderpastoor in
Waver-Sint-Augustinus, in Hingene, in Rillaar en in Opwijk
1907-1917, pastoor in Bekkerzeel 1917-1927 en in
Merchtem-Peizegem 1927-1934, rustend pastoor te Diegem-Lo, †
Grimbergen 19.6.1942.
Onder de laatste oorlogsjaren, tot 1917, rustend
onderpastoor in Opwijk. Hij woonde dan in 't Gasthuis.
|
(7) |
Het Nationaal Verweer was een
autonome administratie van de Raad van Vlaanderen dat zich
specifiek bezig hield met dienstbetoon, op inlichtingengaring en het organiseren van een
repressieapparaat. De leiding ervan berustte bij August
Borms. |
(8) |
Jozef Emiel Boodts, ° Merchtem 15-04-1882, zoon van Joannes
Ludovicus en Anna Maria De Munter, x Opwijk 26 juni 1920
Maria Leontine Verdoodt, † Asse 07-03-1969.
Emiel Boodts werd na de oorlog (1920) de schoonzoon van
Joseph Alfons Verdoodt (Doortstraat). |
|