WO I - De burgerslachtoffers.
Wij vermelden hier enkel de dodelijke slachtoffers die rechtstreeks door de (mis)daden van de Duitsers of andere oorlogsomstandigheden zijn gestorven. De mensen die wellicht vroegtijdig stierven door armoede en honger, nadelige hygiënische toestanden ten gevolge van de oorlog,..., of misschien van schrik onder meer door Duitse controles (en achtervolging) worden hier niet besproken. Naast de dodelijke slachtoffers vielen er ook enkele gekwetsten, met soms handicaps voor de rest van hun leven, veelal na schietpartijen door de Duitsers bij onder meer enkele smokkelzaken. Opwijk In het werk Onze helden. Gestorven voor het vaderland door René Lyr (onder redactie van-), Nationale uitgeverij, Brussel, 1931, Vierde deel: Lijst der burgers ter dood veroordeeld of als slachtoffer gevallen voor het vaderland, wordt vermeld voor Opwijk: De Keersmaecker, F.-X.; Lambrechts, Philemondus; Marievoet Jean-Baptist; Schouppe, Frans. Frans De Keersmaecker Over de oorlogsgebeurtenissen op 't Eeksken en de grens met Buggenhout en over de aanhouding door de Duitsers van burgers en de moord op Frans De Keersmaecker leest men reeds uitvoering in de hoofdstuk De eerste oorlogsweken. Onze dorpen in de vuurlinie, met verwijzing onder meer naar Het oorlogsdagboek van Louis Lindemans 1914-1918, De verslagen van de parochiepastoors, Het oorlogsboek van het Davidsfonds, het frontblaadje De stem uit Opwijck,... De overlijdensakte van Frans De Keersmaecker in de Burgerlijke Stand van de gemeente Opwijk luidt als volgt: AKTE VAN OVERLIJDEN Nr 83
Ten jare duizend negenhonderd en
veertien, den negenentwintigsten september om acht en half ure voormiddag,
zijn voor Ons Emiel De Coster, schepen gedelegeerde, Ambtenaar van den
Burgerlijken stand der gemeente Opwijck, Arrondissement Brussel, Provincie
Brabant, verschenen Jan-Baptist Hermus oud eenenveertig jaren, beroep
veldwachter, wonende te Opwijck, kennis van den overledene, en Victor
Rombouts, oud zevenendertig jaren, beroep politiecommissaris, wonende te
Opwijck, kennis van den overledene, dewelke ons verklaart hebben dat den
zevenentwintigsten september duizend negenhonderd en veertien om acht uur
's avonds, op den steenweg van Vilvoorden, te Opwijck, gehucht Klei, nabij
het woonhuis nummer achtenveertig, door de duitsche troepen met het geweer
is doodgeschoten: FRANCISCUS-XAVERIUS DE KEERSMAECKER, landbouwer, oud
tweeenvijftig jaren, vier maanden, vierentwintig dagen, geboren te
Buggenhout en woonende te Opwijck, weduwenaer van Maria-Paula De Cock, zoon
van wijlen Eduardus De Keersmaecker en van Henrica-Sophia Vermeir,
landbouwster oud negenentachtig jaren, woonende te Buggenhout. Na voorlezing
dezer akte opgesteld en in dubbel ontvangen te hebben, hebben de beide
komparanten met ons geteekend. Frans De Keersmaecker is het enige Opwijkse of Mazels burgerslachtoffer waarvan in de officiële overlijdensakte gemeld wordt dat hij gestorven is door oorlogsomstandigheden (vermelding 'Stierf voor België'). Het herinneringskruis (ongelukskruis) voor Frans De Keersmaecker op de plaats waar hij op 26 september 1914 door de Duitsers werd neergeschoten, langs de zuidzijde van de steenweg op Vilvoorde (kant Mansteen) werd in de nazomer van 2000 stuk gereden, wellicht bij het maaien van de bermen. Het geheel van het monument was in drie stukken gebroken, met een breukvlak juist boven de sokkel en het andere onder de kruisarm. De drie delen waren nog aanwezig. De Heemkring Opwijk-Mazenzele drong bij het gemeentebestuur aan op restauratie van het arduinen kruis, waarbij het kruis best ook iets hoger geplaatst worden. In de loop van de jaar werd de steenweg en de zijberm ietwat verhoogd zodat het onderste deel van de sokkel (met een deel van de tekst) in de grond kwam te zitten. In de loop van 2001 werden de brokstukken door de gemeentelijke diensten naar de gemeentelijke opslagplaats (Processiestraat) overgebracht. Uiteindelijk werd het kruis niet gerestaureerd. In de zomer 2003 werd het kruis dan heropgericht. De sokkel van het oorspronkelijk kruis werd herplaatst. Hierop bevestigde men een oud gietijzeren grafkruis afkomstig van een kerkhof, bij middel van een zichtbare betonblok (als verankering van het ijzeren kruis op de sokkel in blauwe hardsteen). Het geheel (sokkel + tussenblok + kruis) is merkelijk hoger dan het oorspronkelijke. De oude teksten van respectievelijk kruis en sokkel werden aangebracht op 2 nieuwe marmeren platen. Het geheel van het heropgericht herinneringskruis oogt op het eerste zicht misschien wel betrekkelijk mooi, maar door het oorspronkelijk kruis niet te restaureren en herop te richten op zijn oorspronkelijke plaats verloren wij hier opnieuw een deel van ons authentiek collectief historisch erfgoed. Op 27 september 1914 kwamen door de oorlogsomstandigheden vier burgers om te Peisegem. Eén van hen was een Opwijkenaar van geboorte: Lodewijk Karel Luypaert, ° Opwijk 06-05-1875, zoon van Paulus en Maria Theresia Moens, x Peisegem 20-02-1912 Maria Juliana De Raes, † Peisegem. Zie hieromtrent ook - de Verslagen van de parochiepastoors - Peisegem, pag. 259-260. - 27 september 1914: Zwarte Zondag voor Peisegem!, door Raf Asselman, in Merchtem ons dorp I, pag. 160-162, Merchtem 1996. - Familierecontructie Merchtem 1596-1900, door Hedwig Vertonghen en Pol Feytens, pag. nr. 927, nr. 5869. Op 6 februari 1919 schreef het Opwijks gemeentebestuur volgende brief aan de gouverneur van de provincie Brabant:
N° 357 Opwijck, 6 Februari 1919. Mijnheer de Gouverneur, Als gevolg op uwen omzendbrief van 1 Februari, n° 16033-5, afd. n° 8007, hebben wij de eer U te melden dat in onze gemeente niemand ter dood veroordeeld of tot levensdurenden dwangarbeid veroordeeld is door de bezettende overheid. Er is enkel in het begin van den oorlog een persoon door de duitsche soldaten doodgeschoten. Het is Frans De Keersmaecker, landbouwer, wonende te Opwijck, geboren 2 Mei 1862, doodgeschoten den 26 September 1914. Ontvang, Mijnheer de Gouverneur, de verzekering onzer hoogachting. De Burgemeester (get.) B. De Smedt Mijnheer de Gouverneur der provincie Brabant, Brussel. Frans Schouppe Het dagboek van Louis Lindemans vermeldt: Dijnsdag 27 Juni [1916]:Dezen avond, rond 7 ½, wordt de zestienjarige kleinzoon van Frans Ringoot, op Nijverseel (Luik) door eenen D. doodgeschoten. De kleine had de vermaning van den D. waarschijnlijk niet begrepen. Vrijdag 30 Juni: Begrafenis van het slachtoffer van Nijverseel. In het Opwijks frontblaadje "De stem uit Opwijck" nr. 20 van 25 januari 1917 lezen wij, in Nieuws uit Opwijck: De drie volgende personen kwamen op een vreeselijke wijze aan hunnen dood: Philemon Lambrechts, echtgenoot van Josephina Leemans (Nijvl), de 13-jarige zoon van Fransoo uit Rome en de 7-jarige zoon van Wieze Zwagers. Een ongeluk? Wij weten geene bijzonderheden. De jongen Frans Schouppe staat niet vermeld in de akten van de Burgerlijke Stand van de gemeente Opwijk, noch bij de geboorteakten, noch bij de overlijdensakten. Wij vinden hem wel terug in de bevolkingsregisters 1911-1920, als Schouppe Frans, ° 17 februari 1902, kleinzoon van het gezinshoofd Joannes Frans Ringoot (° Opwijk 20-10-1853) x Opwijk 23-02-1880 met Therésia Vanderstraeten (° Opwijk 29-09-1859). Zij woonden in de Nijverseelstraat, toenmalig nr. 66. Het gezin Ringoot-Vanderstraeten had blijkbaar 8 kinderen, geboren tussen 1881 en 1902 (4 meisjes, 4 jongens). Wij vermoeden dat het jonge slachtoffer Frans Schouppe de zoon was van de oudste dochter Hortensia Carolina, ° Opwijk 20-08-1881. In 1916 woonden nog 3 kinderen in het gezin: Joannes Franciscus (° 20-11-1892), Alphonsius Joannes (° 24-04-1899) en nog een dochter (° 1902). De moeder van de jonge Frans Schouppe woonde dus niet in het gezin. De jongen Frans Schouppe staat in het bevolkingsregister bij het gezin Ringoot-Vanderstraeten wel vermeld als overleden op 27 juni 1916 . In het oorlogsdagboek van Louis Lindemans lezen wij ook nog: Vrijdag 4e Januari 1918 Vrouw Herrebout (Breestraat) aan de grens door de D. geschoten († eenige dagen later). Catharina Antonia Hofmans, x Jan Heirbaut, Lebbeke. Haar bijnaam was 'booterbille'
omdat zij geregeld boter smokkelde onder haar wijde rok. Zie
Tijdschrift Heemkring Lebbeke, 2de jg. nr. 1, maart 1990, pag. 2-9, Jan Marivoet, op weg naar Baerdeghem, door de D. in den arm geschoten († eenige dagen later). om
Jan-Baptist Marievoet, ° Opwijk 15-02-1868, metser, x Opwijk 01-05-1895
Hortensia De Rop, wonende in de Kalkestraat. Hij overleed te Opwijk op
24-01-1918.
In het gemeentelijk register Overlijdensoorzaken staat
vermeld: 'Verwondingen'. Zie ook de bijdrage De weeskinderen 'Marievoet'. Maandag 21e Januari. Louis Van de Male, oud onderwijzer van Baardeghem, sterft schielijk (misschien van schrik) aan de grens Baardeghem-Opwijck, in eene herberg waar hij gevlucht was. Hij woonde in Opwijk en was muziekmeester (dirigent) van de Harmonie De Volherding. Moord op Philemon Lambrechts en op Petrus Joannes Hermus In het weekblad De Volksstem (1) van zaterdag 21 april 1920 lezen wij: ASSISENHOF VAN BRABANT. Tijdens de Duitsche bezetting verbleef een
genaamde Karl Bockstein, geboren te Crefeld in 1879 als landstormsoldaat te
Opwyck.
1. Op 2e Oogst 1916, tusschen 9 en 10 uur 's avonds schoot Bockstein op de baan van Opwyck naar Lebbeke zekeren Philemon Lambrechts (2) neer en liet hem onverzorgd op de baan liggen, zoodat het slachtoffer koud vuur (3) in de wonde kreeg en bezweek aan zijn verwondingen op 17 Oogst. (4) 2. Op 21 September 1916 bood hij zich ten huize der echtgenooten Hermus te Opwyck aan (5) om er eene huiszoeking te doen. Het achtjarig zoontje Hermus beweerde van geen Duitscher schrik te hebben, waarop de ellendeling het knaapje neerschoot, zoodat het op den slag dood bleef (6). De kogel trof ook nog een meisje dat zich aldaar bevond. Voor deze tweede moord werd Bockstein door den Duitschen Krijgsraad van Brabant tot drie maand gevang veroordeeld. Het was de broeder van Lambrechts, soldaat
in het bezette gebied
(7), die den moordenaar te
Crefeld herkende en hem door de Veiligheidspolicie deed aanhouden. BOCKSTEIN spreekt vloeiend Vlaamsch; het Fransch kent hij niet; hij wordt ondervraagd met behulp van een tolk. Hij bekent dat het stuk der policie van Crefeld waar is, dat meldt dat hij voor den oorlog eens wegens brutaal optreden en een tweede maal wegens ophitsing tot staking werd veroordeeld. Nooit deed hij werkelijke dienst in het
Duitsche leger. Hij werd slechts in België gebruikt te Leuven, te Ternath en
Opwyk. Hij had twee voetgangers en twee zijner makkers hadden een wielrijder aangehouden, deze was Lambrechts. Beklaagde bracht de drie personen naar de wacht. Op een bepaald oogenblik sprong Lambrechts op zijn velo en wou vluchten. De Duitscher schoot op de vluchteling, die zich op 15 m. afstand bevond. Volgens de dokter was de afstand slechts 5 meters. Lambrechts viel neer, hij was aan de dij getroffen. Wat de kleine Hermus betreft, beklaagden heeft nooit het voornemen gehad hem te dooden noch te kwetsen. Het is een ongeval al spelende gebeurd. Het jongetje had al lachende gezegd dat hij
niet bang was van den Duitscher van wien het een appel gekregen had. Bockstein nam het geweer van eenen gendarm; op zijn onverwachts ging het schot af; beklaagde weet niet hoe het kwam dat de veiligheidspal niet was omgezet. De ochtendzitting is afgeloopen om 12.30. HET GETUIGENVERHOOR Dr WYNANTS (8) heeft Lambrechts verpleegd. Deze lag op straat toen hij aankwam, geroepen door een Duitschen soldaat. De ongelukkige is aan koudvuur in de wonde overleden. Waarschijnlijk waren het kogels van een bizondenren aard. BEKLAAGDE ontkent dat. Dr. Wynants heeft ook de kleine Hermus verzorgd. De kogel is van onder naar boven door het lichaam gegaan, heeft 't hart geraakt en heeft daarna nog de zuster van het slachtoffer gewond. Het is mogelijk dat het drama zich voordeed zooals beklaagden verklaard heeft. Mevr. Wwe. LAMBRECHTS zegt dat toen zij bij het lijk van haar man aankwam, Bockstein in 't Vlaamsch zegde: ik heb geschoten. Die duivelsche Belgen! Ik zal er nog neerschieten. Vooraleer te sterven had haar man gezegd
dat men zonder waarschuwing op hem geschoten had. Mevr. HERMUS, de moeder van het gedoode
jongetje zegt, zegt dat Bockstein op zoek was naar een smokkelaarster, toen
hij bij haar aankwam. Het jongetje heeft hem gezegd: Booze Duitscher, ge
moogt hier niet binnen!
Het ongeluk met de munitie op d’Hulst, 23 februari 1919 Het was voorzeker niet de eerste keer dat de achtergelaten Duitse munitie in het Hulstbosje de aandacht en de nieuwsgierigheid trok van kinderen. Zo ook op zondag 23 februari 1919, vab enkele Jongens van Hulst en Droeshout, als zij terugkwamen van de zondagsschool. Opeens een hevige knal. Frans Buyl was een duim kwijt, vier anderen waren er veel erger aan toe, en stierven aan hun verwondingen onmiddellijk of in de eerstvolgende uren: Karel Robberecht, 12 jaar; August De Ridder, 11 jaar; Louis Van Handenhoven, 13 jaar; en August Verdoodt, 13 jaar. In het weekblad Gazet van Assche, 34e jaargang, nr. 20 van zondag 2 maart 1919 las men hierover het volgende: Een ontploffing te Opwijck. – Tusschen Hulst en de Haenhofstraet, te Opwijck, hadden de Duitschers, in een beekje, een hoop granaten achtergelaten. Niettegenstaande met woord en beeld de aandacht der jeugd gevestigd is op het gevaar der onplofbare tuigen, speelde een bende kinderen van 10 tot 15 jaar met de doodende projectielen. Zij wilden de koppen afschroeven, om er het buskruit uit te halen. Het onvermijdelijke gebeurde: Een granaat ontplofte. De geweldige knal werd de gemeente door gehoord. Dadelijk snelde men ter plaatse van het ongeluk. Een afgrijselijk schouwspel trof het oog: Vier arme kinderen lagen dood ten gronde en vijf andere waren vreeselijk gekwetst; hun leven is in gevaar. In het gemeentelijk boek Registre des causes de décès (doodsoorzaken) lezen wij voor de vier kinderen 'Explosion d’ un obus allemand' (Ontploffing van een Duitse obus). Dat er na dit vreselijk ongeluk nog her en der in de gemeente oorlogmunitie lag getuigd volgend schrijven van 19 mei 1919 van het Opwijks gemeentebestuur aan de Procureur des Konings: N° 462
Munitions Opwijck, le 9 Mai 1919. Mazenzele Josephus Van Limberghen In het oorlogsdagboek van Louis
Lindemans uit Opwijk lezen wij hierover, op datum van zondag 14 november
1915: "Een man van Mazele, vader van 7 kinderen, door de D. mishandeld en
vermoord te Assche". Antonia Du Bois In de nacht van 13 op 14 oktober 1918 werd Antonia Du Bois, 72 jaar (° Mazenzele 29-01-1846, weduwe van Petrus Timmermans) door onbekenden vermoord. Zij woonde in 't dorp. Zonder bewezen te zijn, is er een vermoeden dat zij door aftrekkende Duitse soldaten om het leven werd gebracht. Ongeval met munitie in Mazenzele In het weekblad Gazet van Assche van zondag 8 december 1918 lezen wij: Vreeselijk ongeluk. – Verleden Zaterdag is een erg ongeval gebeurd te Maxenzele. Eenige jongelingen dezer gemeente kwamen dagelijks nanoen hun rustuur doorbrengen in de smidse der kinderen de Maeseneer. Verleden Zater-dag kregen zij het gedacht een deel van een kanonbal in het vuur te doen smelten. Nauwelijks kwam het tuig met het vuur in aanraking of er had eene vreeselijk ontploffing plaats. Een der jongelieden Jozef De Ridder werd het hoofd verbrijzeld en bleef op slag dood. J. De Maeseneer en Fr. Timmermans bekwamen eene erge wonde die hun leven in gevaar stelde. De smidse van Franciscus De
Maeseneer (x Maria Théresia Van der Borght) was gelegen aan de Vossestraat,
rechtover de huidige Sultveldstraat, dus op grondgebied Asse.
|