De eerste oorlogsweken. Onze dorpen in de vuurlinie.
De mobilisatie, de laffe inval van de Duitsers in ons land, de ongelijke strijd van het Belgische leger, de gewelddadige opmars van het Duitse leger, de gruwel in diverse steden en gemeenten (ook in Dendermonde, Sint-Gillis, Lebbeke,...), de vluchtelingenstromen heen en weer, de legers in onze dorpen, de diverse verwoestingen en opeisingen, de gevechten tussen 't Eeksken en Opstal, de ravages op 't Eeksken, de moord op Frans De Keersmaecker,…: de rampzalige nieuwsfeiten volgden mekaar vlug op in de eerste weken van de oorlog (begin aug.-midden okt. 1914.).
Summiere kroniek aug.-okt. 1914
Eind juli 1914 kregen de eerste dienstplichtigen
hun oproeringsbrief om naar de kazerne te vertrekken. Op zaterdag 1 augustus
om 4 uur 's morgens werd in
Mazenzele de alarmklok
geluid om de 5 klassen van
’t leger binnen te roepen. Enige dagen
daarna nog 3 klassen. Na het Duits ultimatum aan België volgden nog 3 klassen. Op 23 augustus werden op de kassei van Nijverseel 11 Uhlanen nagezet door 31 Belgische soldaten, doch zonder gevolg, tenzij dat een vrouw onderweg gekwetst werd door een kogel in de arm. De volgende dagen hoorde men kanongebulder en in de lucht zag men vliegtuigen en zeppelins. Duitse patrouilles kampeerden op de Klei en in een bos op Nijverseel. Er waren veel schermutselingen met Belgische patrouilles. ’s Avonds op 2 september kwamen een 300 tal Duitsers van Merchtem en begaven zich naar het station. Een deel trok verder terwijl de overigen het station binnengingen. Weldra hoorde men een tiental hevige knallen. De Duitsers hadden de brandkas in het station en 4 semaphores doen springen. Rond 9 uur trokken ze terug. Van 2 1/2 uur tot 10 uur 's avonds op 3 september trokken Duitse troepen langs Nijverzeel naar Lebbeke en verder naar Dendermonde. Dynamiteren van de torenspits van de kerk van Mazenzele In de onclick="Popup_rechts(this.href,'name','750','1500','yes');return false" target="popup" href="../Bronnen/parochieverslagen/parochieverslag_mazenzele-t.htm">Verslagen van de parochiepastoors over de oorlogsgebeurtenissen, beschrijft pastoor Octaaf De Smedt hoe op donderdag 3 september de torenspits van de kerk van Mazenzele door de Duitsers opgeblazen werd : Op donderdag 3 Sept. rond 2 ure komt een Duitsch officier met 2 soldaten in de pastorij de sleutels der kerk vragen. De meid gaf ze hun. Onmiddellijk kwamen de 2 soldaten terug en eischten den pastoor om mee te gaan naar den toren. Op het kerkplein gekomen, zag ik daar ruim 30 Duitschers staan met het geweer, gereed om te schieten. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen was. Ik volgde de 2 soldaten tot in den toren, waar de officier bezig was met het poeder en de dynamiet in den klokkenstoel te plaatsen. De officier gaf ons bevel naar beneden te gaan. Daar zegden de 2 soldaten: 'te Leuven hebben wij vele priesters erschossen. - Waarom? - De burgers op ons geschoten, en de priesters daar de schuld van.'Wanneer de officier zijn duivelsch werk voltrokken had, is hij naar de pastorij terug gekomen en zegde: 'Ik heb het bevel gekregen uwe klokken te vernietigen, omdat er geluid wordt om onze aankomst aan den vijand bekend te maken.' Ik antwoordde: 'Sedert zondag zijn de klokken niet meer geluid, zelfs niet voor de Mis.' Daarop zei hij: 'Oui, mais c’est la guerre, l’ordre est donné par le Général, je dois faire mon devoir.' De officier vertrok. Daar de toren niet sprong, zijn 4 soldaten terug er op geklommen, en waarschijnlijk hebben ze de lont die uitgegaan was, terug aangestoken en wat meer dynamiet bijgelegd. Op éénen sprong waren ze buiten en liepen weg en op 't zelfde oogenblik ontploft de dynamiet met zulke geweld en gedaver, dat ik meende dat de pastorij ook instortte. Gansch de spil van den toren is in de lucht gevlogen, de klokkenstoel is geheel verbrijzeld, een gedeelte van 't gewelf der kerk is ingestort. Gelukkiglijk zijn de klokken niet gebersten. Schade geschat 20.000 fr. In 1919 werd door architect A. De Buck een bestek opgemaakt met de bedoeling de herstelwerken o.m. door werklozen van de gemeente te laten uitvoeren. Na tussenkomst van de Commissie van Monumenten werd een nieuw plan opgesteld, dat de aannemers Adolf Hendrickx en Frans den Cruyse in 1920 uitvoerden. In 1920 werd de toren hersteld en verhoogd. De kosten werden door de kerkfabriek gedragen, die hiervoor onroerend goed verkocht. In het kader van de werken werd ook het torenuurwerk vervangen. Om het uurwerk in het midden boven het galmgat te kunnen plaatsen werd de toren verhoogd. De verwoesting van Lexismolen te Mazenzele
De houten Lexismolen, die stond aan de huidige Lepelstraat-Heerbaan tegenover de
Molenstraat, werd in 1878 door Alex Van Ingelgem uit Nederbrakel overgebracht
waar hij door een sterfgeval werd verkocht. Oorspronkelijk kwam hij uit Rijsel.
Hij verving de Schaapheuzelmolen (1640, aan de huidige Heerbaan tegenover
Schaapheuzel) die in 1876 door een storm verwoest werd. De molen werd 'afgestookt' op 3 september 1914 door de Duitsers, dezelfde die in de voormiddag de toren van de kerk dynamiteerden. Zij kwamen in de namiddag rond 15 uur toen moeder en nonkel Gust op de molen waren. Zij deden hen naar beneden gaan, goten bensol in het baalkot en staken er het vuur in. Nonkel Gust nam nog den bakzak mee van de familie Van Malderen in de Bosstraat (Sjasses Pit). In de voormiddag kregen ze nog de toelating om voor Frans Timmermans (Luno) een bakzak te malen van 30 broden voor de Duitsers die op Soo De Leeuw zijn boomgaard lagen. Hier -zoals ook elders- maakte de Duitse legerleiding er zich van af met het verzinsel dat er vermoedens waren dat men bij middel van de stand der molenwieken inlichtingen overmaakte aan de vijand aangaande krijgsverrichtingen. De waarheid was dat de Duitsers verbitterd waren door de felle tegenstand der 'piotten' en hun wraak koelden daar waar zij konden. Van de molen schoot niets meer over, behalve enkele stukken molensteen die bij buren gebruikt werden als dorpel en een toegangssleutel die in de huiskamer hing. Ook alle documenten van herkomst gingen verloren in de vlammen. Samenvatting onder meer uit de Geschiedenis van Opwijk (Jan Lindemans) (pag. 221-223), het oorlogsdagboek 1914-1918 van Louis Lindemans, de parochiepastoors Opwijk en Mazenzele, het frontblaadje De Stem uit Opwyck,... Op de grote kassei en door Buggenhout bos was er de volgende dagen een grote aanvoer van Duitse troepen met artillerie. De Duitsers oververnachtten te Nijverseel ('t Luik, herberg De Man) en verzwegen hun plan van wraak tegen Lebbeke niet: 'Opwijk braaf, Merchtem slecht, Lebbeke zeer slecht!' De Duitsers trokken over de grens van Brabant. Talrijke vluchtelingen uit Lebbeke brachten akelige tijdingen. Na de val van Dendermonde trokken Duitse troepen zich terug. Op Droeshout zag men in de vooravond van 5 september een doortocht van 68 wagens en 18 kanons. Op 7 september veel Duitse wagens, auto’s, ambulance en 2 colonnes voetvolk. 56 Belgische Chasseurs namen hier op 9 september 5 Duitse soldaten gevangen genomen door Belgische chasseurs en vertrokken 's avonds. Ze trokken door het dorp, terwijl hun ransels en 2 onder hen op een boerenkar lagen, waarnaast een oud Brabants boerken treurig doorslenterde. Een patrouille chasseurs te paard kwam onverwachts uit de Bochtbaan. De Duitsers werden aangevallen en gevangen genomen in de Heirbaan (huis Van Doorslaer – Van Haverbeke). Het boerken (Tistje Van den Eynde) kwam triomfantelijk in het Dorp terug, 'na levering' van de Duitsers. De volgende dagen kwamen er in het dorp en in Nijverseel voortdurend kleine Duitse patrouilles langs, op weg naar Dendermonde. Ook Belgische chasseurs te paard in het Dorp, de laatste die wij zagen! De Duitsers legerden bestendig op Droeshout (Bareel), terwijl de Belgen Buggenhout bos bezetten. Burgers, die gedwongen werden loopgraven te delven op Droeshout, vluchtten naar Kravaalbos. De pastoor en burgemeester van Mazenzele werden op 15 september ook opgeëist. Doch daar beiden op vlucht waren, werden de 2 schepenen tot 's anderdaags in hechtenis genomen. Op 16 september verschenen er terug Duitse troepen (met kanonnen) op de grote kassei. Ze eisten wijn op bij de pastoor van Droeshout. Een Duits soldaat pleegde 's nachts zelfmoord op een zolder van een leegstaand huis te Nijverseel. Al de burgers uit de buurt werden aangehouden en ondervraagd. Wanneer de zaak opgehelderd was werden de burgers in vrijheid gesteld en de dode werd op een boomgaard begraven. Hij had zich met zijn eigen geweer een kogel door de kop geschoten. Doortocht van Duitse troepen door Opwijk en Droeshout naar Dendermonde. De ganse namiddag, tot de late avond, kanongebulder richting Dendermonde. Pastoor van Droeshout bedreigd (telefoondraad). De Duitsers werden 's avonds teruggeslagen op Opwijk en overnachtten op de Provinciebaan, namelijk op de verlaten hoeve van Fr. De Smedt-Verbelen. 's Avonds en 's anderendaags, kwamen er op wagens en karren talrijke gekwetsten uit Dendermonde te Droeshout. De pastoor van Droeshout stelde voor deze naar het Rood Kruis (pensionaat Lindemans) te Opwijk over te brengen, maar de Duitsers betrouwen het spel niet en verkozen eindelijk hun gekwetsten naar het veldlazaret van Wemmel te vervoeren. De achteruitgeslagen Duitsers maakten loopgrachten op Droeshout en bedreiging den opnieuw de pastoor. De pastoor Droeshout, met de dood bedreigd, vluchtte, in boer verkleed, langs 't hof ten Eeken naar Opstal, en verder naar Holland. Het Belgisch leger (generaal Scherre) verkende tot op Nijverseel. Op zondag 20 september, kort voor 9 uur werd de pastoor van Opwijk juist voor de hoogmis door 4 Duitse soldaten in de pastorij aangehouden en één van hen nam hem mee naar de Commandant op Droeshout. Men dacht dat hij de pastoor van Droeshout was en men betichtte hem beticht draadloze snelberichten te verzenden. Men bracht hem naar Droeshout Barreel in een herberg waar 16 soldaten in het strooi lagen te slapen. Daar zetelde de de Duitse hauptman: 'M. le Curé, vous êtes mon prisonnier'. Dan volgde de ondervraging. 'Zijt gij de Pastoor van Opwijck? - Ja, Mijnheer. - Gij zijt beschuldigd eenen draadlozen telegraaf aan uw woning geplaatst te hebben en van spionnen op de toren van uw kerk toegelaten te hebben.' De pastoor ontkende dit alles en zegde dat hij de pastoor van Opwijk was, en niet van Droeshout. – 'Est-ce que vous dites vérité? Vous êtes mon prisonnier.' Die beschuldigingen steunden op een eindje ijzerdraad dat de Duitsers ontdekt hadden op de toren van de kerk van Droeshout. Dit alles duurde tot rond 2 uren, wanneer de pastoor vrijgelaten wordt. De meid van de pastoor en Emiel Buggenhout, hulponderwijzer, waren hem gevolgd om de uitslag te vernemen en tot 20 minuten voor 12 uur waren ze op Droeshout gebleven, eerst buiten, daarna in een naburig huis. Dan mochten ze weerkeren, doch elk afzonderlijk. Emiel maakte een omweg langs Mazenzele en verder langs Hulst en kwam om 1 uur te huis. De pastoor geraakte langs een zijwegske trekt slechts terug naar huis om 2 uur. Oorlogscorrespondenten van 'The Times' waagden zich per auto op de Dendermondse baan, tot aan de grens Opwijk-Lebbeke. Door een Duitse patrouille verrast, namen zij spoedig de vlucht. De Duitsers legeren bestendig te Droeshout. 26-27 september 1914: Opwijk in de vuurlinie De strijd tussen Belgische troepen en Duitse troepen op en rond de grens tussen Opwijk (Eeksken) en de Buggenhout (Opstal - Broekstraat en omgeving) maakten deel uit van de gevechten bij de derde uitval van Belgische troepen uit de vesting Antwerpen - zie overzichtskaartje. Over deze 'Kouterslag' of 'Slag om Buggenhout' zie meer in:
Sprokkels uit diverse Opwijkse bronnen: De laatste dagen van september beleefden de Opwijkse Zusters, zoals heel de bevolking van Opwijk, angstige uren, toen het Belgisch leger uitvallen ondernam van uit Dendermonde en Buggenhout, in de richting Assche - Opwijk – Merchtem. De Duitsers kampeerden nabij het klooster, Op een nacht kwam een grote troep Duitsers -5000 man, met al hun oorlogstuig- legeren kort bij het klooster, en zwierven 's avonds in het dorp. De Zusters zagen de kanonnen in actie in de richting van Lebbeke en de gloed van de brandende huizen in de verte. Duitse en Belgische patrouille wisselden elkaar af tussen Opwijk en Lebbeke. Een Belgische patrouille brak de rails op van de ijzeren baan. In Opwijk kwamen Duitse troepen aan van Nancy, waar ze achteruitgeslagen werden. Bataillon fürer oberlieutenant Meersman, oberlieutenant Klingel (?), etc. logeerden op de hoeve De Smedt, Hulst. Op bevel van de Duitsers mocht niemand na 8 uren buiten zijn huis gaan. Een geblindeerde trein hield stil aan de Doodstraat – Enquête bij de chef. Koelbloedigheid van zijne dame. 400 Belgische soldaten (3e chasseurs) trokken door Buggenhout bos en bezetten de Brabantse grens, langs 't Hof ten Houte, Neerveldestraat en Doodstraat. Een Belgische batterie aan Buggenhout bos, tussen de Kalkestraat (Buggenhout) en de Ravenstraat, tegen het bos, schoot in de richting Nijverseel (en vernielde verschillege huizen op het Eeksken). Een andere batterie aan de Wiesbeek (Hoeve César Temmerman) schoot in de richting Opwijk en Nijverseel. In de valavond was het Duitse leger op Opwijk terug geslagen. Belgische troepen bezetten de statie van Peizegem, doorkruisten het Eeksken, en legden loopgraven aan op Eeksken en Nijverseel tot aan de spoorweg naar Aalst. Duitse batteries waren opgesteld rond Opwijk (Bocht, Heirbaan, Nieuwstraat, Kalkestraat, Plaizanten Hof). Het grof geschut der Belgen trof verscheiden huizen (Van Cauter-Meskens, Van Leebeeck, etc.). Scherven van scrapnels vielen op 't pensionaat Lindemans. De bommen sisten in de lucht. Algemene angst. Geen mens op straat! De Duitse staf logeerde in de Stationsstraat: de statiechef en zijne dame werden gedwongen in de kelder te blijven met de bedreiging voor de kop geschoten te worden. De piqueur Coppens werd gedwongen op een stoel, op de spoorbaan zelf, tussen twee vuren, te blijven zitten. Al de Duitse gekwetsten werden dienzelfde avond naar Brussel vervoerd. Meersman en zijn officieren, alsook de 2 dokters achtten zich niet in veiligheid in het dorp en gingen naar de Hulst, op de hoeve De Smedt, vernachten. De Duitsers bezetten gans de nacht het station, de Stationsstraat en een deel van het dorp. Uit angst verborgen zich een vijftigtal mannen in de onderaardse goten, anderen in onderaardse schuilplaatsen die ze zelf opgetimmerd hadden. In dergelijk hol zaten in de Kalkestraat Gust De Meersman en anderen. Juist boven hen knuppelden de kanonniers in een appelaar. De grond begaf. Met rug en armen poogden de dompelaars het gewelf te schragen. 'Jongens, willen wij ons aangeven?'. In de avond naderde een voorpost Belgische chasseurs het station om dat te bezetten, maar ze zagen dat het vol Duitsers zit. 'Filons, roept de aanleider Cornu, ce sont des Allemands!' Maar hij viel op hetzelfde ogenblik, getroffen in de bil, terwijl zijn makkers haastig wegvluchtten. De arme jongen bleef daar de ganse nacht liggen, in een plek bieten. Geburen (De Cock-De Donder) horen hem kermen, maar niemand durft buiten komen. 3 Belgen (Vernimmen, Glas en Dehaen) werden dodelijk getroffen op 't Eeksken (Hofveld). Die avond waren de Duitsers volop in aftocht. De Belgen waren in Peizegem. Rond 9 uur trok een deel van 1e Linie uit de Ravenstraat naar 't Hof ten Houte, en keerde rond 11 uren terug naar Heizijde. Belgen sneuvelen in Buggenhoutbos, 3 Belgen (Vernimmen, Glas en Dehaen) worden dodelijk getroffen op 't Eeksken (Hofveld). Een Duitse officier ligt zwaar gekwetst aan 't Hof ten Breen. Zaterdag 26 september 1914 Op zaterdag 26 september geschiedde de derde en laatste uitval van het Belgisch leger uit Dendermonde en Buggenhout in de richting Assche-Opwijk-Merchtem. Van 's morgens af bulderde het kanon. Sint-Gillis en Lebbeke vielen spoedig in de handen van de Belgen. Rond de middag trok een Duits bataillon door het dorp, op weg naar Lebbeke. Om 12 uur verminderde het gevecht en hervatte om 2 1/2 uur heviger. Opwijk dreunde van de kanonschoten en het geweer- en mitrailleursvuur. Duitse gekwetsten werden naar de ambulancie Lindemans gebracht, waaronder 3 zwaar gewond. Tussen hen bevonden zich luitenant Van de Velde van Mazenzele, en Alois De Smedt van Opwijk. Rond 5 uren was de strijd in Opwijk het hevigst: granaten en ballen vlogen in het Dorp, stukken ijzer op vele plaatsen; enige huizen werden beschadigd. De strijd had vooral plaats op Opstal en Eeksken. 80 Duitsers botsten er op de voorposten van de Belgische chasseurs. Aan het straatje waren Belgische chasseurs in de bieten verdoken, achter het huis van Frans De Keersmaecker. Van achter het huis schoten zij op de naderenden troep. Voor het huis viel een gekwetste Duitse soldaat en bleef er dood ter plaatse. De anderen, die waarschijnlijk de Belgische patrouilleurs niet gezien hadden (zij konden evenwel vermoeden dat er in de nabijheid wel vijandelijke bewakingsposten moesten liggen!), begonnen te huilen: «Man hat geschossen!», haalden de verschrikte bewoners uit hun huizen en staken het gehucht Eeksken in brand. Tien huizen gingen zo in de vlammen op, stallen, oogstmijten, met huisraad en al wat er in was. De bewoners mochten er niets uithalen. Daarop werd De Keersmaecker beticht op die Duitse soldaat geschoten te hebben. Zijn rechtvaardiging werd niet aanhoord. Met gehuil en getier eiste men zijn dood. Vrouwen en kinderen werden op een hoek van de straat samengebracht, en moesten geknield blijven, de armen omhoog, terwijl de huizen brandden. De mannen, 52 in getal, grijsaards van 70 en jongens van 15 jaar, werden met kolfslagen en bajonetsteken uit de huizen gejaagd en gevangen naar het dorp gevoerd en verder naar Mansteen. Oude mensen, die nauwelijks konden volgen, en met de paternoster in de bevende handen achteraan kwamen gesukkeld, werden voortgestampt, beschimpt en beledigd door steeds opgewonden brutale soldaten die niet afhielden allerlei doodsbedreigingen te uiten. Tussen hen in liep Frans De Keersmaecker - die ze voor de dader hielden-, geslagen, gestampt en gestoten, het aangezicht gans bebloed en met een zware ransel op de rug! In de verte hing een zware rookwolk boven 't Eeksken en bulderde aanhoudend het kanon. Dan speelde zich een tragisch drama af op de steenweg te Mansteen. Intussen was de zwaargekwetste Duitser, een zekere Otto Richter, van Gorlitzer, kreis Kulau, rond 2 uur door de Duitsers op een kruiwagen, naar het pensionaat Lindemans gebracht, dat als Rood-Kruishospitaal was ingericht. Hij was getroffen midden in het lijf, waarschijnlijk was de maag doorboord. Het viel de toegesnelde Opwijkse geneesheeren, burgemeester dokter de Smedt en dokter Jos. Wijnants, niet moeilijk de Duitse ambulancieartsen, Dr. Speyer en Dr. Panther, te overtuigen, dat de schotwonde van den getroffen Duitsen infanterist onmogelijk door een jachtgeweer of revolver kon veroorzaakt zijn. Bovendien bevestigden zij dat alle wapens van particulieren sedert het begin van de oorlog binnengeleverd waren. Er kon dus geen twijfel bestaan over de oorzaak: het waren Belgische voorposten die geschoten hadden en De Keersmaecker en zijn geburen waren onschuldig. Door tussenkomst van de Duitse artsen kreeg Dr. de Smedt met Jan Lindemans, die als tolk optrad, de gelegenheid om een onderhoud te hebben met den bataillon-führer Mersmann, om de zaak van de ten dood aangeschreven mensen van 't Eeksken te bepleiten. Te Mansteen verwachtten de 52 aangehoudenen van 't Eeksken in doodsangst de voltrekking van hun lot. Men had hun een grote kuil doen delven waarin hun lijken zouden begraven worden. Toen de duisternis inviel werden ze op een lange rij opgesteld. Frans De Keersmaecker werd uit de hoop gehaald; op zijn rug tekende men met krijt de plaats waarop men zou mikken; hij werd op de rand van de kuil gebracht; een zaklamp belichtte de rug; een kort bevel, een losbranding van geweren, een ijselijke schreeuw door de nacht, het onschuldig slachtoffer stortte in de kuil en werd begraven. De andere gevangenen hadden dat schrikkelijk toneel moeten bijwonen met de doodsangst op het lijf. Reeds werden drie andere mannen uit de hoop gehaald en het akelig teken op hun rug geschreven. En dan gebeurde iets onverwachts: uit de richting Hulst (Mersmann en zijn staf logeerden die nacht op het landhuis Frans de Smedt) kwam een Duits officier te vierklauws afgereden en van ver riep hij de moordpartij te staken. Naar de beschrijving van ooggetuigen was dat Dr. Speyer (een man van hoge gestalte met blonde, korte baard). Aan hem hadden dus de mensen van 't Eeksken hun leven te danken. De gevangenen werden teruggebracht naar het Dorp en vernachtten in de Sint-Pauluszaal. Op dat ogenblik waren de Duitsers achteruit geslagen tot op de spoorlijn. Duitse infanteristen stonden overal geplakt tegen de gevels van de huizen, terwijl de obussen door de lucht zoefden en links en rechts, rondom de spoorlijn, insloegen. Opgesteld op den rand van Buggenhoutbos beschoot de Belgische artillerie het station. Er kwam een troep Duitse officieren aangereden. Hun overste vroeg de burgemeester wat die draden aan de huizen (hij bedoelde de elektrische leiding) te betekenen hadden. En dan dreigde hij: wij kamperen deze nacht in dit dorp, voor 't minste vergrijp tegen mijn manschappen wordt gans het dorp platgebrand! Hij trappelde van ongeduld, luisterde verstrooid en gelaste een jongere officier de burgemeester te woord te staan. Hij reed zelf weg, het scheen hem daar niet zeer veilig te zijn. De jonge officier luisterde welwillend maar de uiteenzetting van de burgemeester en beloofde de boodschap over te maken. Het was nu nacht geworden en politiecommissaris Rombauts spande zich in om voor die ongewenste gasten inkwartiering te vinden. De mensen zaten angstig in hun kelders; nergens was licht te bespeuren. Op eens ging een geroep onder het soldatenvolk: «Wo sind die Pioniere?». Men kende de akelige beruchtheid van de pioniers en verwachtte de huizen van het dorp een voor een te zien oplaaien. Wat was er gebeurd? Een Duits soldaat die, om proviand, verder het dorp was ingegaan, bleef, naar hun oordeel, te lang achterwege. Zij konden maar één veronderstelling maken: die moest ergens laf vermoord geworden zijn. Enige ogenblikken later verscheen de man gelukkig met een korf vol worst. De gemoederen bedaarden ogenblikkelijk en, daar het kanon nu ook zweeg, sloeg hun gemoed nu over naar uitbundige vrolijkheid. Zij die ons, een ogenblik te voren, met een gerust geweten een kogel door het hart zouden gejaagd hebben, sloegen ons nu gemoedelijk op de schouder en vertelden moppen. Mevrouw Maria Caucheteux-Legroux (Jette) (†), dochter uit het gezin Legroux-Aerts van de 'Verbrande Hoek' van 't Eeksken vertelt ons hierna hoe zij het verhaal hoorde van 27-28 september 1914 van haar ouders en verwanten: Er waren dus wel 11 huizen in de brand opgegaan, nl. 2 bij claraessens, 2 bij Lemmens, 1 te Woissens, 2 te Kijeismokers, 1 te Driessens, 1 te Dokens, 1 bij ons of te Driessens Pa (Paulus Aerts) en 1 te Kotsens (Louis Aerts). Het eerste huis dat afbrande was dat van Kotsens, eerst hun stroomijt, dan hun huis en stallingen, dan het onze en zo verder. De mannen werden op kop meegenomen en de vrouwen en kinderen daarna. Onze vader zat toen bij Kijeismokers toen die Duitsers op 't Eeksken kwamen want Kijeismokers zou graag gaan vluchten gelijk zo vele anderen. Alle mensen werden uit hun huizen gedreven en meegenomen tot bij Olbrechtens (waar nu het magazijn van Van Biesen staat). De vrouwen en de kinderen moesten daar in een hoek van Olbrechtens staan met de armen omhoog en de mannen werden meegenomen. De oude mannen waaronder J. Woissens mochten echter op een kar zitten om naar het dorp meegenomen te worden. Wij als 4 kinderen Aerts van 6 tot 11 jaar, wezen, zijn dan naar Méters (nu hof J. Keppens, Pluimhofweg) gegaan en van in hun kelder hebben wij dan ons huis en stallingen zien afbranden onder geweldig gehuil en getier van de beesten. Want naar het schijnt hadden de geburen van wat verder de teugels van de beesten gaan los snijden maar de Duitsers hadden hen verplicht ze weer vast te binden. Wij waren nog kleine kinderen: onze moeder was enkele jaren voordien gestorven en ons vader was meegenomen. Carline van Kolletekes heeft nog een brandende kist naar buiten getrokken en onze verbrande stoof stond bij Finte Pieës (de geburen Jacobs). Veel was echter ook gestolen en, zoals toen de ronde deed, was de grootste dief een welstellende boer uit de Neerveldestraat. Ons vader vertelde ons later dat ze dan verder naar Mansteen gedreven werden en dat hij zijn put eerst zelf moest delven, zoals Kijeismokers en Kotse Louis. Na Kijeismokers stond onze vader dus de tweede. Door tussenkomst van de overheid is die afslachting met een slachtoffer tot een einde gekomen. Volgens Lindemans was de verteller de gebuur Louis Aerts. Wat de oorlogsschade betreft is het grootste deel gegaan naar erelonen. Dries Otzens Woinnis (Vereecken) was niet meegenomen geweest door de Duitsers vermits hij reeds enige dagen voorheen was gaan vluchten. Dokens Fong (De Clerck) was in Holland bij de frotters – zo noemde men dat toen. Bij Dokes waren dat ook wezen, dus hun moeder was ook gestorven en die kinderen zaten meestendeels in het gasthuis. Wij die zonder huis waren, zijn dan bij familie opgenomen geweest, en ons vader heeft enige tijd bij Leirekens Mang (Mannaert) in het dorp op kost geweest. Onze boerderij is dan door toedoen en hulp van onze familie heropgetrokken geweest. Een boom van de familie van Buggenhout, een steenoven gemaakt op eigen grond met de verkoop van de helft van de steen, schrijnwerkerij van De Donder's, enz. Van de schadevergoeding hebben wij niet veel gezien. Wij kregen een koe voor het werk dat we bij Cesaerens deden, maar ze was niet van hen. Nog uitbuiting, enz. Het heeft echter meer dan een generatie geduurd vooraleer we weer op dreef kwamen. De bewakingsposten voor het Eeksken gedurende '14-’18 waren te Mina’s (oud huis De Ridder) aan de vroegere spoorwegovergang Eeksken-Heirbaan en in de Neerveldstraat bij Aertskens, rechtover Jannewevers. Nu ik de bladjes nog eens herlees die ik de wijde wereld instuurde om u entwat over die droeve geschiedenis te laten weten moet ik hier en daar eenige ongepastheden plaatsen verbeteren. In n° 9 zeg ik dat die man te scheer bij De Keersmaker in 't scheerhuis zat. 'k Bedoel: 'dat hij te scheer ging'. 'k Denk niet dat Keersmaker deze stiel had. In alle geval zoo vertelde hij mij. In n° 10 was het niet de Duitsche onderofficier die gekwetst was maar een soldaat van 't gewoon leger een zekere Otto Richter: geschoten vlak te midden in de borst. Die Pruisische Hauptman kon dat reeds goed genoeg zonder men op zijnen teen had getrapt. Al het andere meen ik waar te zijn. Ge moet natuurlijk van mij niet vergen dat de uren die ik opgeef juist zijn. Neen maar voor 't algemeen ben ik gerust volgens mijn inzien de waarheid gezegd te hebben. 'k Denk nog wel van er beneden gebleven te zijn … de echte werkelijkheid. Nog iets nopens de naam die ik opgeef. Volgens mij ben ik zeker dat het de echte is maar wel kan het zijn dat ik mis ben en toen men het mij vertelde, -daags na 't gebeurde ten hoogste een uur na dat die burgers los waren- kan het zijn dat ik misverstaan heb. Ik heb altijd die moed bewondert en zoo de naam onthouden. Dus moet het u niet verwonderen, later iets op eene andere manier te hooren uitleggen. 'k Heb dit gedaan om u toch iets er over bekend te maken. Ook in een der gevels van de afgebrande huizen op 't Eeksken werd na de oorlog een gedenkplaat geplaatst. Deze herinneringsplaat, met een tekst die verwees naar de wandaden van de Duitsers, werd in het begin van WO II uit voorzorg weggenomen. Zij werd weggestopt, geraakte zelfs begraven, werd jaren nadien teruggevonden en dook een 15-tal jaren weer op, maar is sindsdien terug spoorloos. Uit het frontblaadje De Stem uit Opwijck, nr. 7 van 15-1-1916: 26 September 1914 te Opwijck Eén onzer vrienden die dezen gruwelijken dag beleefde stuurt ons het volgende verhaal. Van 's morgens vroeg trokken de duitsche troepen door ons dorp, naar Dendermonde op. Heel den voormiddag bulderden de kanons, altijd sneller en heviger en in den namiddag en 's avonds was het een helsch laweit. Rond 2 ure brachten duitsche brancardiers hunnen eersten gekwetste naar de ambulancie die in 't pensionaat Lindemans ingericht was. Zij kwamen langs het wegsken nevens de zaal en vertelden zeer luidruchtig dat 'de civielen' op hun 'geschossen' hadden. Die civielen, zoo valsch beticht, waren de brave en stille lieden van t Eeckxken. De duitsche legerdokter die aan 't hoofd der ambulancie stond, zekere Speier, was fatsoenlijk; hij sprak wat Fransch en verstond rede. De doktoors van het dorp deden ook dienst en verzorgden de gekwetsten; maar steeds waren wij bekommerd met de 50 gevangene burgers van 't Eeckxken- Men had alles reeds aan Speier uitgelegd en deze ook moest bekennen dat, naar het uitzicht der wonden geoordeerd, deze door soldatenwapens veroorzaakt waren, dus niet door burgers. In de valavond zoefden de obussen boven het dorp, gelukkig is er niemand gekwetst... Rond 6 ure trok M. de Burgemeester met Jan Lindemans naar de duitsche vuurlinie om voor de burgers te pleiten. 't Regende kogels rond hen. De aanvoerder der Duitschers was razend en onaansprekelijk. Zij waren, door onze soldaten, tot tegen de statie achteruit gesmeten. Jan Lindemans had schoon alles in ’t Duitsch uit te leggen, de onbeschaafde duitsch beandwoordde hem met vloeken en scheldwoorden. De burgemeester en Jan L. hebben zelfs gezien dat het bevel van Opwijck af te branden reeds op 't papier stond -. De duitsche overste had zijnen foerier achter brood gestuurd en deze was niet rap genoeg terug naar zijne goesting. De pioniers waren reeds ontboden, toen kerel afkwam- St Paulus moet er hem mede bemoeid hebben, ware hij eenige minuten later gekomen, wij hadden van ons dorp niet veel meer terug gevonden... 's Avonds moesten al de gekwetsten naar Brussel; er waren 4 belgen bij en ook een krijgsgevangene (zekere De Schepper van Opstal). Tegen den avond verminderde het geschut van beide kanten; alleen de mitrailleusen knetterden nog. Och, wat was het stil in 't dorp, toen wij 's avonds moe van 't gebeurde, huiswaarts keerden. Iedereen was met schrik vervuld. De Burgemeester en Jan Lindemans kwamen zeer laat thuis; zij hadden moeten gaan zoeken naar haver voor de paarden en, met zulke tijden, laten onze boeren maar eenige handvollen in de kist. Alles was stil in 't dorp dien nacht, doch niemand sliep- Rond 9 ure was er op straat weer een doortocht....'k Hoorde iemand roepen 'Och, 't zijn die arme menschen van 't Eecksken' En inderdaad, 't waren blokken die zoo doodsch in de straten weerklonken. Wat was er dien namiddag op 't Eecksken gebeurd? Ziehier wat een oude man van 't Eecksken mij vertelde: ''k Zat dien achternoen bij de Keersmaeker in 't scheerhuis, toen er opeens rond het huis een hevig geweervuur knetterde... Wij gingen in 't achterhuis, maar wij zaten er nauwelijks vijf minuten of een bende razende Duitsers vielen het huis binnen en grepen vloekend en tierend, De Keersmaeker en mij vast en smeten ons op 't straat- Toen wierpen zij kleine rondekens op huis en stalling en alles schoot in brand. Buiten stond heel de buurt: mannen, vrouwen en kinderen, met de armen in de lucht en zij moesten machteloos hun huizen zien afbranden; het vee wierd de wijde wereld ingejaagd... De Keersmaeker stapte voorop; hij wist wat er hem te wachten stond; niet eens heeft hij nog zijn recht willen doen gelden... De 50 burgers volgden hem. In 't dorp stonden al de menschen aan het venster; de vrouwen weenden. De Keersmaeker ging kalm voorbij, de handen samen, zijn paternoster biddende... De andere mannen deden insgelijks. Rond hen stapten de woedende Duitsers, lijk razende wolven, en ze stampten, en schupten, en sloegen met de kolf van hun geweer op die weerloze mannen.Een dier beulen gaf zelfs De Keersmaeker een steek met het bajonet in de hals, zodat het bloed over zijn kleederen liep. Tussen Opwijk en Merchtem hieldde treurige stoet stil. Er was een kuil gereed gegraven. Rond 9 ure brachten ze De Keersmaeker vooruit...Men verlichtte hem met twee electrische lampen. Het peleton legde aan... een knal... en De Keersmaeker sprong op in zenuwtrekken en stuikte in de put. De Duitse officier nam zijn revolver en maakte hem verder af door een revolverschot... Vier andere burgers wierden vooruit gebracht... Maar opeens hoorde men het draven van een paard en een stem riep: ,,Eerst ich, en dan die mannen!' 't was een duitse officier, doktor Speier. De andere burgers waren gered. De vier andere moesten den kuil vullen. Zo eindigde die treurige dag. De gevangenen van 't Eecksken wierden dien nacht terug naar 't dorp gebracht en daar in de Sint Pauluszaal opgesloten. Hier vonden zij ten minste slapen voor de nacht. ’s Anderdaags 's middags wierden zij los gelaten door Jan de Champetter. De arme mensen wierden bij de begoede lieden van 't dorp ingenomen, want, zij waren afgemarteld en, ginder, lagen hun huizen in asse... Een gekwetst Duits onderofficier begon dan zijnen Judasrol; bij hoog en laag begon hij te zweren dat de Keersmaecker op hem geschoten had. Er was geen verontschuldiging mogelijk: wat kan recht tegen bloedzuchtige macht? Nu begon de lijdensweg voor die arme lieden. 's Avonds leidde men hen door 't dorp, naar Merchtem op.
Tussen de gevangenen van 't Eeksken was er ook een knaap van 16 jaar:Van
Mulders- Een paar dagen daarna heeft men de Keersmaeker ontgraven. Op hem vond men nog, als erfenis voor zijne 7 wezen: eene som van 150 Fr; al zijn have en goed verging in den brand. In 't gasthuis wierd het lichaam gereinigd voor de lijkdienst, die plaats had in de kerk. Deze was proppensvol; al de mensen wilden de begravenis van de martelaar bijwonen. De ontroering was groot toen een tweede lijkstoet de kerk binnentrad: 't was de begravenis van een jonge Belgische soldaat van het 2de jagers, Alfons Dhaese van Gent, die in de slag bij de statie gevallen was en, in de ambulancie van 't pensionaat overleden. Hij werd gedragen op de schouders door jonge heren van 't dorp die vrijwillig dienst deden in de ambulancie; de Belgische vlag en zijn soldatenpotsken lagen op het baarkleed. Beiden, De Keersmaeker en D’haese, rusten onder één heuvelken, op een afgezonderd hoekje van 't kerkhof. Met betere tijden zal het dorp eenen gedenksteen plaatsen op beide graven, om aan 't nageslacht te herinneren dat daar begraven liggen een martelaar voor 't Recht en een martelaar voor 't Vaderland. Dat zij in vrede rusten. Volgende gedicht werd ons gezonden door eenen vriend uit het bezet gedeelte Een klaar bewijs dat men ginder bij al de miserie nog nen beet plezier neemt. (1-2-16) Luister: - Heldenmoed - 's Morgens voor
den slag van 't Eecksken Angstig zaten ze
gevieren En hun vingers gingen zenuw- Tenden de hoving
lag het pachthof Wijl ze daar zo
bezig zaten Kort daarna, toen
een der duitschers ',’s Sind
Fransozen! Donnerwetter! 'Flieken!' klonk
het als een antwoord 's Andrendaags gaf
de eerste editie Zondag 27 september 1914 In Opwijk was nu alles rustig. De Duitsers zaten meer noordwaarts in Buggenhout en in Londerzeel. De stationschef van Opwijk werd met een gepanserde trein naar Aalst gevoerd, waar men voor goed aan 't plunderen was, en terug naar Opwijk gebracht. Onderwegen werd achtergelaten oorlogs-materiaal opgeladen. Verscheidene oude mannen van 't Eeksken, door de Duitsers gevangen genomen zaterdag, en die de nacht in de St.-Pauluszaal hadden doorgebracht, nemen zondag het middagmaal bij E.H. Van Gestel. Een van hen, L. Aerts, knielde voor het eten en bedankte met uitgestrekte armen, God die hen, daags tevoren van de dood verloste. Gustave Radlag, een Duitse zieke met een dubbele pneumonie werd door Dr Panter in het pensionaat gebracht, met paard en voiture van Fr. De Smedt, door de Duitsers aangeslagen.'s Avonds was er paniek door een brief van Louis Geeurickx (die achter de Dender zat), die beweerde dat Opijk. ging platgeschoten worden. E.H. Van Gestel stelde het volk gerust in de kerk, terwijl het kanon nu daverde in de richting van Steenhuffel en Liezele. Rond 9 ½ ’s avonds stierf de gekwetste, Alfons Daese, die in de loop van de dag door E.H. Van Bavel berecht werd, omringd door de familie Lindemans en van de heren van het Opwijks Rood Kruis. De volgende dag waren er veel Duitsers op Droeshout kasseide. In Opwijk bleef alles rustig. Veldwachter Hermus begroef op de plaats waar ze gevallen waren, op 't Eeksken (hofstede Van Neyghem) Frans Vernimmen, van Moerzeke, (2e Chasseurs 53180), Glas (Velseque, 3e chasseurs), en … De Bock (Sint Pieters Kapelle, 2e chasseurs 32807) en in Buggenhout-bos nog verscheidene andere (onder welke Sacré, briefdrager (Berlare). De volgende nacht en op 30 september de ganse dag hoorde men zwaar geschut richting Noord. Om 8 uur was de plechtige begrafenis van Alfons Daese, gedragen door de jonge heren van het Rood Kruis (Jan Vereertbrugghen, Léon Buggenhout, Philemon Raes en Const. Lindemans). De lijkstoet werd gevolgd door de overheden van de gemeente en door een talrijke schare volk. In dezelfde stoet, werd het ontgraven lijk van de ongelukkige Frans De Keermaecker aangebracht, gedragen door 4 van zijn geburen uit de afgebrande huizen, in hun arme alledaagse kleding. E.H. Van Bavel deed de mis. Beide martelaren werden naast elkaar in een graf op het kerkhof gelegd. In het pensionaat Lindemans werden 8 dwalende koeien van 't Eeksken aangebracht, andere in naburige hoeven. Talrijke wagens vervoerden die dagen gekwetsten over Opwijk naar Merchtem en Brussel. Op 1 oktober hoorde men oorverdovend zwaar geschut vanaf 2 ½ ’s nachts, langs Dendermonde (beschietingen van Grembergen), en richting Noord (beschieting van de forten van Bornem, Breendonck, Walem, enz.). Duitse kanonnen trokken door Nijverseel (.. Heyvaert) naar Heizijde. De veldwachter van Opwijk begroef 2 Belgische soldaten van de1e Linie (Sacré, briefdrager van Berlare en een jongen van Wondelgem) tussen Boskapel en Peisegem begraven. Rond 12 uur op 2 oktober hield een Duitse ambulancietrein stil aan het hof van Weduwe Vereertbrugghen te Opwijk maar vertrok dadelijk. Rond 3 uur trok Duitse artillerie, komende van Heizijde, langs de Wijngaardstraat (Nijverseel) naar Asse of Aalst. Op zondag 4 oktober was er onder de 1e mis, paniek in de kerk, onvrijwillig verwekt door 2 zaalzangers (Ritten en Léon). Men vluchtte weg langs de sacristie. ’s Middags kwamen er 200 Duitsers met troswagens aan. Ze logeerden aan het station, de officieren in de villa Wijnants. Aankomst in het pensionaat van een Duits veldlazaret: Dr Brunner (uit Beieren) oberartz, Dr Finken, een koloniale Dr., enz. met een veertigtal Rood-Kruismilitairen, tamelijk hoffelijke lieden. Dr. Brunner logeerde bij de pastoor, de anderen in het pensionaat en op de Singel. Het Duits veldlazaret verbleef in het pensionaat van 4 tot 9 oktober, maar kreeg geen gekwetsten te verzorgen. In Mazenzele kwamen Beierse troepen (2e Reg. Munich) aan. Er waren ook veel vluchtelingen uit Dendermonde en St-Gillis. In oktober waren er nog altijd veel vluchtelingen die in St.-Pauluszaal en in de school logeerden en moesten gevoed worden. Ook veel Duitse soldaten met wagens logeerden in de school. Langs Droeshout duurde de doortocht voort van Duitse soldaten met wagens, die naar het snel achteruit wijkende front trokken, soms met muziek en zang. Honderden vluchtelingen trokken door het dorp en langs de kassei van Droeshout op Vilvoorde. Ook enige vluchtelingen uit Opwijk kwamen terug. Op 7 oktober kondigden de Duitse officieren luidruchtig hun victorie aan, en verspreidden bedroevende geruchten nopens Antwerpen en het vluchtende Belgische leger. Er wordt aangeplakt dat de klas van 14 de gemeente niet mag verlaten. Enige Opwijkse soldaten, uit de forten gevlucht, komen hier aan, en verspreiden aardige geruchten.
De volgende dagen trokken veel troswagens en troepen te Opwijk. Verscheidene
honderden paarden (een veertigtal in
't pensionaat) moeten hier vernachtten. Rond de 200 Duitsers
vestigden zich in het dorp: de militaire bakkerij in het voddenfabriek en in ene
naburige weide.- 4 paarden in
't pensionaat pensionaat. De burgemeester en Jos. Wijnants werden
naar de bakkerij gebracht en beschuldigd aan de Duitsers valse inlichtingen
gegeven te hebben over het water van de bakkerij. Louis Lindemans bezocht de
puinen van het afgebrande Eeksken, van het met bommen beschoten huis Van
Neyghem-Simons, en het graf van 3 gesneuvelde Belgen. Hij liet er bloemen op
planten. Een der eerste Duitse verordeningen verscheen: een affiche aangaande de
duiven.
In zijn
Geschiedenis van Opwijk
(1937-'39) vermeldt Jan Lindemans vier Belgische gesneuvelden op Opwijks
grondgebied: Alfons D(h)aese, van Gent, gekwetst, overleed enkele uren later in
het pensionaat Lindemans (Schoolstraat) dat als veldlazarus ingericht was, Frans
Vernimmen (Moerzeke), Théodule Glas (Velzeke) en Karel Joseph De Boeck (St.-Pieters-Kapelle).
Van de gesneuvelde Alfons Daese vinden wij in het register van de akten van de burgerlijke stand van Opwijk de overlijdensakte: AKTE VAN OVERLIJDEN NR. 83 Ten jare duizend negenhonderd en veertien, den negenentwintigsten september om elf ure voormiddag, zijn voor Ons Emiel De Coster, schepen gedelegeerde, Ambtenaar van den Burgerlijken stand der gemeente Opwijck, Arrondissement Brussel, Provincie Brabant, verschenen Benedictus De Smedt oud eenenzestig jaren, beroep geneesheer, wonende te Opwijck, geen maagschap van den overledene, en Jozef Wijnants, oud vierenvijftig jaren, beroep geneesheer, wonende te Opwijck, geen maagschap van den overledene, dewelke ons verklaart hebben dat den achtentwintigsten september duizend negenhonderd en veertien om acht ure 's avonds, in het gesticht Lindemans, staande te Opwijck, dorpstraat, nummer honderd vierentwintig, ambulantie nummer 1176p van het roodkruis, is overleden: ALFONS DAESE, soldaat bij het eerste Linieregiment, tweede bataljon tweede kompagnie nummer 57626 van het stamboek des korps, oud tweeëntwintig jaren elf maanden, ongehuwd, stierf voor België, gedomicilieerd te Gent, Pijlstraat, zoon van Emilius Daese, metaalbewerker, oud vierenvijftig jaren en van Maria-Elondina Van Langevelde, huishoudster, oud vijftig jaren, gehuischen wonende te Gent. Na voorlezing dezer akte opgesteld en in dubbel ontvangen te hebben, hebben de beide komparanten met ons geteekend. Dr De Smedt. Dr Jos Wijnants. Em De Coster.JB Hermus Rombouts Em De Coster.
Van de andere soldaten gesneuveld op Opwijks grondgebied is er in de Burgerlijke
Stand van Opwijk geen overlijdensakte aanwezig. Over de in Opwijk (en omliggende) gekwetste, gesneuvelde en/of begraven soldaten noteert Louis Lindemans in zijn oorlogsdagboek dagboek onder meer (periode eind sept.-begin okt. 1914): Zaterdag 26 Sept. De gekwetste D., zekere Otto Richter, van Gorlitzer, kreis Kulau, wordt door de D. op een kruiwagen naar het Pensionaat (Rood Kruis) gebracht, rond 2 uren: hij was getroffen midden in het lijf: waarschijnlijk was de maag doorboord. Duitsche gekwetsten worden naar het Pensionaat gebracht.- De D. doctors Speyer en Panter, even als onze doctoors, bestatigen dat de wonde van Otto Richter door een oorlogswapen (en niet door een jachtgeweer of revolver) werd veroorzaakt. Den ganschen nacht, geschut en trompettengeschal. Belgen sneuvelen in Buggenhout-Bosch, 3 Belgen (Vernimmen, Glas en Dehaen) worden doodelijk getroffen op 't Eeksken (Hofveld). Een D. officier ligt zwaar gekwetst aan 't Hof ten Breen. Zondag 27 Sept. Rond 7 ½ u. wordt de soldaat Cornu (van Cuesmes, 5e ch.) 's avonds te voren gekwetst achter de statie, en die den ganschen nacht op het veld bleef liggen, gansch uitgeput, door D. brancardiers naar het Pens. gebracht. Drij Belgen (Jos. Steyaert , Everghem, Amedée Van de Kerckhove, Mouscron, en Georges Herspoel, Hautrive, allen 5e ch.) en een dertigtal gekwetste D., de eene op draagberries en karren, andere lichtgekwetste (aan handen voornamelijk) te voet, komen aan in 't Pensionaat. Op andere plaatsen (namelijk Herebout, in Breestraat) vervoert men dooden en gekwetsen. In den namiddag rijdt onze gast, Victor Van Eycken, oud-soldaat, twee maal, met kar en peerd, naar Eeksken en Opstal achter gekwetsten. De 2 D. doctoors, onze doctoors, onze onderwijzers (Rood Kruis) zijn overlast van werk. Steeds worden nieuwe gekwetsten aangebracht. Treurige begankenis! 's Avonds worden al de D. en B. gekwetsten, na vermaakt geweest te zijn, met karren naar Br. Vervoerd, vergezeld van gewapende Roodkruis soldaten. (Krankentragers mit gewehr, Dr. Speyer en Bertus met zijne bollanteern). Rond 8 ½ 's avonds, als reeds de D. doctoors vertrokken waren, worden nog gekwetsten op 5 à 6 karren aangebracht. Tusschen hen bevinden zich de Belgen: Arthur Cherasi, Watermaal; Gustave Burssens, Huesden, die naar eene chique vraagt, en Alfons Daese, Gent Pijlstraat (1e L.) Deze laatste wordt op de kar zelve door mijn zoon Joseph en eenen kleinen Duitsch vermaakt. De arme jongen, door mitrailleuse kogels, zijlings den buik en aan den arm gewond was nog niet vermaakt geweest, had veel bloed verloren en was gansch uitgeput. Terwijl al de anderen dien zelfden avond nog naar Brussel moesten overgebracht worden, mocht Daese, - na lang smeeken, - hier blijven. Zeker, ware hij onderweg, aan de hevige pijnen bezweken. Nu toch, kon hij hier, bij vrienden, in vrede sterven! Rond 11 uren 's nachts, komen nog toe op eene kar: Louis Van Nuffel, Buggenhout-Opstal (21e L.) 's daags te voren aan de schouder gewond, Raymond Nerinckx, Ruysselede (21e L.), Joseph Gilmund, Soignies, brancardier, Oswal Meunier, Ellezelles, kap. 1e Art., deze laatste niet gekwetst. Allen waren gevangen genomen te Lebbeke (Heizijde) in eenen kelder. Zij slapen hier eene ½ uur en vertrekken in den nacht naar Brussel. Maandag 28 Sept. (Te Buggenhout (Hooge-Linde) worden 19 b. gesneuvelden ter plaatse begraven. De lijken van b. gesneuvelden waren totaal van hunne kleederen ontbloot. In den mond van 2 b. soldaten hadden de D. een cigaar geplaatst. Rond 9 ½ 's avonds. Onze gekwetste, Alf. Daese, die in den loop van den dag door E.H. Van Bavel berecht werd, sterft, omringd door onze familie en van de heeren van het Opw. 'Opw.' Rood Kruis. Wij hebben den armen jongen bezorgd en beweend, als ware hij ons eigen kind geweest. Dijnsdag 29 Sept. (St. Michielsdag) 61 B. soldaten (1e Jagers, 12e Linie) sneuvelen en worden ter plaatse begraven. Deze werden later, door Jufv. Oriane ontgraven, en samen met andere lijken behoorlijk ter aarde gesteld: 63 op St. Jos. Londerzeel, 25 op het kerkhof van Breendonck. De veldwachter Hermus begraaft op de plaats waar ze gevallen zijn (nacht 16/27 Sept.?), op 't Eeksken (hofstede Van Neyghem) Frans Vernimmen, van Moerzeke, (2e Ch. 53180), Glas, en … De Bock (Sint Pieters Kapelle, 2e ch. 32807); en verscheidene andere (onder welke Sacré, briefdrager (Berlare) in Buggenhout-Bosch. 's Avonds, wordt door de heeren van 't Rood Kruis (A. Daese) in de doodkist gelegd (in een wit laken gehuld). Ik omhels den lieven Doode in name zijner ouders … 8 uren. Plechtige begrafenis van Al. Daese, gedragen door de jonge heeren van het Rood Kruis (Jan Vereertbrugghen, Léon Buggenhout, Philemon Raes en Const. Lindemans. Lijkstoet gevolgd door de gemeente overheden en eene talrijke schare volk. In dien zelfden stoet, wordt het ontgraven lijk van den ongelukkigen F. De Keermaeker aangebracht, gedragen door 4 zijner geburen, afgebrande menschen in hunne arme alledaagsche kleeding. E.H. Van Bavel doet de mis. Droeve, zeer indrukwekkende plechtigheid. Beide martelaren liggen nevens malkander in een graf. Duitsch krijgslazaret in het Gasthuis van Merchtem. Een vijftigtal gekwetsten (duitschers en eenige belgen) worden er verzorgd. Eenige zijn daar gestorven, tusschen dewelke een Duitsche officier. Brutaal gedrag van duitschen jegens hunne overledenen: Ze smijten ze van de trappen. Duitsch kerkhof aan de kasseide naar Steenhuffel. De gesneuvelde Belgen rusten op het kerkhof van Merchtem. Talrijke wagens met gekwetsten werden deze dagen over Opw. naar Merchtem en Brussel vervoerd. Donderdag 1 Oct. 2 Belg. soldaten 1e Lin. (Sacré, briefdrager van Berlaere en een jongen van Wondelghem) door onze veldwachter van Opw. tusschen Boschkapel en Peiseghem begraven. ... Op 11 februari 1919 schrijft het Opwijks gemeentebestuur aan de Bestuurder der krijgsbegravingen te Brussel:
N° 376 Krijgsbegravingen Opwijck, den 11 Februari 1919. De Heer H. Put, Bestuurder der krijgsbegravingen, te Brugge (St Jansstraat 20) bij het Ministerie van Oorlog. Deze brief maakt dus geen melding van een mogelijk 5de soldaat die op Opwijks grondgebied zou zijn gesneuveld, met name Charles Derkinderen (vermelding op zijn overlijdens/begravingsfiche).
De tentoonstelling Het dagelijks leven in Opwijk en Mazenzele 1914-1918 –
(Over)leven tijdens WO I (zie deel van de catalogus) toont documenten van 5
Belgische soldaten die gesneuveld of gekwetst waren bij de gevechten op 27
september 1914 aan de grens met Buggenhout (Eeksken,…). Bij sommige is er dus
twijfel onder meer of ze sneuvelden (overleden) op Opwijks of op Buggenhouts
grondgebied. In de publicatie Steden en landschappen. IV West Brabant, door Dr. Jan Lindemans en Ir. Dr. Stan Leurs en met medewerking van o.m. Paul Lindemans, uitgegeven door 'De Sikkel' (Antwerpen) in samenwerking met de Vlaamse Toeristenbond, 1925, vat Jan Lindemans, in het hoofdstuk II. Geschiedenis, op pag. 60 de oorlog als volgt samen: Gedurende den wereldoorlog 1914-18 bleef West-Brabant grootendeels buiten de gevechtszone en had minder te lijden, indien wij den Noordelijken rand uitzonderen, dan om 'teven welke gouw in België. Het had ook anders kunnen zijn. Had het Engelsch leger in '14 een week vroeger in volle sterkte op de been geweest, dan zou de leperen-IJzerslag geleverd geweest zijn op den Dender, en de vierjarige verwoesting kon hier gewoed hebben. Evenzoo was op 11 November de wapenstilstand niet geteekend geweest, kon wellicht een laatste wanhopige tegenstand van de Duitschers een paar weken ons leger voor den Dender opgehouden hebben (de verdedigingsmaatregelen waren reeds getroffen), en dat ook zou voldoende geweest zijn om onze dorpen te laten in gruizel schieten. De krijgskans heeft er, Goddank, anders over beschikt. Vermelden wij hier de krijgsgebeurtenissen die, in 't begin van den oorlog, zich ontsponnen in de Noordelijke gemeenten van West-Brabant: 24 Augustus: Gevecht te Impde waar een Belgische compagnie jammerlijk in een hinderlaag viel; dienzelfden dag (vliegende Maandag) algemeene vlucht der manslieden in Noordelijke richting; 25-26 Augustus: Uitval der 6e Legerdivisie langsheen de Vaarten van Brussel en Leuven; gevechten op de lijn Wolverthem. Beigem, Eppegem, Zemst, Hofstade; 2 September: Onder voorwendsel «Man hat geschossen» branden de Duitschers een reeks huizen neer te Merchten in het dorp en schieten een burger dood; 4 September: Gevechten rondom Kapellen-op-den Bosch; het gansche dorp door de Duitschers platgebrand; 4-5 September: Opmarsch der Duitschers naar Dendermonde; moorden te Lebbeke (50 burgers), brand van Dendermonde; 9-13 September: Offensief van het Belgisch Leger in de richting Leuven; de Duitschers houden in deze streek ons leger tot staan op de versterkte lijn Hamme, Brussegem, Grim-bergen, Eppegem;
26-27 September: laatste uitval van ons leger ditmaal in de richting Assche;
gevechten te Lebbeke, Opwijk, Buggenhout, Peisegem; een gehucht te Opwijk
afgebrand en een burger vermoord; alweer onder het gebruikelijk voorwendsel; na
aanvankelijk voordeel, moeten de Belgen voor de overmacht zwichten.
Met een brief januari 1915 schrijft de gemeente Opwijk op 3 december 1914 aan de voorzitter van de Provinciale Landbouwcommissie te Asse:
N° 885 Hulp aan de afgebrande
inwoners Opwijk, den 3 December 1914
3° Wij verlangen voor bovenvermelde huisgezinnen
een hulp te ontvangen, in kleedingstukken, beddegerief en deksels. Met een brief dd. 15 januari 1915 schrijft de gemeente Opwijk aan de voorzitter van het Provinciaal Hulp-en Voedingscomiteit te Brussel: N° 906
Eeksken - Hulp. Opwijck 15 Januari 1915. Met een brief schrijft de gemeente Opwijk op 28 september 1916 aan 'Den heere Zivilkommisar bij de Keizerlijke Kreischef Brussel' over de vernielingen op 't Eeksken: N° 1402.
DOOR DEN OORLOG VERNIELDE WOONINGEN. Opwijck, den 28 Sept. 1916. en op 30 oktober 1916: N° 1444 Opwijck,
den 30 october 1916 1e) Aerts Ludovicus, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. Deze gebouwen zijn gansch herbouwd. 2e) Michiels Henricus, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. Deze gebouwen zijn gansch herbouwd. 3e) Waveryns Egied en Frans, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. Deze gebouwen zijn gansch herbouwd. 4e) Van den broeck Guilliëlmus, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. Deze gebouwen zijn gansch herbouwd. 5e) Aerts Paulus, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. De woning en stalling zijn herbouwd. De schuur waarvan de grond de op-pervlakte heeft van 42 vierkante meters, is nog niet herbouwd. De eigenaar verklaart te zullen heropbouwen na den oorlog. De puinen zijn gansch afgebroken. 6e) Vereecken Joannes, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. De woning en schuur zijn herbouwd. De stalling moet nog heropgebouwd worden. De oppervlakte van den grond van dit laats-te gebouw is 72 vierkante meters. De eigenaar verklaart het te zullen heropbouwen na den oorlog. De nog rechtstaande muren hebben omtrent 3 meter hoogte. 7e) De Keersmaecker kinderen Frans, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. De woning is gansch herbouwd. Schuur en stalling, waarvan den grond te samen een oppervlakte heeft van 144 vierkante meters, zijn nog niet herbouwd. De eigenaars verklaren te zullen herbouwen na den oorlog. De puinen zijn gansch afgebroken. 8e) De Clerck Ildefons, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. Het woonhuis is gedeeltelijk heropgebouwd, en is bewoonbaar. Twee kamers, stalling en schuur moeten nog herbouwd worden. De oppervlakte van den grond van de twee kamers en stalling is 72 vierkante meters. De oppervlakte der schuur is 74 vierkante meters. Deze gebouwen zullen na den oorlog heropgebouwd worden. 9e) Vermeiren Theophiel, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. De woning en schuur zijn herbouwd. Een stal moet nog herbouwd worden. De oppervlakte van den grond van dit laatste gebouw is 29 vierkante meters. Dit gebouw zal na den winter herbouwd worden. De puinen zijn gansch afgebroken. 10e) Luypaert Ludovicus, gehucht eexken, afgebrande woning, met schuur en stalling. De stal is herbouwd en dient voor woonst. Het huis en schuur waarvan de grond een oppervlakte heeft van 77 vierkante meters, moeten nog herbouwd worden. De eigenaar verklaart deze laatste gebouwen te zullen herbouwen na den oorlog. De puinen zijn gansch afgebroken. 11e) Moens Sophia, gehucht eexken, woning vernield door geschut, is gansch herbouwd.
De burgemeester (get.) B. De Smedt en op 21 december 1916: N° 49. VERNIELDE GEBOUWEN.
Opwijck, 21 December 1916. en N° 50. Opwijck, 21 December
1916. Situatie van de kerken in het omliggende: In een niet-gedateerde brief 'Over onze kerken' schrijft Scheutist Leon Lindemans aan zijn broer Paul (vrijwilliger, frontbrancardier) met fijnzinnige beschrijvingen en overwegingen over de door de Duitsers in de septemberdagen 1914 verwoeste en beschadigde kerken en kerktorens van de streek: Peizegem, Londerzeel, Opstal, Baasrode, Dendermonde, Sint-Gillis, Lebbeke, Baardegem, Opwijk, Mazenzele, Kobbegem, Bollebeek, Mollem, Asse, Droeshout. |