Naar HOM-website

Startpagina HOM-algemeen

Nieuw op HOM-site

Naar externe links

Zoeken in HOM-site

Inloggen HOM-ledengebied

Vorige bezochte pagina

Volgende (reeds bezochte) pagina

Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Klik voor naar top van de pagina of dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

www

WO I - Onder Duits én Belgisch bestuur


Deze bijdrage is onder meer gebaseerd op de gegevens uit het oorlogsdagboek 1914-1918 van Louis Lindemans, de Geschiedenis van Opwijk (Jan Lindemans), de besluiten van de gemeenteraden Opwijk en Mazenzele, de uitgaande briefwisseling van de gemeenten Opwijk en Mazenzele, het frontblaadje De Stem uit Opwijck, de verslagen van de parochiepastoors Opwijk en Mazenzele over de oorlogsgebeurtenissen, de gegevens met betrekking tot de oorlogsomstandigheden uit het verslagboek (afroepboek) van de parochie Sint-Paulus nov. 1916-dec. 1920, de akten Burgerlijke Stand Opwijk en Mazenzele en de gemeentelijke Bevolkingsregisters Opwijk en Mazenzele.

Zie ook de meer uitgebreide lijst van bronnen en literatuur.

 

De Duitsers zagen zich na de bezetting van België geplaatst voor een vorm van gedwongen samenleven en beperkte samenwerking die van hen niet te veel toegeeflijkheid vroeg en de Belgen enige waardigheid liet. Naast het Gouvernement-Generaal, dat de centrale militaire organisatie in het bezette land was, stelden de Duitsers een burgerlijke administratie in, de Zivilverwaltung die belast was met het dagelijks bestuur van het land. Op de topambtenaren na waren de medewerkers van de Belgische ministeries van Binnenlandse Zaken, Openbare Werken, Landbouw, Justitie, Kunsten en Wetenschappen en Financiën op verzoek van hun regering op hun post gebleven: zij dienden de dagelijkse gang van zaken te blijven behartigen, voor zover ze daarmee de Duitse oorlogsdoelen tenminste niet dienden. De ambtenaren van de Spoorwegen en de PTT hadden ontslag genomen. Deze diensten waren nu geheel in Duitse handen.

De belangrijkste beslissingen werden vanzelfsprekend in de Zivilverwaltung genomen. In toenemende mate trokken de Duitse ambtenaren het beheer en bestuur van het bezette land naar zich toe. Boven op deze organisatie werden op centraal niveau nieuwe instellingen in het leven geroepen. De bezettingsmachine beantwoorde aan de wet van de bureaucratische dynamiek: meer en meer nieuwe Zentralen en Abteilungen.

Op plaatselijk niveau herhaalde deze organisatie zich: elke provincie stond onder het gezag van een militair gouverneur en een voorzitter van de provinciale Zivilverwaltung. De bestaande provinciale vergaderingen werd het vergaderrecht ontzegd, tenzij om belastingen goed te keuren.

De Duitsers lieten alleen de gemeentebesturen bijna intact, zij het dan onderworpen aan de arrondissementele Kreischefs en Zivilkommissare, en, bij aanwezigheid van een garnizoen, in de grotere gemeenten de Kommandantur.

De Duitsers vaardigden duizenden grote en kleine verordeningen uit. Die werden gepubliceerd in het Verordnungsblatt en moesten aangeplakt worden op openbare plaatsen.

De vele regels en verordeningen waren natuurlijk enkel effectief als de naleving ervan ook gecontroleerd kon worden. Het bezettingsleger was echter veel te klein om op de stipte uitvoering van alle regels toe te zien. Daarom werd een belangrijk deel van de controle overgeheveld naar de traditionele Belgische gemeentediensten. De verantwoordelijkheid voor de ordehandhaving lag bij de burgemeester. Hij moest niet alleen de verordeningen die de Kommandant uitvaardigde bij het volk bekendmaken, maar er ook voor zorgen dat de regels nageleefd werden. Daarvoor had hij zijn eigen politiedienst ter beschikking. Als de burgemeester zijn verantwoordelijkheid onvoldoende opnam of zijn eigen politiedienst de naleving niet strikt genoeg opvolgde werd de Duitse Feldgendarmerie ingezet om controles uit te voeren en het naleven van de regels af te dwingen.

De ervaring van de oorlog was ook van plaats tot plaats anders, naargelang men in de stad of op het land woonde, vlak achter het front dan wel in het oosten van het land. Ook het individueel karakter van hooggeplaatste Duitse militairen was soms bepalend. In de dorpen heersten de Feldwebel en onderofficieren met vaak grote willekeur.

Voor de meeste Belgen regelden de gemeenten vrijwel het gehele openbare leven. Alleen daar waren de leidinggevende instellingen, burgemeesters, schepenen, gemeenteraden, nog Belgisch, en daar zouden zich ook de grootste botsingen met het Duitse gezag voordoen: als vroeger waren zij de ‘natuurlijke verdedigers’ van hun burgers tegen vreemd gezag. Gemeenten betaalden lonen, uitkeringen en pensioenen uit. Ze werken voor de voedselhulp samen met de plaatselijke Hulp- en voedingscomité’s , privéliefdadigheid en gaven financiële steun. Het door werkloosheid weggevallen of ingekrompen loon werd met voedsel-, kleding- en kolenbonnen enigszins gecompenseerd. Grond voor volkstuintjes werd ter beschikking van behoeftige gezinnen gesteld en de gemeenten voerden diverse openbare werken uit om de werklozen van arbeid te voorzien.

Voor de meeste Belgen was de horizon versmald tot de grenzen van de gemeente. Alleen de bezetter genoot bewegingsvrijheid. Voor elke verplaatsing moesten Passierscheine worden aangevraagd, die geld kostten en niet altijd verleend werden. Reizen was moeizaam, tijdrovend en duur. En uren stonden Belgische burgers in de rij als gevolg van de al maar toenemende Duitse regels (regels die verbijsterende hoeveelheden stempeltjes, passen en vergunningen voorschreven). Tot wanhoop stemde de alomtegenwoordigheid van schildwachten, van Passierscheine, Personalausweise en Verboten een waar moeras van regels, dat het dagelijkse leven moeilijk maakte.

Gedurende de laatste maanden van het jaar 1916 was bovendien een nieuw aangetreden gezag in het Duitse Rijk begonnen een veel harder beleid ten aanzien van het veroverde gebied te voeren. Zonder tijd te verliezen diende het Duitse gezag in Brussel het veroverde land ten dienste te stellen van de oorlog. In het bezette land voerde verordening na verordening de inbeslagneming van zo ongeveer alles op.

Vanaf januari 1917 moesten alle mannen tussen 17 en 75 jaar zich maandelijks melden bij het Meldeamt en het binnenlands verkeer werd zo mogelijk nog moeizamer dan het in de eerste oorlogshelft was geweest. in 1917 werd heel bezet België verplicht te verduisteren.

De bezette Belgen ontzegden het regime echter elke legitimiteit. Ze weigerden zich neer te leggen bij de gedachte dat de Duitse overheersing weleens van lange duur zou kunnen zijn. Vergrijpen die niet tegen de Duitse staat of het Duitse leger waren gericht, vielen nog steeds onder de bevoegdheid van het Belgische gerecht; elke poging om hierin tussenbeide te komen stuitte op verzet.

Zoals eerder al is aangehaald, bleven van het Belgisch democratisch bestel enkel de gemeenteraden functioneren, weliswaar met de toestemming van de Duitse bezetter.

In 1915 moesten normaal nieuwe gemeenteverkiezingen plaatsvinden, maar een Duitse verordening (16 juni 1915) verlengde de mandaten van de bestaande leden voor onbeperkte duur.

Opwijk

De gemeente telde in 1914 ongeveer 6.000 inwoners. Een vierde van de bevolking waren landbouwers.

Opwijk was afhankelijk van het Duitse bestuur: de Kommandantur te Asse (vanaf april 1914 Merchtem), de Zivilkommisar en de Kreizchef te Brussel en allerlei hogere ambtenaren tot en met de gouverneur-generaal. Ter plaatse bestond de Duitse bezettingsmacht sedert 20 november 1914 uit een groep Landsturmers, die verschillende malen vervangen werden.

Burgemeester Benoit De Smedt en zijn schepenen Emiel De Coster en Pieter De Block bleven gedurende gans de oorlog in dienst. Belangrijke taken in de gemeente vervulden ook de gemeentesecretaris August Heyvaert, de politiecommissaris Victor Rombouts en de veldwachter Jan Baptist Hermus. Voor de talrijke betrekkingen met de Duitsers speelde gemeentebediende Van Mulders –die vertaalde uit en naar het Duits- een belangrijke rol. Jozef Van Malderen was gemeenteontvanger.

Veldwachter Jan Baptist Hermus moest de Duitse verordeningen aankondigen. Hij riep de mededelingen af na de hoogmis op het kerkplein, op een verhoog onder het afdakje tegen de muur van de herberg 'De Gouden Leeuw'. Ze werden ook aangeplakt –in het Vlaams en het Duits- op de muur van het kerkhof en wie ze niet naleefde werd bedreigd met  hoge geldboetes en strenge gevangenisstraffen.

In oktober 1916 vroegen de Opwijkse hulpsecretaris August Van Mulders en de schepen van Openbare Werken Petrus De Block een rijwieltoelating omdat de gemeente zo  uitgestrekt was en wel 15 gehuchten telde. De eerste moest voor de Duitse bezetters de telling doen van de voorraden en de tweede stond in voor de werken in Opwijk gedaan door werklozen. Maar de aanvraag werd geweigerd.

Jan Hermus bezorgde vele honderden brieven tussen de gemeente Opwijk en de Kommandantur. Hij moest dagelijks naar het kommissariat te Asse, wat te voet 2 uur vergde. In januari 1917 vroeg de gemeente aan de Opwijkse ‘Bahnwache’ een formulier ‘Auftrag auf Radfahrerlaubnis’ en in september 1918 aan de Kommissar te Asse een reispas voor veldwachter Jan Hermus om per fiets naar Asse te mogen rijden.  Eind september 1918 moest de gemeente haar rijwiel inleveren. De banden waren zelfs al vroeger ingeleverd.           

Mazenzele

De gemeente telde in 1914 ongeveer 1.200 inwoners.

Mazenzele was afhankelijk van het Duitse bestuur: de Kommandantur te Asse, de Zivilkommisar en Kreizchef te Brussel en allerlei hogere ambtenaren tot en met de gouverneur-generaal.

In oktober 1918 stuurt de gemeente de lijst op van Duitse officieren en manschappen die in Mazenzele ondergebracht zijn.

Burgemeester Franciscus Josephus De Smedt overleed op 24 sept. 1915 en werd tijdens de oorlog niet vervangen. Gemeenteraadslid Ludovicus Bernardus Van Langenhove werd dienstdoende burgemeester. De schepenen waren Joannes Vereertbruggen en Ferdinand Van der Straeten. Emiel Esselens en J. Sablon waren de gemeenteraadsleden. Gemeentesecretaris was Jan Michiels.

Jan MEEUSSEN


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-