Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

Bronnenlijst

www

Oktober-november 1918: nog meer vluchtelingen


Naar het einde van de oorlog, met de verplaatsing van de legers en de gevechten opnieuw naar het oosten toe, kwam er een nieuwe vluchtelingenstroom op gang die onze contreien passeerde of hier deels neerstreek. Deze vluchtelingenstroom werd door de Duitse overheid aangekondigd en wellicht deels georganiseerd. Sommige groepen waren begeleid door Duitse soldaten.

Opwijk

De inhoud van de uitgaande brieven van het Opwijks gemeentebestuur illustreren scherp de problematiek van de vluchtelingen in Opwijk eind 1918.

Zie gemeentelijke uitgaande brieven betreffende de vluchtelingen in Opwijk okt.-nov. 1918.

Op 7 oktober kreeg de gemeente van de Etappen-kommandantur te Asse (Opwijk lag toen al in het Etappengebied) te horen dat er 5000 vluchtelingen naar Opwijk kwamen, die moesten gehuisvest worden. Bijna dagelijks moest de gemeente aan de Kommandantur te Asse  de bewegingen van de vluchtelingen meedelen: hoeveel waren er begeleid door Duitsers, hoeveel kwamen er binnen, hoeveel vertrokken er onmiddellijk, hoeveel bleven er meer dan één nacht, hoeveel vertrokken er ’s anderdaags en naar waar. Ook de verdeling over mannen van 16-60 jaar, oude mannen en vrouwen en kinderen moest opgegeven worden. De aanmelding leverde enorm veel werk op zodat de persoonsgegevens al snel niet meer konden genoteerd worden. Op 1 november 1918 waren er 581 die (sinds 1 oktober) nog in Opwijk verbleven, waarvan 236 mannen van 16-60 jaar, 13 oude mannen en 362 vrouwen en kinderen. Na het einde van de oorlog vertrokken de meeste vluchteling terug naar huis, maar niet allemaal; Nog in juli 1919 antwoordde de gemeente aan de gouverneur van Brabant dat er geen mogelijkheden waren om nog vluchtelingen te huisvesten: er waren geen leegstaande woningen en er waren zelfs huizen te kort.

In zijn Geschiedenis van Opwijk (1937-’39) schrijft Jan Lindemans (pag. 229):

Vanaf begin Oktober [1918] zagen we dagelijks achteruit trekkende Duitse troepen. Ook vluchtelingen uit de frontstreek, Menen, Halewijn, Tourcoing, Roubaix, Wervik, enz. passeerden hier met duizenden. Het comité zorgde voor nachtverblijf en hulp, maar trachtte die ongewenste gasten, zooveel als mogelijk, kwijt te geraken. De Duitsers eisten alle vervoermiddelen op om dat volk, dat hier aanhoudend uit de richting Aalst toegestroomd kwam, naar 't Oosten toe door te zenden. Zoo verschenen, op 10 Oktober, alle mogelijke karren van Londerzeel, Malderen, Steenhuffel, Brussegem, enz., op een bevel van de Duitsers, aan den « Plezantenhof », om de 5000 aangekondigde vluchtelingen! te vervoeren. De twee derden der karren reden ledig weg. Op 12 Oktober waren er, te Opwijk, reeds 800 vluchtelingen ten laste van het Comité; op 27 Oktober kwamen er nog 550 bij; begin November telde men er 1677. De St. Pauluszaal was herschapen in een bestendig nachtasyl.

Het oorlogsdagboek van Louis Lindemans vermeldt:

Naaste week, meldt de Duitse overheid, mogen wij duizenden vluchtelingen verwachten die zullen moeten geherbergd worden. Donderdag 20.000 (5-10-18).

Aankomst van Franse vluchtelingen uit de omstreken van Halluin (7-10-18)

Aankomst van nieuwe vluchtelingen (8-10-18).

Doortocht van vluchtelingen uit Tourcoing, Menen, enz. 5000 man te logeeren en te spijzen (9-10-18).

Honderden rijtuigen uit Londerzeel, Malderen, Steenhuffel, enz. in een rij van aan de Plaizanten Hof (Nijverseel) tot aan de molen van de Nieuwstraat, wachten naar vluchtelingen. In plaats van 20.000 komen er nauwelijks 1900, welke deels naar de naburige dorpen gezonden worden. Enige Duitse soldaten vergezellen die ongelukkigen, die op hun karren en wagens, al wat zij hebben kunnen redden van eetwaren en kledingstukken mee voeren (10-10-18).

Nog 230 vluchtelingen komen aan (11-10-18).

Er zijn op 't ogenblik rond 800 vluchtelingen in Opwijk (12-10-18).

Nieuwe vluchtelingen aangekondigd (18-10-18).

Het getal nieuwe vluchtelingen deze laatste dagen hier geherbergd bedraagt heden 550. Doch dagelijks, trekken nieuwe zwervers hier voorbij, meestal jongelingen van 15 à 20 jaren oud (27-10-18).

Aankomst van 160 vluchtelingen uit Moen (W. Vl.) Rampzalig volk, vele kinderen, en zieke jonge vrouwen (31-10-18)  

Volk dwaalt droevig door de straten van het dorp (1-11-18).

Het getal vluchtelingen, in Opwijk geherbergd beloopt heden op 855 (1-11-18).

's Avonds aankomst van 150 vluchtelingen uit Roubaix, Roncq, etc. (lastige gasten, meestal socialisten) (2-11-18).

Droeve doortocht van vluchtelingen, aangebracht door boeren van Mazel. De Duitsers kondigen nog de aankomst aan van 1800 anderen (3-11-18).

Het regent vluchtelingen. Assche, Ternath, etc. zenden ons al dat volk dat ze niet meer kunnen herbergen, meestal mannen van Roubaix en Tourcoing. De Sint-Pauluszaal waar al dat volk nestelt wordt geplunderd. De costumes van den toneelkring namelijk werden meegenomen, schermen en decors aan stukken gescheurd. Weinig interessante kerels die wij nu moeten herbergen, niet veel beter dan Duitsers (4-11-18).

Het dorp vol vreemdelingen (5-11-18). 

Het getal vluchtelingen beloopt heden op 1677 (7-11-18)

Rond 1100 vluchtelingen zijn sedert 2 weken vertrokken. Er blijven er nog 5 à 600 (29-11-18).

Er zijn nog steeds 360 vluchtelingen in Opwijk (14-12-18).

Het verslagboek van de Conferentie van Sint-Vincentius vermeldt:

Daar in naburige dorpen al vluchtelingen zijn toegekomen, zoo spoort de Voorzitter ons aan, om zoo er in Opwijk ook toekomen, 't zij Franse vluchtelingen of Landgenoten, van deze goed te ontvangen, daar die mensen toch niets meer hebben. Terwijl wij nog in bezit van alles zijn. (12-6-17)

De Heer Voorzitter nodigt ons ook van de vluchtelingen te gaan bezoeken, om te zien of deze bij de burgers zijn ingenomen, of er behoorlijk plaats en logement is, of de inwoners over hun vluchtelingen tevreden zijn; wat plaats er in de huisgezinnen nog is om nieuwe vluchtelingen te plaatsen zo er nog moesten toekomen. (3-7-17).

Er wordt nogmaals gesproken over den toestand der vluchtelingen en der families waar bij zij inwonen. De Heer Voorzitter geeft lezing van een hele lijst families in Opwijk die, zo er nog uitwijkelingen toekomen, gaarne hun aandeel zullen innemen. Deze lijst moet steeds aangroeien. (24-7-17).

Mazenzele

Op het einde van de oorlog kwam een nieuwe vluchtelingenstroom aan in Mazenzele. In oktober 1918 waren er reeds 600 en dan kwam er nog een transport van 500 personen. De gemeente had maar 130 woningen (op 180) waar ze konden ondergebracht worden. Omdat sommige mensen geen vluchtelingen willen aannemen zouden soldaten zich hiermee moeten gelasten. Men had schrik voor het uitbreken van  besmettelijke ziekten door overbevolking. Mazenzele vroeg dan om tussenkomst om vluchtelingen te plaatsen in wijken die grensden aan de gemeente.

Zie brief van het Mazels gemeentebestuur van 22 oktober 1918.

Ook na de oorlog waren de vluchtelingen nog niet dadelijk vertrokken. In januari 1919 stuurde de gemeente uittreksels uit de akten van geboorten naar Wervik: Joostens Arvène Landelie (° Wervik 11.12.1892), dochter van Gustaaf en Ostyn Amelie en hun zoon Cesar Alfons (° Wervik 19.11.1894); Morisse Georges Emile (° Wervik 4.12.1894), zoon van Louis en Van Raes Leontine; Decramer Achiel Eduard (° Wervik 7.10.1898), zoon van Theophiel en Bartholomeus Pelagie Sophie; Deprez Leon Joseph (° Wervik 5.11.1897) en Deprez Remi Emile (° Wervik 30.11.1898) zonen van Jules Polydoor en Vanhee Marie Louise. Wellicht waren een aantal van deze mensen wel geëvacueerden van de zomer 1917 - zie Geëvacueerde burgers uit West-Vlaanderen en Noord Frankrijk in onze dorpen, 1917.

Pas in augustus 1919 vertrokken de laatste vluchtelingen uit Mazenzele .


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-