Naar HOM-website

Startpagina HOM-algemeen

Nieuw op HOM-site

Naar externe links

Zoeken in HOM-site

Inloggen HOM-ledengebied

Vorige bezochte pagina

Volgende (reeds bezochte) pagina

Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Klik voor naar top van de pagina of dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

www

WO I - Voeding, kleding en verwarming


Deze bijdrage is onder meer gebaseerd op de gegevens uit het oorlogsdagboek 1914-1918 van Louis Lindemans, de Geschiedenis van Opwijk (Jan Lindemans), de besluiten van de gemeenteraden Opwijk en Mazenzele, de uitgaande briefwisseling van de gemeenten Opwijk en Mazenzele, het frontblaadje De Stem uit Opwijck, de verslagen van de parochiepastoors Opwijk en Mazenzele over de oorlogsgebeurtenissen, de gegevens met betrekking tot de oorlogsomstandigheden uit het verslagboek (afroepboek) van de parochie Sint-Paulus nov. 1916-dec. 1920, de akten Burgerlijke Stand Opwijk en Mazenzele en de gemeentelijke Bevolkingsregisters Opwijk en Mazenzele.

Zie ook de meer uitgebreide lijst van bronnen en literatuur.

 

Brood

Al vlug na het uitbreken van de oorlog kocht de gemeente zelf brood aan in Nederland. Daarna kreeg plaatselijk Hulp en voedingscomité ingevoerd graan dat, samen met graan dat bij de landbouwers werd opgeëist, in Opwijkse molens werd gemalen en thuis of bij Opwijkse bakkers tot brood gebakken. De landbouwers mochten een deel graan behouden om het laten malen en zelf te bakken of te laten bakken. Het gemeentecomité van Opwijk gaf 300 gram meel per dag. In 1915 betaalde men ca 0,50 fr voor 1 kg meel. Hierover meer in het hoofdstuk over de Landbouw.

Aardappelen

Voor aardappelen moest de gemeente zelf in haar behoeften voldoen. De landbouwers mochten een deel van de oogst behouden en moesten de rest leveren, deels aan het Hulp- en voedingscomité en deels aan de Duitse bezetter. De uitvoer uit de gemeente was streng verboden. Op 30 maart 1916 besliste de gemeenteraad van Opwijk het dagelijks rantsoen aardappelen voor de behoeftigen vast te stellen op 300 gr en voor de kinderen onder de 7 jaar op 200 gr. De aardappelen zouden hen gratis uitgedeeld worden bij het tonen van hun aardappelkaart. De uitdelingen gebeurden om de veertien dagen. Wie van de uitdelingen niet kon genieten kreeg geleibrieven voor de aankoop bij de voortbrengers. Bemiddelde burgers kregen maar geleibrieven voor 150 grammen per persoon en per dag. Men mocht zelf geen voorraad aardappelen meer hebben. In 1917werden aardappelen verkocht tegen 200 f. en meer per 100 kg. Over aardappelen meer in het hoofdstuk Landbouw.

Groenten en fruit

In 1917 was het droog en warm weer en oogste men veel fruit. Er waren peren en appelen in overvloed tegen 2,5 fr per 100 kg. Voor 3 noten betaalde men 0,25 fr.
Groenten kon men zelf telen, vooral bonen en erwten. Ook het Hulp- en voedingscomité kreeg regelmatig een levering van bonen. Ajuin was zeer gegeerd. Er werd zoveel gestolen dat de boeren 's nachts de wacht hielden op het veld. Ajuin bracht 30 fr op per 100 kg en wortelen zelfs 80 fr.

Rijst

Door de invoer via het Hulp- en voedingscomité van voedsel uit andere landen kregen voedsel te eten dat de meesten voordien nog nooit gezien hadden: rijst, … 1 kg rijst kostte in 1916 1,75 fr.

Kindervoeding

De kindervoeding bestond uit 'American Lilian Babyfood', 'Belgian Curing Food' (voor zwakke kinderen), voedingpasta's, noedels, 'pudding powders', (school) beschuiten en een mengsel van chocolade en cacao. Deze voeding werd vooral gemaakt in de fabriek van Delacre (Vilvoorde) en in Biscuiterie Victoria. Zij maakten ook 'lactigène' voor zogende moeders.

Melk

Een deel van de melk die de landbouwers produceerden mochten ze behouden of verwerken tot boter. Een ander deel moesten ze leveren aan een melkerij naar keuze, die ze deels verwerkte tot boter. Hier kon de bevolking melk en boter kopen, maar er moest ook geleverd worden aan de bezetter. Dagelijks kregen een 60 à 70 moeders een liter melk voor de voeding van hun kinderen beneden het jaar. Op vrijdag werd er botermelk besteld voor de inwoners. De melk en de botermelk werden ook duur. Hierover meer in het hoofdstuk Landbouw.

Boter

Boter was enkel voor de rijken weggelegd. Tijdens de oorlog verscheen de margarine, vervaardigd uit plantaardige olie. In 1917 werd boter verkocht aan 20 f. den kilo.Over boter meer in het hoofdstuk Landbouw.

Vlees

Opvallend is de vermindering van vlees in de voeding. Enkel de wel stellenden konden zich dit veroorloven. De volkslagen moesten zich tevreden stellen met spek. In vele gevallen bedroeg het weekrantsoen 500 gr. voor twee personen, dit kostte 1,40 fr. Dit hoge bedrag —een arbeider verdiende voor de oorlog 2 fr. per dag— wijst op de rampzalige invloed der inflatie. Reuzel werd algemeen gebruikt voor het brood en in de keuken.
Voor vlees waren de inwoners aangewezen op de landbouwers of op eigen kweek, vooral van kleinvee. In Opwijk waren de beenhouwers Casimir Van Lysebeth, Robberechts en De Plecker .De gemeente moest de gemiddelde prijzen meedelen aan de Kommandantur te Merchtem. In juni 1917 bedroeg de prijs per kg levend vlees: voor rund 4,75 fr en voor varken 10,5 fr. In 1918 verdubbelden de prijzen van het vlees. De bezetter was vooral geïnteresseerd in varkensvlees. Varkens werden dan ook meer en meer opgeëist. Spek kostte 6 fr per kg maar het werd ook ingevoerd en verdeeld door het Hulp- en voedingscomité. Het rantsoen was 125 gr. per week en per persoon en alle 14 dagen een pond vet. Tegen het einde van de oorlog verdubbelden de prijzen. Zie hierover ook in het hoofdstuk Landbouw.

Eieren

Eieren waren een belangrijk vervangingsmiddel voor vlees. Ook hier stegen de prijzen sterk: in 1915 0,32 fr per stuk, in 1917 al 0,50 fr en in 1918 tot 1,35 en 1,50 fr het stuk. Zie hierover ook in het hoofdstuk Landbouw.

Suiker, siroop en confituur

Opwijk

De gemeente was verplicht een boek bij te houden met de suikerrekening en de suikerverdeling. Elke maand stuurde ze hiervan een uittreksel aan de Zivilkommissar. Zij moest ook de maximum suikerprijzen aanplakken. In december 1915 was de verkoopprijs van suiker per kg : geraffineerde suiker 0,98 fr, gekristalliseerde suiker 0,82 fr, kandijsuiker 0,95 fr en meelsuiker 0,9 fr. 344 gezinnen vroegen toen aan de gemeente 3.788 kg suiker om vruchten in te maken. Het vervoer kostte 1,25 fr per 100 kg en het lossen, uitwegen, bestellen en de papieren zakken 146 fr. In 1917 ontving Opwijk nog 2.782 kg beetsiroop, 4.056 kg gemengde siroop, 1.771 kg appelconfituur en 2.450 glazen potten met pruimenconfituur, 25 potten pruimenconfituur, 975 potten aardbeienconfituur en 1.925 kg broodsuiker. De gemeente betaalde voor de leveringen in 1916-1918 niet minder dan 63.519,90 fr. aan de Zuckerlieferung (op rekening bij de Deutsche Bank).

Mazenzele

Het suikerregister dat de gemeente moest bijhouden en opsturen naar de Zivilkommissar vermeldde in februari 1917 dat de suikerprijs vastgesteld was op 1,15 fr per kg voor kristalsuiker en 1,25 fr per kg voor broodsuiker. Men ontving in 1917 550 kg broodsuiker , 1.200 kg 'cristallisé', 250 kg meelsuiker en 800 kg broodsuiker. In maart 1917 leverde de firma Trois Fontaines te Vilvoorde 492 kg bietensiroop, 456 kg confituur en 499 kg honing. Van de 'Centrale des Sucres' kreeg men 228 kg 'sirop mélange' en 308 kg 'confitures de pommes'. In december 1917 daalde het rantsoen tot 550 gr per persoon met een extra voor kinderen onder de 3 jaar, zieke en oude mensen. De bevoorrading met suiker ging door tot september 1918.

Alternatieve voedingsmiddelen

In januari 1917 kreeg de gemeenteraad van Opwijk een brief van de Zivilkommissar met de aanspooring om raapkolen en wortelen aan te kopen voor de voeding der bevolking. De gemeente vroeg toen om 28.000 kg raapkolen.

Koffie en chicoree

Ter vervanging van koffie werd chicoree gedronken en ook 'céraline', een mengsel van gebrande graansoorten. In 1916 kostte koffie 7 à 10 fr per kg. Later stegen de prijzen tot 50 fr.
Textiel en schoeisel

In december 1914 stuurde Amerika talrijke kostuums voor de afgebranden van 't Eeksken.

De Kreiskommissar voor het Rood Kruis van België vroeg in januari 1916 een lijst van vrouwen die zich aangeboden hadden om kousen te breien. De Opwijkse lijst vermeldde 9 vrouwen met naam. In antwoord op de verordening van de gouverneur-generaal van 17 november 1916 werd meegedeeld dat er in Opwijk geen stapelplaatsen van textielstoffen waren, die onder de verordening vielen. Er waren ook geen machines voor verwerking van wollen of katoenen vodden of afval van textielwaren.

In januari en in maart 1917 ontving men kledingstukken in 't Gasthuis. Ze werden door de leden van de Conferentie uitgedeeld aan die huisgezinnen die de geringste inkomsten hadden. Een aantal arme kinderen werden, bij gelegenheid van hun plechtige Communie, gekleed en 15 van hen kregen ook 10 frank. In gemeenzaam akkoord werden er bv. in 1915 uitgedeeld: kledingstukken, sarges en beddengoed; kleedsel voor eerste-Communiekanten.

Schoenen werden weinig gedragen bij gebrek aan leder. Ze kostten in 1917 voor volwassenen 50 à 60 fr. per paar (in 1918 voor 100 fr.) en voor kinderen 12 à 20 fr. Men droeg algemeen blokken, in 1918 voor 12 à 13 fr. of schoenen met houten zolen. In 1918 was de prijs van een kostuurm 400 fr, van een gewoon blauw hemd 25 fr, van een kinderhemd 17 fr en van een kindervoorschoot 15 fr. Nieuwe klederen werden bijna niet gekocht. Men hergebruikte oude klederen door ze om te keren.

Andere winkelwaren

In 1916 betaalde men in Opwijk voor zeep 4 fr de kilo. Daarna steeg de prijs tot wel 20 fr.

Steenkolen

Opwijk

De kolenagenten van Opwijk waren Jan Heyvaert en Désiré Heyvaert . In december 1915 antwoordde de gemeente aan de bezetter dat er in Opwijk nog genoeg kolenvoorraad was. Er was wel een grote uitdeling aan de arme bevolking van kolen uit La Louvière en Chatelineau, betaald door het Comité.
400 huisgezinnen kregen gratis kolen. In november 1916 sloeg de schaarste toe. Vanaf december 1916 volgen de vragen naar goede steenkolen zich op. Ze zijn bestemd voor de bezettingstroepen, de volkssoep en de arme bevolking van Opwijk. In september 1917 zegde de gemeente dat er geen steenkolen meer waren bij de inwoners, tenzij hier en daar kleine hoeveelheden die afgehaald werden van het schip te Kapelle-op-den-Bos en Sint-Amands. De gemeente had al lang geen steenkolen meer gekregen om uit te delen. In oktober 1917 waren er 1.337 gezinnen (vluchtelingen inbegrepen) in Opwijk met een kolenkaart. Pas op 4 en 15 januari 1918 kwamen er opnieuw steenkolen toe, nl. 157.000 kg. Opwijk deelde 1.210 rantsoenen van 120 kg uit à 9,4 fr. De gemeente vroeg ook een bijkomend rantsoen aan voor het gemeentehuis (1.000 kg), het gasthuis (3.000 kg) en de volkssoep (3.000 kg). In 1918 kwamen in Kapelle-op-den-Bos komt nog schepen aan met 621, 300, 70 en 300 ton steenkolen, die in Opwijk en Merchtem verdeeld werden. 750 gezinnen kregen elk een rantsoen van 240 en 200 kg. De prijs van steenkolen liep op van 17,50 tot 23 fr voor 100 kg. In 1918 was De Nil is de enige kolenhandelaar in Opwijk.

Mazenzele

In augustus 1917 vroeg de gemeente aan de kolencentrale 5 wagons steenkolen voor de gemeente en 5 wagons voor het steunkomiteit. In september 1917 antwoordde Mazenzele dat er zich in de gemeente of bij particulieren geen voorraden steenkolen bevonden. Er waren in de gemeente twee kolenhandelaars: de weduwe Jozef De Smedt en Ferdinand Van der Straeten. In oktober 1917 vroeg de gemeente per maand voor de verwarming 200 kg voor het gemeentehuis, 200 kg voor de gemeentelijke jongensschool, 200 kg voor de aangenomen meisjesschool, 100 kg voor de kerk, 200 kg voor het gemeentesecretariaat en 400 kg voor het gemeentemagazijn.

Petroleum (carbuur)

Opwijk

Aan de Olzentrale werd in 1916 en 1917 petroleum gevraagd voor de bezettingstroepen. De Aciérie S.A. d'Ougrée-Marihay te Ougrée (Luik) stuurde via het station van Opwijk twee vaten van 50 kg tegen 80,25 fr per vat. De prijs van petroleum steeg van 1 tot 15 fr per liter.

Mazenzele

In juli 1917 vroeg de gemeente aan de Ölzentrale te Brussel carbure en petrool voor de verlichting van 225 huishoudens, inclusief vluchtelingen. Ook het gemeentehuis, de gemeentelijke lokalen, de kerk en het lokaal van het voedingskomiteit hadden carbure nodig. Er was in de gemeente geen gas- of elektrisch licht. In november 1917 bestelde Mazenzele bij de firma Ougrée-Marihay 30 kg carbure (tegen 1,65 fr per kg) en 30 kg calcium carbol, te leveren via het station van Asse. In september 1918 volgde een nieuwe levering.

Tabak

Tabak werd door vele mensen zelf gekweekt en er waren ook verwerkers. De tabak gold 25 fr per kg.

 

 


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-