Brouwerij De Smedt
De brouwerij De Smedt ('Staeses') was toen gevestigd achter het statige 19de
eeuws herenhuis dat in 1969 afgebroken werd en vervangen door het huidige
huis nr. 61. De toegangspoort tot de brouwerij was in de straatgevel aan de
Marktstraat.
Hier woonde het gezin van Jozef De Smedt en Sophie Coeckx met vijf kinderen
(waaronder de latere bisschop Emiel De Smedt). Na de oorlog werd het gezin
nog uitgebreid met vier kinderen. Ook de schoonmoeder Maria Anna Sebrechts,
de meid Josephina Joanna Spinoy en de knecht Jozef De Smedt woonden hier.
De werking van de brouwerij leed sterk onder de oorlogsomstandigheden. De
productie daalde van 86,7 ton stortingen in 1913 tot 72,9 ton in 1914 en
halveerde dan de volgende oorlogsjaren. Het duurde tot 1920 vooraleer de
productie terug op het vooroorlogse peil was.
Voor de grondstoffen was men in oorlogstijd aangewezen op inlandse gerst of
levering via de door de Duitsers ingestelde Gerstenzentrale. Bij het brouwen
werd ook meer en meer maïs gebruikt.
De bevoorrading van kolen voor de stoommachine leverde problemen op zowel
inzake het volume als inzake het vervoer. Vanaf midden 1917 kon het niet
meer per trein gebeuren en moest men met paard en kar steenkolen gaan halen
in Henegouwen (Jumet, La Louvière) of aan de Schelde. In 1918 gaat men zich
bevoorraden aan het kanaal of aan de Schelde (Tisselt, Eikevliet, Boom en
Mariekerke).
Wegens de lage productie koopt de brouwerij ook Lambic, o.a. 300 liter bij
Vervoort in Halle.
Archief Brouwerij De Smedt:
In 1918 beginnen de Duisters massaal de
paarden op te eisen: zij moeten afgeleverd worden in Wolvertem. Zo wordt
'Poep' opgeëist en de schadevergoeding is maar 1.200 frank.
De brouwerij koopt dan in Merchtem een pony voor 1.675 frank. Een jaarling
hengst wordt nog verkocht aan Frans Van Hemelryck in Grimbergen voor 3.500
frank. Een 'looppeerd' dat men te Londerzeel kocht voor 3.450 frank, en een
pony worden terug verkocht.
Dit is ook de aanleiding om in juni 1918 een
eerste camion voor het vervoer van bier te kopen. Hiervoor koopt men eerst
een onderstel en een motor, daarna 4 banden voor de wielen en tenslotte laat
men er een bak (bovenstel) opplaatsen en schilderen. Achiel Baekens levert
en plaatst het geheel.
Alles samen kost de camion 1.924 frank of minder dan een paard (3.500 à
4.000 frank).
Tijdens de eerste wereldoorlog in 1917 laat men in Tienen een os van 396 kg
slachten voor het Voedselcomiteit; men had hem gekocht voor 4,65 frank per
kg.
Frontblaadje De Stem uit Opwijck, 1-8-1917:
In al de brouwerijen is het koper
uitgebroken.