Vroegere Gasthuis
Op 10 december 1840 koopt het Bureel van Weldadigheid
het huis Verlat op de Markt om er een Godshuis op te richten. Het is gelegen aan
de markt (op de plaats van het huidige gemeentehuis).
Reeds in 1841 ziet men dat het huis Rollier, gelegen op de hoek van de huidige
Gasthuisstraat beter geschikt is om als gasthuis ingericht te worden. Dit huis
wordt door de gemeente gekocht op 12 januari 1828 en werd gebruikt als raadzaal
en secretariaat. Het huis Verlat op de Markt is anderzijds beter geschikt als
gemeentehuis. In 1842 wordt de wederzijdse bruiklening voor 9 jaar goedgekeurd.
Hiermee werd de basis gelegd van het gasthuiscomplex dat hier op de hoek van de
Marktstraat en Gasthuisstraat de volgende decennia werd gerealiseerd.
Na de verhuis in 1904 van 24 zusters naar het nieuw kloostergebouw aan de
Kloosterstraat draagt de congregatie het grootste deel van het oude
kloostercomplex over aan de gemeentelijke Commissie van het Godshuis.
De gebouwen worden nu volledig bestemd voor rusthuis voor bejaarden en zieken en
voor kostgangers (kosthuis) (1904-1950). Een ander gedeelte (kant
Gasthuisstraat) wordt ingericht als gasthuis en weeshuis en wordt door de
zusters bediend.
Alhoewel er sedert 1948 plannen bestonden om een nieuw gasthuis te bouwen aan de
Steenweg op Merchtem of aan de geplande Ringlaan gaat de voorkeur uiteindelijk
naar de Kloosterstraat tegenover het kloostercomplex in de Kloosterstraat.
In 1971 verkoopt de Commissie voor Openbare Onderstand (C.O.O.) haar eigendom
ter plaatse aan de gemeente. In 1978, enige tijd na de verhuis van de
C.O.O.-diensten en instellingen naar het nieuw complex aan de Kloosterstraat,
werden de oude gebouwen langs de Gasthuisstraat afgebroken. De gebouwen langs de
Marktstraat (huis Rollier en huis Gerlo-Vanstappen) volgden, na aankoop van de
rest van de eigendom door de gemeente, hetzelfde lot in 1981 met uitzondering
van de Gasthuiskapel. De kapel geraakt echter meer en meer in verval tot ze in
1990 wordt afgebroken.
De vrijgekomen gronden worden enkele jaren nadien opgenomen in het huidig groots
woonproject tussen de Marktstraat-Gasthuisstraat en de Ringlaan.
In 't klooster bij 't gasthuis verbleven onder de
oorlog nog 7 zusters.
Ook onderpastoor (op rust) Isidoor Walgrave woonde in 't Gasthuis.
Brievenkopieboek gemeente:
Er was
geen kliniek maar wel een gasthuis ('Godshuis'), waar zieke en behoeftige oude
mensen en wezen verbleven. De dagprijs bedroeg 1,30 frank tot 1917. In maart
1917 waren er 50 oude mensen en wezen (op 6.455 inw.), in februari 1918 waren
het er al 60, waarvan 2 teringlijders. Toen werd aan de Zivilkommisar geantwoord
dat alle plaatsen voor zieken volzet waren, vooral sedert de aankomst van de
Franse vluchtelingen uit Halluin. Andere gebouwen in Opwijk waren niet geschikt
om als ziekenhuis ingericht te worden.
Op 2 juni 1916 stuurt het Provinciaal Oogstbureel een omzendbrief met de vraag
een stapelplaats voor granen aan te duiden. In haar antwoord geeft Opwijk aan te
kiezen voor een lokaal van het gasthuis van de gemeente en schepen Petrus De
Block aan te stellen als bewaker.
In antwoord op een omzendbrief van 15 april 1917 antwoordt de gemeente Opwijk
hetzelfde maar nu is August Van Mulders (Dorp 13) aangesteld als bewaker.
De Stem uit Opwijck, 1-12-15:
26
September 1914
… Een paar dagen later heeft men de Keersmaeker ontgraven. … In 't gasthuis
wierd het lichaam ge-reinigd voor den lijkdienst, die plaats had in de kerk.
De Stem uit Opwijck, 1-1-1918:
Er is te Opwijck een nieuwe onderpastoor: E. H. Van der Leeuw van Deurne. Hij vervangt E. H. Walgrave, die nog in 't gasthuis woont en 's Zondags de kindermis leest.
Op grond die eigendom was van de kinderen van mevrouw
weduwe Petrus Antonius Lindemans (Joanna Catharina Van Bever, † 1875) werd in
1879 inderhaast een vrije katholieke (jongens)school gebouwd, als reactie
vanwege de katholieke gemeenschap op de schoolwet van 1879 die
godsdienstonderwijs in de gemeenteschool onmogelijk maakte. Door herhaaldelijke
verbouwingen en uitbreiding van de latere meisjesschool op die plaats, vinden
wij van dit schoolgebouw geen duidelijke sporen meer terug.
Na het einde van de schooloorlog (1884) evolueerde de school naar de katholieke
lagere meisjesschool tot de huidige vrije (gemengde) basisschool van
Opwijk-centrum.
Wegens oorlogsomstandigheden diende de school
gesloten van 5 augustus 1914 tot 9 november 1915.
Vanaf begin oktober tot december 1918 werd zij bezet door doortrekkende legers,
o.a. een Duitse legerbakkerij.
Publicatie Geschiedenis van Opwijk:
De frontbakkerij (van het Duitse leger), komende van Lichtervelde nam op 25 of 27 oktober (1918) haar intrek in de meisjesschool en aanpalende weide.
Publicatie Hoe zij groeide...:
Na den Duitsen aanval op België,
op 4 augustus 1914, had Kardinaal Mercier een oproep gedaan tot alle
kloostergemeenten om ook al hun beschikbare hulpkrachten te 'mobiliseren' in den
dienst van het bedreigde Vaderland en vooral zich te wijden aan de verzorging
van onze zieke en gekwetste soldaten. Het Moederhuis te Opwijk had onmiddellijk
gehoor gegeven aan dien dringenden oproep en had zijn schoollokalen omgevormd in
lazaret en er tachtig bedden beschikbaar gesteld. …
Het lazaret te Opwijk zelf door de Zusters ingericht zou echter geen gewonden te
verplegen krijgen, maar wel een groot aantal vluchtelingen, meestal uit Mechelen
en omstreken, uit Lebbeke en Sint-Gillis, mogen ontvangen, en huisvesting en
voedsel verschaffen. …
In October 1918, voor den aftocht der Duitsers, kregen ze last met de
vijandelijke bezetters.
De Duitse troepen namen eerst de Zusterschool in beslag en richtten er een
reusachtige veldbakkerij in, waar ze in tien ovens tegelijk, 10.000 broden
bakten per dag, en de deuren der klaslokalen mee opbranden.
Verslag van August Van der Velpen, pastoor:
Toestand der scholen: Deze werden menigmaal gesloten, nu eens om gebruikt te worden door Duitsche soldaten, dan door vluchtelingen, dan om kinderziekten, dan om gebrek aan kolen in den winter, enz.
Brievenkopieboek gemeente:
In december 1916 vraagt de gemeente aan de Zivil-kommisar voor de verlichting der scholen van het centrum, Nijverseel en Droeshout 150 liter petroleum (incl. kerk van Droeshout).
Frontblaadje De Stem uit Opwijck, 1-8-1917:
De menschen sukkelen met de
steenkolen.
Het is verboden geweest de stoven te doen branden in de scholen.