Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Naar bovenregel pagina: dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Rechter-
muisknop

  

  

Klooster en omgeving

Moederhuis van de Zusters van de H. Vincentius à Paulo van Opwijk.

Aanvankelijk hadden de zusters hun moederhuis in het complex aan de Marktstraat-Gasthuisstraat – zie 'Vroegere Gasthuis' hier onder.

De eerste fase van het 'nieuw' klooster -de vleugel evenwijdig aan de Kloosterstraat- werd in 1902-1904 gebouwd in een neogotische stijl naar de plannen van architect Alex. Struyven. De vleugel langs de kant Droeshout werd gebouwd in 1936 als juvenaat, op de plaats waar vroeger de kloosterboerderij stond, met een uitbreiding langs de noordzijde in 1946. De oostvleugel (kant van 't dorp) werd bijgebouwd in 1946 als noviciaat, naar de plannen van architect De Buck uit Leuven. De ruime kloosterkapel -een ontwerp van architect Frans Mertens- werd in 1933 bijgebouwd (ingewijd door Kardinaal Van Roey op 10 augustus 1934). Het geheel herbergt nu, naast de kloosterlokalen, schoolinrichtingen en 'Zonnelied', dagopvang voor mensen met een handicap.

Het Rectorhuis, een vrijstaand gebouw rechts van het hoofdgebouw, was van 1905 tot 1967 het verblijf van de rector van het klooster. Sinds 1967 woont er een communiteit van zusters.
Het klooster en de rectorswoning zijn opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (Onroerend Erfgoed, een agentschap van de Vlaamse Overheid). ID: 214864.

Wij veronderstellen dat de aanduidingen van ''t klooster' in de bronnen (publicatie 'Hoe zij groeide…De Congregatie van de Zusters van St Vincentius a Paulo – Opwijk 1847-1947', door Pater Antonellus Verschuere OFM, 1947, pag. 93-95 en het parochieverslag van pastoor August Van der Velpen) betrekking hebben op het 'nieuwe' klooster aan de Kloosterstraat en niet het vroegere klooster op de gasthuissite aan de Gasthuisstraat.

Publicatie Hoe zij groeide. De Congregatie van de Zusters van St Vincentius a Paulo – Opwijk 1847-1947:

Angstige uren beleefden de Zusters, zoals heel de bevolking van Opwijk, in de laatste dagen van September, toen het Belgisch leger zijn derden en laatsten uitval ondernam van uit Dendermonde en Buggenhout, in de richting Assche — Opwijk — Merchten. Op een nacht kwam een grote troep Duitsers -5000 man, met al hun oorlogstuig- legeren kort bij het klooster; de Zusters zagen de kanonnen in actie in de richting van Lebbeke en aanschouwden met ontzetting den gloed van de brandende huizen in de verte.

Verslag van August Van der Velpen, pastoor:

Vrijdag 16 oct. 1914: Vluchtelingen uit de omstreken van Mechelen en Eppegem, die naar huis trekken, komen hier toe. Eenige vrouwen vernachten in het klooster.

Publicatie Hoe zij groeide. De Congregatie van de Zusters van St Vincentius a Paulo – Opwijk 1847-1947:

Op een nacht kwam een grote troep Duitsers -5000 man- met al hun oorlogstuig legeren kort bij het klooster; de Zusters zagen de kanonnen in actie in de richting van Lebbeke en aanschouwden met ontzetting den gloed van de brandende huizen in de verte. Veel werd er door de Zusters gebeden in die dagen: 's Zondags bleef gedurende vijf uren het H. Sakrament in de kapel uitgesteld, terwijl de Zusters er om de beurt hun gebedswake hielden. Dit vroom gebruik zou in voege blijven gedurende de meer dan vier jaar dat de oorlog duurde. Gelukkig werd Opwijk zelf niet in de gevechten betrokken, en bleven de gemeente en ook het klooster van de Zusters voor grote rampen gevrijwaard. Voor het Moederhuis te Opwijk verliepen ook de daarop volgende oorlogsjaren, afgezien van de vele ontberingen die de toestand noodzakelijk meebracht, betrekkelijk rustig. 't Was maar tegen het einde, in October 1918, vóór den aftocht der Duitsers, dat ze last kregen met de vijandelijke bezetters. De Duitse troepen namen eerst de Zustersschool in beslag en richtten er een reusachtige veldbakkerij in, waar ze in tien ovens tegelijk, 10.000 broden bakten per dag, en de deuren der klaslokalen mee opbrandden. Later werd het nog erger: op 8 November werd bijna héél het klooster bezet, tot zelf een deel der kapel, ondanks het hevig verzet der Zusters, 't klooster werd tot een echt militair kampement, waar 210 man zich installeerden alsof ze er thuis hoorden. Ze hadden er hun slachterij, waar de dieren met geweerschoten werden afgemaakt, hun kleermakerij, schoenmakerij en barbierswinkel; en dit alles met een geloop en een lawaai, die de traditionele stilte en rust van het Opwijkse klooster gruwelijk verstoorden. De Zusters moesten daarbij nog dag en nacht de wacht houden, om de op elk moment mogelijke en dreigende dieverij te voorkomen: vooral de varkensstal van het klooster scheen een gevaarlijke aantrekkingskracht uit te oefenen op het soldatenvolk van over den Rijn. 't Was dan ook voor de Zusters een hele opluchting toen, op den 11 November met den wapenstilstand ook het blijde vooruitzicht verscheen dat ze weldra van het vreemde gespuis -want dat was het in zijn groeiende tuchteloosheid aan 't worden voor goed zouden verlost worden. De overwonnen Duitsers vierden zelf den wapenstilstand en hun nederlaag nog méér dan gelijk wie, en schoten 's nachts, om hun vreugde te uiten, vuurwerk neer van uit al de mansardevensters. 't Duurde echter nog tot 14 November vóór ze allen het klooster uit waren, en de Zusters eindelijk, met begrijpelijke vreugde en geestdrift, de Vaderlandse vlag mochten hijsen aan den voorgevel van het Moederhuis. De reiniging met mesthaak en riek, van de door het Duitse leger ontruimde lokalen nam een hele week in beslag.

Gedurende enkele weken werden nog een aantal vluchtelingen, aangetast door de Spaanse griep, liefderijk in het klooster opgenomen en door de Zusters verpleegd.