Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

HOM - Heemkundige bijdragen


Open monumentendag

Mazenzele - 10 september 2000

'In de voetsporen van pastoor Peeter Verhasselt'

(Mazenzele 1538-1557)

Gegidst bezoek aan de Sint-Pieterskerk

Geleide monumentenwandeling

o.l.v. Ingo Luypaert, Jan Meeussen en Maurice Willocx

Klik op de afbeelding voor de vergroting van de wandelkaart in een afzonderlijk venster (tot paginagrootte).

           

Mazenzele: situering

Het dorp Mazenzele is gelegen in het noordwesten van de provincie Vlaams-Brabant op ca. 20 km van Brussel en ca. 13 km van Dendermonde. Het ontwikkelde zich langsheen de baan Asse-Dendermonde (eind 18e eeuw, nu gewestweg N47) grotendeels tot een straatdorp. Dit was vroeger niet het geval vermits het dorp gesitueerd was rond de kerk (die op ca. 350 m van de heerweg Brussel-Dendermonde lag) en de aloude dries. De eerste dorpskern van Mazenzele heeft een Frankische oorsprong, mogelijk daterend uit de 4e-5e eeuw, als nederzetting van een Frankisch stamvader (de villa of het hof tussen de Dries en de beek).

Parochiaal is Mazenzele ongetwijfeld een afhankelijkheid van de moederparochie Asse geweest, waarvan mag aangenomen worden dat ze er rond 1300 is van los gekomen.

Tijdens het Ancien Régime (tot 1794) behoorde Mazenzele (samen met Asse, Baardegem, Essene, Hekelgem-Affligem, Meldert, Mollem en gedeeltelijk Bollebeek) tot het Land en de Heerlijkheid van Asse (in het Hertogdom Brabant). Onder het Franse bewind ging Mazenzele (zoals ook Opwijk) op in het 'canton' of 'administration municipale' Merchtem en verloor tot 1800 haar zelfstandigheid. Van 1800 tot 1975 was Mazenzele een zelfstandige gemeente. Als klein landelijk dorp van slechts 225 ha en 1.055 inwoners werd het in 1976 bij de aangrenzende gemeente Opwijk gevoegd.

De parochiekerk werd toegewijd aan Sint-Pieters-Banden. Het patronaat van de kerk behoorde vroeger toe aan de nabijgelegen benedictijnenabdij van Affligem. Deze abdij, en de cisterciënzerinnenabdij van ten Roosen (Aalst) waren belangrijke grondbezitters van het oude Mazenzele.

Sint-Pieterskerk

Het kerkgebouw -

Algemeen en buitenzijde

De eerste vermelding van het kerkgebouw vinden we pas in een document over pastoor Jacobs, die stierf in 1521. We nemen evenwel aan dat er vroeger, bij het ontstaan van de parochie, een eenvoudige kapel moet bestaan hebben (11e-12e eeuw).

Het oudste gedeelte van de kerk is de toren, die vermoedelijk in de 13e eeuw ontstaan is, samen met de eerste drie traveeën van de middenbeuk. Het gaat hier om een toren in vroeg-gotische stijl m.a.w. de stijl waarin ook nog Romaanse elementen aanwezig zijn, zoals de verhouding van het schip, de brede, stoere vorm, de brede registerindeling door waterlijsten, het enkel venster aan elke zijde en het (nu dichtgemetselde) rondboogvenster. Vroeggotische elementen zijn o.a. de galmgaten in lichte spitsboogvorm (zonder profilering), de lage steunberen en het spitsboograam boven het portaal.

Er waren misschien langs beide zijden van het schip twee kleinere beukjes en vooraan waarschijnlijk een recht afgesloten koor. De middenbeuk was waarschijnlijk eerst met een houten vlak- of tongewelf overdekt en is pas later met steen gewelfd. Het manuaal van pastoor Peeter Verhasselt (zie verder) geeft aanduidingen dat het koor van de kerk in 1545 werd gewelfd.

Deze eerste fase, met westertoren op een driebeukig schip met koor, werd in de 17e eeuw (mogelijk in 1653 naar een inscriptie in het toen nieuwe dakgebinte) voor de eerste maal gevoelig uitgebreid. Eerst en vooral werd het schip verbreed tot drie even brede beuken. Het dak en de zijmuren werden verhoogd tot het huidig niveau en waarschijnlijk werd er ook een transept (= kruisbeuk) langs elke zijde bijgebouwd, te merken aan de buitenmuur waar we een verschil zien in steenparament. Aan de eerste travee van de zuidzijde zijn sporen van mogelijk een ingangsdeur ofwel van oorlogsgeweld.

Onder de Franse bezetting (1798) is de kerk zwaar beschadigd en geplunderd.

In de laatste fase dan, die wij dankzij documenten kunnen situeren in 1835, wordt het schip vooral in de lengte uitgebreid. De oorspronkelijke altaren werden uitgebroken en waarschijnlijk in de lengte, door middel van halfkoepelvormige uitsparingen uitgewerkt. Het koor werd verlengd en langs de zijkanten van twee absissen voorzien. Als er een transept bestond, dan viel dit waarschijnlijk weg door de wegen die rond de kerk werden aangelegd.

Daarnaast werden binnen ook nieuwe lambriseringen aangebracht aan bijna alle muren. De vroegere zij-ingang werd toegemetseld en de ingang van de kerk werd gemaakt in de westzijde van de toren. De vensters werden door classicistische types vervangen.

In 1920 werd de toren hersteld en verhoogd na de verwoesting op 3 september 1914 door de Duitse troepen.

Sindsdien werden nog vele, kleinere herstellingen en restauraties uitgevoerd, doch deze hadden geen invloed op de ruimtelijke inplanting. In 1956 werd alle binnenbepleistering weggekapt. Het interieur en de binnenaankleding en -uitrusting (preekstoel, communiebank,...) ondergingen wijzigingen in de jaren 1960-'70 door nieuwe liturgie in de Kerk.

De schetsen tonen de chronologische opbouw en verbouwing van de kerk:

- de kerk 13e-14e eeuw

- het primitieve kerkje vóór de verbouwing van 1653

- de kerk na de verbouwing van 1653

- na de vergroting van 1835, bestaande kerk

Door de verbreding van de kerk werd ook het dak van het schip breder en hoger. Het vroegere dakprofiel is nog heel duidelijk te zien in de zolderruimte, tegen de oostmuur van de toren (sleuf voor de dakaansluiting tegen de toren en verschil in afwerking van de natuursteen). Door de verhoging kwam het dak gedeeltelijk voor het galmgat van de oostkant van de toren.

De torenspits werd op 3 september 1914 door de Duitse troepen gedynamiseerd. In 1919 werd door architect A. De Buck een bestek opgemaakt met de bedoeling de werken o.m. door werklozen van de gemeente te laten uitvoeren. Na tussenkomst van de Commissie van Monumenten werd een nieuw plan opgesteld, dat de aannemers Adolf Hendrickx en Frans den Cruyse in 1920 uitvoerden. De kosten werden door de kerkfabriek gedragen, die hiervoor huizen en grond verkocht. In het kader van de werken werd ook het torenuurwerk vervangen. Om het uurwerk in het midden boven het galmgat te kunnen plaatsen werd de toren verhoogd. Dit is nu nog zichtbaar, zowel langs de buitenzijde in de steenlagen van de toren als langs de binnenzijde waar de binnenkant van de muren uitgevoerd werden in baksteen daar waar voor het oorspronkelijke torenmuren natuursteen over de ganse dikte werd gebruikt. Deze verhoging geeft wel een enigszins onevenwichtige verticale verdeling in de torengevels (vlak tussen bovenzijde galmgaten en onderrand torenspits te groot).

Op de verdieping van de toren is nog een groot deel van de mechaniek en de bedieningskabels van het oude torenuurwerk aanwezig.

In 1982 werd het torenuurwerk opnieuw vervangen en werd de oude wijzerplaat als decoratief element opgesteld in de toegangsgang van de Sint-Pieterszaal.

Interieur

Nog bestaand:

de biechtstoelen 3de kwart 18e eeuw, in eik, zijn met klassieke motieven versierd: vaasornament, parelsnoer en engelenkopjes en bekroond met een Jezusmonogram.

restanten van het tabernakel en delen van het retabel (ca. 1880), dat de verlossing van Sint-Petrus voorstelt

Het oud orgel (1843) van de kerk van Mazenzele staat op het dokzaal van de kerk O.-L.-Vr. Middelares te Nijverseel waar het beschermd werd als monument bij K.B. van 21 augustus 1979 (B.S. 26-10-1979).

De klokken In 1573 vermeldt pastoor Cornelius Verhasselt (1558-1584), de opvolger en broer van pastoor Peeter Verhasselt, in zijn rekening: '... al omme te betaelen de neuwe clocke uyt den ontvanck van de kercke: 12 guldens'.

In 1639, werd de nieuwe bromklok gegoten, die nu reeds meer dan drie eeuwen in de toren hangt. Het is een zogenaamde 'thiende clocke'. De abdij van Affligem was te Mazenzele eigenaar van de tienderechten (opbrengst van het tiende van de landbouwproducten) en moest instaan voor het aanbrengen en onderhoud van een klok. De abt van Affligem, tevens aartsbisschop van Mechelen, kwam de tiendeklok wijden. In de rand van de klok staat gegrift: 'Masele lande van Assche - Voor Masele tjaar negen en dertigh ben ick geghoten - Den H. Naem Maria heb ick als doen ghenoeten - Anno 1639'. Op de wand van de klok bevindt zich een schild met de woorden: 'Jan Bronchard me fecit'. De Mariaklok is 96 cm hoog, heeft een doorsnede van 1,14 m en weegt 750 kg. Zij overleefde de klokkenroof door de Fransen (eind 18e eeuw) en de Duitsers (WO-2) en hangt nu nog in de toren.

De derde klok, de zogenaamde 'bedeclocke', is aangekocht door pastoor Joannes Schaurinck, die in de rekening van 1660 schrijft: 'door de handen des rendants is gegeven aen den pastoor van Masele de somme van eenhondert en dertigh guldens om de selve te exployer tot betaelinge van een neuve clocke voor de kercke van Masele, gegoten omtrent Kerstmis 1660'. In 1742 weigerde Affligem de vervallen klok en klokkenhuis te herstellen. Pastoor Petrus de Meyer daagde de abdij voor het gerecht en slaagde er in 1745, na een langdurig proces, in haar de herstellingen te laten uitvoeren. De klokken kregen een nieuwe plaats in de toren. In de rekening van 1786 is er sprake van 'het cleyn clocksken 33 guldens' en in die van 1792 van 'item eene quitantie van A.C. Van den Gheyn voor de kleynste clocke bedraegende 30 guldens'. Een van deze klokjes is wellicht later in het torentje boven de pastorie gehangen. Het opschrift luidt: 'A. Van de Gheyn me fudit Lovaniae anno 1792'.

Onder het Frans bewind kon in 1798 de tiendeklok uit de handen van de Fransen gered worden, waardoor het verhaal onstond van de legendarische ontvoering 'De verzonken klok uit de Mazele graat'. Waarschijnlijk namen de Fransen alleen twee of drie kleinere klokken mee.

Na de Franse inval en roof wordt pas in 1843 een nieuwe klok aangeschaft met een gewicht van 396 kg, door het volk 'Janneken' geheten, met de tekst 'A. L. Van Aerschot - Van den Gheyn me fudit Lovanii (goot mij te Leuven). Vox mea vox dei vox Boni pastors accurite christiani (Mijn stem is Gods stem de stem van de goede herder, kristenen komt). Joannes Jacobus De Wael pastor in Mazenzele ...'.

Op 3 september 1914 legden de Duitsers dynamietpatronen onder de kap van de toren, die de lucht invloog en het klokkenhuis zwaar beschadigde. In 1916 werd besloten de toren voorlopig te herstellen en een nieuw klokkenhuis te bouwen.

Tijdens de tweede wereldoorlog werd op 1 juli 1943 'Janneken' uit de toren naar beneden gehaald en door de Duitsers geroofd. Zij was 70 cm hoog, had een doorsnede van 89 cm en woog gewicht 396 kg.

In 1951 werd, met geld van de parochianen en de oorlogsschade, een nieuwe klok aangekocht. Zij werd gegoten te Doornik en weegt 465 kg. De tekst op de klok luidt: 'Me fudit Michiels J.R. Tornaci Ter eere Gods, in naam en voor het volk van Mazenzele zing ik weer vrij het lied dat stom viel op 1.7.1943 * St. Pieter * Peter: Benoit De Coninck. Meter: Adelaide Van Ingelgem. Pastoor: Adolf Willems'. Op de achterkant prijkt het beeld van Sint-Pieter onder het jaartal 1951. Zij werd gewijd door Mgr. De Smedt (Opwijk) op 11 maart 1951.

Er bleef ook nog een hangklokje bewaard, van 1843 door Van Aerschodt-Van den Gheyn (Leuven), hoogte 32cm.

Grafstenen

binnen in de kerk zien wij nog twee leesbare grafstenen:

vooraan centraal (gedeeltelijk onder de trede van het altaar) de grafsteen van Judocus 't Sas ( 7-10-1742) x Catharina Van Damme ( 10-8-1743)

voor het Sint-Pietersaltaar: grafsteen van Joannes Plas ( 28-11-1735) x Joanna Van Damme ( 21-3-1734)

aan de buitenzijde van de kerk, tegen het koor staat de grafsteen van pastoor Carolus Leducq, pastoor van Mazenzele van 1728 tot 1739.

Cultus-kunstvoorwerpen uit de tijd van pastoor Peeter Verhasselt (16e eeuw):

Ciborie, op voet Jezus aan het kruis, 15e eeuw, geslagen messing, 34cm, mooi versierd, in de vorm van een nagenoeg halfbolvormige 'cuppa', in omgekeerde zin herhaald in het deksel met een kruisje.

Beeld van Sint-Pieter Sint-Pieter als paus, Brabants werk, ca. 1510-1520, in gepolychromeerd eik, hoogte 83 cm, eigendom van de Sint-Pietersgilde.

-

Beeld Sint-Anna-ten Drieën Brabants werk, einde 15e-begin 16e eeuw, gepolychromeerd hout, hoog 70cm. Het beeld is momenteel uitgeleend voor de tentoonstelling 'Van Dirk Martens tot Pieter Coecke van Aelst (1450-1550)' te Aalst. Wij kunnen dus enkel een foto tonen.

Enkele andere kunstvoorwerpen

De Schilderij 'Aanbidding van de drie Wijzen', Vlaamse school, 1e helft van de 17e eeuw

Schilderij 'De verlossing van Sint-Pieter' (Sint-Pietersbanden), op de pastorij bewaard, stelt aanschouwelijk het verhaal van de gevangenschap en de verlossing van Sint-Pieter voor. De parochienaam van Mazenzele is hiervan afgeleid (banden = gevangenschap). Het schilderij verwijst naar de periode van Rembrandt waarvan een ets of kopergravure met hetzelfde thema gekend is naar een schilderij van Rembrandt.

Altaarlessenaar door Léonard Dusart van Dinant, met schenkingsinscriptie Joannes Phil(i)ppeaux 1660, in geslagen messing met Jezusmonogram en de symbolen der evangelisten: de leeuw (=vuur of geest), de adelaar (= lucht), de engel (= water) en de stier (= aarde).

De Sint-Pieterskerk bezit nog een aantal andere belangrijke kunstschatten:

een cilindermonstrans in geslagen messing, 1e helft 17e eeuw

een zonnemonstrans, koper en zilver, 1e helft 18e eeuw

een zilveren kelk met eigendomsinscriptie van 1631 en vernieuwingsinscriptie van 1753

een zilveren ciborie, midden 18e eeuw

een zilveren kelk, 3e kwart 18e eeuw

Kandelaars in geslagen messing, 17e eeuw

Op voorstel van de Heemkring Opwijk-Mazenzele werd de Sint-Pieterskerk, wegens zijn historische waarde, als monument beschermd met het ministerieel besluit van 13 november 1997 (B.S. 22-1-1998). Het besluit beschrijft de historische waarde:

voormalige afhankelijkheid van de abdij van Affligem, waarvan de oorsprong alleszins teruggaat tot 1089, en in haar huidige vorm een typisch voorbeeld van een stilistische heterogene, overwegend in witte kalkzandsteen opgetrokken kleine parochiekerk bestaande uit een ingebouwde westtoren in overgangsstijl (13de eeuw), een laat-gotisch driebeukig schip (eind 17de - begin 18de eeuw) met kruisribgewelf over de vier traveeën en een rechthoekig bak- en zandstenen koor (1ste kwart 18de eeuw), met karakteristieke neo-classicistische verbouwingen van 1835.).

Onlangs werd een restauratiedossier voor de Sint-Pieterskerk opgestart. De eerste raming van de uitgaven (1999) bedraagt 40.800.000 fr. Het Opwijks gemeentebestuur, dat als bouwheer optreedt, duidde een architect-ontwerper aan.

'Tijd'

Een vermelding in het manuaal van pastoor Peeter Verhasselt -zie verder- is een voorbeeld van hoe een geschreven bron ons een exacte exacte bouw- of verbouwingsdatum kan geven. Uit weinig bewaarde woorden op pagina 333 kan wellicht geconcludeerd worden dat Mazenzele in 1555 een torenuurwerk kreeg. Een beter bewaarde tekst op p. 339 (opengeslagen bladzijde van het manuaal) versterkt deze gedachte. Op de laatste dag van mei 1556 sluit pastoor Verhasselt een overeenkomst met enkele parochianen. Hij verbindt er zich toe 'het horlogerie' (kerktorenuurwerk) een jaar lang 'te stellen' (te regelen...). Hij ontving hiervoor vier Rijnsgulden per jaar. De kosten zullen zij zetten in de bede (dit is de vrijwillige bijdrage, de gift).

Zoals men weet was destijds het torenuurwerk van de kerk de oudste en vaak de enige tijdsaanduiding waarop het dagelijks leven van de inwoners van het dorp werd geregeld. Het in stand houden er van was een belangrijke taak.

Met dank aan Flor De Smedt (Asse) voor de bijdrage.

Het manuaal van pastoor Peeter Verhasselt ( 1538-1557)

Manuael der parochie van

Masezele van alle mijne jaeren

in gerstelijcken state ghehadt. In

presentyen mijns gewoenelijcken hanteken.

Petrus Verhasselt pbr.

Item alle sculden oft wedersculden

Salmen hier vinden op eenen

stuiver na van S. Jansmesse

XXXVIII tot Kersmesse XL.

In kinessen mijns hanteken

ende vorts ende vort van jaere te jaere.

Petrus Verhasselt.

Met deze tekst begint pastoor Peeter Verhasselt zijn manuaal of handschrift over zijn verblijf te Mazenzele van 1538 tot 1557. Het werd in de 18e eeuw samen met een missaal ingebonden

Het manuaal werd gedurende decennia verloren gewaand, alleen een zeer klein gedeelte van een 17e eeuwse kopie bleef bewaard. Van deze kopie maakte o.a. M. Sacré gebruik in 1927 in zijn bijdragen over de Brabantse schuttersgilden en Dr. Jan Lindemans in 1937 bij het opstellen van een genealogische schets van de familie Verhasselt.

In 1991 werd het oorspronkelijk handschrift, dat zich na 5 eeuwen in slechte materiële toestand bevindt, herontdekt. Om elke verdere beschadiging te voorkomen, werd het integraal op dia geplaatst door de heemkring ASCANIA (Asse).

Het manuaal is een opeenvolging van nota's, kriskras verspreid over 360 pagina's, betreffende familiezaken (huwelijkscontracten, overlijden, verdeling,...), huishoudelijke aangelegenheden (betalingen aan zijn huishoudster, aankoop van levensmiddelen,...), zakelijke overeenkomsten (huren, kopen en verkopen van landbouwgrond, landbouwgewas en materiaal,...), afrekeningen met zijn parochianen (de tienden, verkoop en ruil van graan, stro,...), de kerk van Mazenzele, rijmpjes, gedichtjes en toneel, het landbouwleven, allerlei recepten (tegen pest en andere ziekten bij mens en vee), weer en wind (over storm en slecht weer), geboorten, overlijden en huwelijken, schoolkinderen (die hij aanvaardt tegen betaling), de schuttersgilde (de Gilde en de Gildebroeders), Keizer Karel (oorlog en vrede), persoonlijke nota's (zijn afkomst en familie, zijn wijdingen, zijn dienst in Mazel, in Asse en in Meldert),...

De heemkringen ASCANIA (Asse) en HOM (Opwijk-Mazenzele) beslisten dit merkwaardig en erg waardevol handschrift te publiceren. De transcriptie en verdere studie van de inhoud van het bewaard gedeelte van het manuaal was de belangrijkste opzet en werd verwezenlijkt door de auteur Flor De Smedt. De belangrijkste gegevens werden gerangschikt, geordend en van commentaar voorzien.

In het najaar 2000 wordt een leesbare versie van dit hoogst interessant 16e eeuws Mazels handschrift uitgegeven, met uitgebreide toelichtingen en bijdragen, een glossarium, naam- en plaatsregisters en talrijke illustraties. Het werk wordt zeker een zeer boeiende en unieke kijk op het 16e eeuws landelijk leven. Dit boek van auteur Flor De Smedt wordt gezamenlijk uitgegeven door Heemkring ASCANIA (Asse) en Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM).

Voor verdere inlichtingen:

zie intekenfolder en HOM-internetsite www.heemkringopwijk.be/fr/manuaal.htm

De pastorie

De eerste pastorie van Mazenzele kan het gebouw geweest zijn van de Sacramentshoeve (of een nieuw huis op die plaats), omdat de toenmalige pastoor Peeter Verhasselt (1538-1557) toen naar dit gebouw verhuisde. In 1745 werd het gebouw grondig gerestaureerd door pastoor Petrus De Meyer. Tussen 1773 en 1776 werd alles afgebroken en werden de wallen errond gedicht. In 1778 wordt dan de nieuwe pastorie gebouwd door pastoor Daniël Spinoy (afkomstig van Opwijk, pastoor van Mazenzele 1764-1808). Hij bouwde ook een muur rond de pastorie, waarin stenen werden verwerkt van het oud 'Curenhuys'. Het gebouw kwam er na langdurige betwistingen met de tiendheffer, de abdij van Affligem die in de kosten moest bijdragen. Het gebouw werd opgetrokken in neo-classicistische. De buitenzijde is, met uitzondering van een gedeelte van de achtergevel en het dakvenster met torentje, praktisch onaangeroerd tot ons gekomen. De voorgevel is opgevat als een dubbelhuis, symmetrisch opgebouwd met mooie roostervensters, die voorzien zijn van een licht steekboogvormige omlijsting met decoratieve sluitsteen. De gevel wordt bovenaan begrensd door een kroonlijst waarboven zich een schilddak bevindt. Het mooie en indrukwekkende houten gebinte en het schouwmassief in de zolderruimte zijn tot op heden bewaard gebleven. Het interieur van de pastorie is wel grondig gewijzigd. De oude pastorijmuur werd afgebroken in 1909 en een nieuwe werd merkelijk achteruit gebouwd.

Dorp

Het 'Dorp' ontstond als woonkern vermoedelijk in de 11e eeuw ten gevolge van een verschuiving van de oudere kern bij het oorspronkelijk Frankisch hof (Dries) naar een hoger en beter gelegen punt in de richting van de grote landbouwuitbating 'Mazelkouter'. Het nieuwe dorpscomplex werd toen ingepland ongeveer halverwege de oude heerbaan en de oude dorpskom op de Dries. De vorm van de dorpskom en de parcellaire verdeling tonen duidelijk dat de kerk (of een vroegere kapel op die plaats) er stond vóór de huizen.

De Sint-Pieterskerk (midden 13e eeuw en eerste helft 16e eeuw, 1653 en 1835, en van waarrond het oude ommuurde kerkhof en de lindeboom slechts verdween in 1967), de pastorie (1778), de nauwe straten en de nog resterende oude huizen (waarvan sommige nu verbouwd) kunnen ons nog duidelijk tonen hoe zo'n dorpskern er vroeger moest uitgezien hebben.

Bemerk het oude lage achteruitgebouwd huisje ('t Barbiershuisje) langs de noordkant van het pleintje voor de kerk.

Op de hoek gevormd door het dorpsplein en de Verlorenkostbaan stond vroeger de oude vierkantshoeve 'Rinkaashof', waarvan het laatste overblijfsel, de Sint-Donatuskapel, afgebroken werd in 1969. Deze kapel was één van de acht bidkapelletjes langsheen de Sint-Pietersweg. De elementen van de afgebroken kapel werden overgedragen aan het Openluchtmuseum van Bokrijk. De 'Kleine Beknopte gids van het Vlaamse Openluchtmuseum in het Limburgse Provinciedomein Bokrijk', door Dr. Jozef Weyns (H) aangevuld door M. Laenen en F. van Winkel, 1988, p. 40, nr. 91 vermeldt:

'Kleine bakstenen kapel uit Mazenzele, Br. Was in 1969, toen ze werd afgebroken en vervoerd, het laatste overblijfsel van de vierkantshoeve, genaamd het Rinkaashof aan de kant van de Kerkstraat. Voor overbrenging geschonken door Frans Van Biezen, waard van het Sportlokaal te Mazenzele. Een der 8 kapelletjes die eertijds aan de St.-Petersweg (processieweg) hebben gestaan. Toegewijd aan St.-Donatus, patroon tegen de donder.'

De opbouw van de kapel in het openluchtmuseum is nog niet gerealiseerd. De St.-Pietersbeeweg volgde het ca. 650 m lange traject van aan de kerk, langs (huidige straatnamen) de Verlorenkostbaan, de Sint-Pietersweg, de Gildelaan en langs de Kouterbaan terug naar de kerk. Natuurlijk mag men deze beeweg niet verwarren met de Mazelse 'kleine processie' of met de 'grote processie'. Gedurende vele, vele jaren was Mazenzele een bekende en druk bezochte bedevaartplaats ter ere van Sint-Pieter, en meer bepaald ter ere van Sint-Pieters-Banden, waarover straks meer. Van overal kwamen mensen naar hier, meestal jonge ouders, omdat ze zich zorgen begonnen te maken 'omdat hun kindje nog niet kon lopen'. Sint-Pieter werd hier te Mazenzele inderdaad aanroepen 'tegen lamheid, beenziekte en tegen andere geestelijke en lichaamlijke kwalen en gebreken, voornamelijk van kinderen'. Over de beeweg schreef de heemkundige wijlen Leo De Nil:

'De bedevaarders, vader en moeder met het kind, woonden 's zondags de hoogmis bij zodat er steeds kindergeschrei of -gebabbel onder de mis te horen was. Dit stoorde echter niemand, daar we dat gewend waren van kindsbeen af. Na de Mis zegende de pastoor, of vaak de stoeltjeszetter Soo Koppes de kinderen en de ouders die op bedevaart kwamen, met de relikwie van Sint-Pieter, de patroonheilige der kerk en parochie.'

Na de zegening bond men rond de rechterpols van het kindje een rood bandje (of een dikke rode draad) met een wit knoopje. Tegen de tijd dat het kind het bandje verloor zou het genezen zijn en kunnen lopen. Leo De Nil voegt er nog aan toe dat hij zich herinnert dat, toen hij kind was, er verschillende ex-voto's en zelfs een paar krukken hingen bij het altaar van Sint-Pieter. Het aanroepen van de heilige Petrus beperkte zich niet tot die zegening in de kerk. Uiteraard moest daarna de ommegang worden gedaan langs de verschillende kapelletjes en dit gedurende negen opeenvolgende dagen. Dit laatste werd door vele bedevaarders -tegen het geven van een vergoeding, overgelaten aan derden. Langsheen de Sint-Pietersbeeweg stonden of hingen 8 kapellen of kapelletjes. Zij zijn nu allen verdwenen.

Bemerk wel nog de niskapel in de zijgevel van het hoekhuis Dorp-Verlorenkostbaan (''t huis van de Koster'). Het O.L.Vrouwbeeld is niet oorspronkelijk.

De Verlorenkostbaan heette tussen 1952 en 1971 'Kerkstraat', wat ons er aan herinnert dat zij eertijds één van de 29 Mazelse typische 'Kerkwegen' was.

We stappen langs de Dorp(straat) richting Dries. Deze straat staat in de Atlas der Buurtwegen (1846) vermeld als Kerkstraat (weg nr. 25, tot aan de Vossestraat). Het is een deel van de oude en enige belangrijke dorpsstraat van aan de oude heerweg (huidige Heerbaan-Lepelstraat) naar de baan naar Merchtem (Vossestraat) langs de huidige Molenstraat, Dorp (kerk), Dries (en het oorspronkelijke hof tegen de beek) en de Dries(straat). Bemerk aan het begin van de Dries de oude, schier authentieke woning met een fraai niskapelletje in de kopgevel.

Dries

Deze Dries, nu nog 1ha 32a 30ca groot, is reeds sinds eeuwen eigendom van de Sint-Pietersgilde, wat een unicum is in ons land. De schuttersgilde houdt er nog steeds haar schietingen. De dorpsdries lag voor het oorspronkelijk Frankisch hof aan de beek.

De geschiedenis van de aloude Dries moet ook gezien worden met verwijzing naar de oude vlas(reet-)putten ('Prollekes Reet)', de bomen (erg belangrijke bron van inkomsten voor de Gilde), het Borrewater, de rootputten, de visputten en de 'bassin', de huizen (waarvan sommige 'op jaarschaal' of recht van opstal op de Dries stonden), het oude Gildehuis, de wegen, de wippen van de St.-Pieterschuttersgilde, de Sint-Rochuskapel (1830-1972), de Gildekermis, ... In het kader van deze beknopte publicatie kunnen wij slechts enkele verwijzingen doen. De literatuurlijst achteraan kan de geïnteresseerde lezer verder op weg helpen.

De Dries werd, wegens zijn historische en volkskundige waarde, als monument beschermd met het ministerieel besluit van 4 februari 1999 (B.S. 11-3-1999). Het besluit beschrijft de volkskundige waarde als volgt:

de dries van Mazenzele is een zeer goed bewaarde dries. In de schaduw van de bomen heerst een landelijke rust, waar menig kunstenaar zijn inspiratie vindt en waar naar jaarlijkse traditie op Sinksendag de koningschieting wordt gehouden.

en de historische waarde:

de 'Mazeledries' behoort ongetwijfeld tot het oorspronkelijke 'hof of Masingasele', waaruit het latere dorp 'Mazenzele' zal groeien.

Historisch-landschappelijk is naast de herkenbaarheid van het plant- en weiderecht, de ongewijzigde oppervlakte van de dries een belangrijk gegeven.

Vanaf 1854 werd de 'Maxenzele de Societeit St.-Petrus' systematisch eigenaar van de percelen van de dries. Heden ten dage is deze schuttersgilde -met 28 leden-eigenaars- nog steeds eigenaar van de dries.

Het is een curiosum, enig in zijn soort.

De dorpsdries, de Gilde en het oude Hof in het Borrewater gaan terug tot één en dezelfde kern, nl. het ontstaan en de oorsprong van het latere dorp.

Het bronzen beeld op de Dries 'De Gildekoning', van de Opwijkse kunstenaar Jos Hens, werd ingehuldigd op zondag 25 augustus in het kader van de feestviering '1541-1991 - St.-Pietersgilde Mazenzele «450 jaar jong!». Er mag niet aan getwijfeld worden dat de Sint-Pietersgilde ouder is dan het tot nu vooropgezette jaar 1541.

Aan de zuid-westzijde van de Dries zien we enkele fraai gerenoveerde hofsteden.

Losgatweg en Rauakker

De huidige Losgatweg is een deel van de weg tussen de oude heerbaan en de Dries. Sinds de aanleg van de Steenweg ca. 1789 is de weg verdeeld in twee delen. Tussen de Heerbaan en de Steenweg is het de weg nr. 22 met de naam 'Schaepheysselwegh' (gemeentelijke Atlas der Buurtwegen, 1846) en tussen de Steenweg en de Dries is het de weg nr. 26 die sinds 1852 Losgatweg heet. De weg ligt op de plaats van het losgat (= toegangsweg) tot de Rau(w)akker. De Rau(w)akker is met de daarin gelegen 'Kayenacker', welke laatste dwars over de Steenweg ligt, één der oudste landbouwgedeelten der gemeente die met den Hamelsenberg en het meerken, nà de oude Dorpskouter werden in gebruik genomen. Rau(w)akker: ruwe, moeilijke, rauwe, zwaar te bewerken akkergrond of 'Ruwe akker': onbeploegde, braak liggende akker. Langs de Losgatweg staan nu juist geteld 2 huizen (rechts, achter de percelen langsheen de Steenweg).

Er bestaat een goedgekeurd verkavelingsproject voor een groot deel van deze Rau(w)akker (met mogelijkheid tot uitbreiding in 2e fase). De verkaveling behelst ca. 170 a voor 22 bouwpercelen. De wegen voor de verkaveling worden aangelegd op het tracé van de Losgatweg (over een afstand van ca. 105 m vanaf de Dries, met mogelijkheid van verlenging) en een dwarsweg richting dorp tot aan de Stam(p)beek (Langeveldbeek) met een lengte van ca. 135 m. Het oude huis op de hoek van de Dries en de Losgatweg, de vroegere woning van de fam. Louis Heyvaert ('Goeweer') moet sneuvelen voor de straat naar de nieuwe woonwijk.

Op de Dries stond ook de Sint-Rochuskapel, eigendom van de Gilde en afgebroken in 1973.

Langs de Dries(straat), met op de hoek de kapel O.L.Vrouw van Lourdes (gebouwd in 1865, verplaatst in 1935 en sindsdien nog enkele keren vernieuwd), komen wij in de Vossestraat (Mazenzele-Asse).

Kerkweg en Heydeweg

De weg nr. 5, in de Atlas der Buurtwegen (1846) aangeduid als de weg van Mazenzele naar Meldert, loopt van op de Dries, tegenover de electriciteitskabine, over de Steenweg tot aan de oude heerweg (nu Heerbaan). Het is de grote wandelweg GR 128. Tussen de Dries en de Langeveldbeek (Stambeek) heet hij Kerkweg en verder tot aan de Heerbaan heet hij Heydeweg. De weg rechts richting Dorp heet Geleyweg (weg nr. 27). Ter hoogte waar onze weg Kerkweg-Heydeweg de beek raakt komt het einde van de dwarsweg van de nieuwe verkaveling 'Losgatweg-Rau(w)akker' - zie hierboven.

Langeveldbeek

Langeveldbeek, vóór haar samenvloeiing met de Regenwortelbeek (in de Langeveldmeersen), ook wel Stam(p)beek genoemd (van 'stampmolen'), heeft haar bronnen in het Tongeren, aan de voet van het Kravaalbos, snijdt Mazenzele in twee en stroomt ongeveer 750 m op de grens van Opwijk en Merchtem (tussen Mazelkouter-en het Opwijks Kaardblok-Spechtveld en Waaienbergkouter), waar zij ook de naam draagt van Borrebeek of van Munnikbeek (nabij voormalig Affligems abdijgoed). Te Mansteen wordt zij ook wel Molenbeek genoemd. In de gemeentelijke Atlas der Waterlopen Opwijk (1952-'56) staat zij ter plaatse ook vermeld als Beunebeek (wellicht vervorming van 'Borrebeek-Beurrebeek'). Ca. 900 m stroomafwaarts t.o.v. de Mansteen(straat) stort de Dweerbeek (Wersbeek, afleiding van de Puttenbeek) zich in de Langeveldbeek of Molenbeek. Op grondgebied Merchtem vloeit de beek in de Grote Molenbeek die dan langs Steenhuffel en Lippelo de Rupel bereikt (Eikevliet).

Stroomopwaarts van de Steenweg is de beek een niet-geclassificeerde waterloop, tussen de Steenweg en de grens met Opwijk een waterloop van 3e categorie en verder stroomafwaarts een waterloop van 2e categorie.

De beek, in een erg diepe bedding, is hier reeds sterk vervuild. Er is een Aquafin-project om langsheen de beek een afvalwatercollector te bouwen. Ondermeer door de onzekerheid betreffende het geplande waterzuiveringsstation in Merchtem is de uitvoering ervan uitgesteld.

Steenweg

De Steenweg ('Nieuwe Steenweg') werd op Mazels grondgebied (Brabant) slechts aan- gelegd ca. 1820, naar een plan van 1789, en verbreed en aangepast in 1869, 1889, 1936, 1938-'39 en 1970.

Het ontwerp van tracé van de toekomstige steenweg, ter vervanging van de oude heerweg tussen Brussel en Dendermonde over Asse, werd in 1782 (onder de Oostenrijkers) in kaart gebracht (plan De Deken), met goedkeuring van keizer Jozef II die de Staten van Brabant toeliet een nieuwe steenweg tussen beide steden aan te leggen. Op het eerste plan was de ontworpen steenweg rechtlijnig, en doorsneed Mazel-dorp doormidden, juist naast de kerk. Voorbij de kerk zou hij dan het tracé van de Verlorenkostweg volgen. Van dit ontwerp werd afgezien en de definitieve plannen (plan Everaert, 1789) voorzagen een knik in het tracé ter hoogte van Mazel-berg. Daarmee kwam de steenweg een 100 m van Mazel-kerk te liggen. Toen in 1789 de Brabantse Omwenteling losbrak, was het deel van de steenweg op Vlaanderen (dus van Dendermonde tot aan de grens Opwijk-Mazel), zo goed als af. Door de daaropvolgende troebele tijden (einde Oostenrijks- en Frans tijdperk) lagen de werken stil. Het was uiteindelijk onder het Nederlands Bewind, ca. 1820, dat de Steenweg richting Brussel, en dus ook op Mazel, klaarkwam. Aanvankelijk werd hij aangeduid als 'de Casseyde', vermits hij met porfierkasseistenen aangelegd was. De breedte van de baan bedroeg 4,96 m, terwijl de afstand tussen de rooilijnen 18 m bedroeg. Hij was dus blijkbaar ontworpen om in de breedte te kunnen meegroeien met de noden van het verkeer. Hij werd dan ook herhaaldelijk verbreed, aangepast en vernieuwd, zo in 1899 (tot 5 m breedte gebracht!), 1936 (de breedte werd tot 6,30 m gebracht, plus een fietspad van 2,10 m), 1938-'39 (verbreding langs één zijde met 2,55 m), 1970 (asfaltering). De Steenweg sneed Mazenzele middendoor, zodat het van uitzicht veranderde en het karakter van een straatdorp kreeg. Hiervoor gaf het gemeentebestuur in 1869-'70 het slechte voorbeeld door aan de Steenweg, het gemeentehuis met de school en de onderwijzerswoning in te planten. Hiermee werd het sein gegeven om langsheen de Steenweg aan lintbebouwing te doen.

Kapel O.L.Vr. van Altijd Durende Bijstand

Aan de rechterkant van de Steenweg, ca. 75 m in de richting van 't dorp, staat de Kapel van O.L.Vr. van Altijd Durende Bijstand. Dit stemmig kapelletje werd in 1878 gebouwd.

We vervolgen onze wandeling langs de overkant van de Steenweg tot de Heerbaan op de Heydeweg (zie hierboven) langsheen de bovenloop van Stam(p)beek (Langeveldbeek) (deels ingebuisd en deels in open lucht in een betonnen geul).

Heerbaan

Deel van de oude heerbaan of 'Oude Dendermondsche Heirbaene'. Deze baan werd op Mazels grondgebied gevormd door de huidige Schaapheuzel (deel), de Heerbaan en de Lepelstraat. Zij was de eeuwenoude zeer belangrijke verbindingsbaan tussen de Romeinse nederzetting te Asse (Vicus op de Kalkoven) en de Scheldeovergang van Dendermonde. Op grondgebied Asse (Krokegem) herinnert het tracé en de naam van de Oude Dendermondse Baan ons nog aan deze heerweg. Ter hoogte van de grens met Asse was er een aftakking richting Merchtem (huidige Schaaphuizel, Vossestraat,...). Richting Dendermonde was er enerzijds de heerweg over Baardegem en Lebbeke (Lepelstraat, Baardegemse Molenstraat,...), met een aftakking langs de huidige Baardegemse Bosstraat richting Meldert, Affligem, Hekelgem en de Denderovergang, anderzijds de weg over de huidige Zottegemstraat, Opwijksestraat, Mazelstraat, Perreveld en over Nijverseel en Lebbeke naar Dendermonde. Deze laatste dwarste op Droeshout de heerweg Aalst (Denderovergang) - Mechelen (Dijleovergang, over Merchtem en Vilvoorde) en die op Droeshout ongeveer het tracé van de huidige Mechelstraat, Steenweg op Vilvoorde en Klei volgde. De baan Mechelen-Aalst sloot op onze heerweg aan langs de Mazelstraat, 't Kintstraat en Baardegemstraat. Het dorp Mazenzele was met deze heerweg verbonden langs de huidige Dorp(straat) en de Molenstraat, over een afstand van ca. 350 m. De geschiedenis van Mazenzele vóór eind 18e eeuw moet dus gezien worden in licht van deze situatie, zonder de huidige Steenweg die nu zo dominerend is voor het dorp. Deze dorpsstraat (vanaf de oude heerweg) én de kerk én het oude dorpscomplex nabij de Dries aandeed om verder de baan naar Merchtem (huidige Vossestraat) te vervoegen. Buiten deze dorpsstraat mogen alle andere wegen worden beschouwd als vroegere kouter- en veldwegen.

In de gemeentelijke Atlas der Buurtwegen (1846) staat onze huidige Heerbaan en Lepelstraat aangeduid als de Aerdebaen (weg nr. 10).

Langsheen deze heerweg op Mazels grondgebied heeft gedurende eeuwen een windmolen gestaan. Op de hoek met de huidige Schaapheuzel (richting Kravaalbos), waar de weg een typische 'holle'baan vormt, stond de Schaapheuzelmolen. Het was een houten 'open standaardmolen', gebouwd in 1640 en verwoest door een storm in 1876. De molen stond op een aarden wal, 6 à 7 meter boven de heerbaan. De 'Lexismolen', die de Schaapheuzelmolen opvolgde, stond tegenover de huidige Molenstraat - zie verder.

Kravaal

Door de open ruimte achter het huis nr. 21 zien wij zuid-westwaarts het Kravaalbos, achter het Bosveld. Dit bos, in 't totaal ca. 180 ha, waarvan ca. 22 ha op Mazels grondgebied (in 1845-1850 nog ca. 60 ha!) is een belangrijk natuurgebied met een merkwaardige fauna en flora. Dit zeer oud en uitgestrekt bosgebied heeft door de eeuwen heen steeds een erg grote rol gespeeld in de historische, economische, sociale en ecologische geschiedenis van onze streek. Het Kravaalbos, met omgeving, is beschermd als landschap bij K.B. van 13 oktober 1980 (B.S. 29-10-1980) (deel op Mazenzele-Opwijk, deel op grondgebied Asse-Asse-ter-Heide en een deel op Meldert-Aalst).

Molenstraat

De huidige Molenstraat, weg nr. 20, is een deel van de baan die de oude heerweg (nu Heerbaan-Lepelstraat) verbond met de heerweg naar Merchtem (grensstraat, nu Vossestraat), langs het oorspronkelijk hof (op 't Borrewater), de Dries en de kerk. Tot 1952 was het een deel van de Lepelstraat. Zijn huidige naam verwijst naar Lexis-molen die tussen 1878 en 1914 stond aan de Heerbaan tegenover onze huidige Molenstraat - zie verder.

Plaats van de vroegere Lexismolen

Links van de Heerweg, ter hoogte van de Molenstraat stond de 'Lexismolen'. Het was een houten windmolen van Frans model, met drie verdiepingen. Na dienst gedaan te hebben in de omgeving van Rijsel en in Nederbrakel werd hij hier heropgebouwd in 1878 door Alex Van Ingelgem, zoon van de laatste molenaar op de oude Schaapheuzelmolen. Hij werd op 17 september 1914 door de Duitsers in brand gestoken en verwoest.

Kapel H. Maagd

De kapel op de hoek van Molenstraat en de Lepelstraat werd gebouwd in 1864, op vraag van de kerkfabriek, en grotendeels betaald met vrijwillige giften van de geburen. Het oorspronkelijk houten beeld van de H. Maagd is verdwenen.

Lepelstraat

Vanaf de Molenstraat, van de Heerbaan tot aan 't Lindeken (splitsing met Zottegemstraat). Het is een deel van de oude heerweg, de 'Aerdebaen' (weg nr. 10) Bemerk de enkele schier authentieke oude huizen in de Lepelstraat: nr. 3 (of 5), nr. 8, nr. 11 (met niskapel in gevel zonder beeld), nr. 10 (met sierlijke smeedijzeren afsluiting),... Op de Ferrariskaart (Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden) ca. 1775 en op de 19-eeuwse kadasterkaarten zien wij hier aan 't Lindeken, op een pleintje op de wegsplitsing, een kapel staan.

Zottegemstraat

Aan 't Lindeken buigt de Lepelstraat links af, richting Kravaal. Rechtdoor hebben we de Zottegemstraat die verbinding geeft met de Steenweg. De Zottegemstraat heette vroeger de Meerkensstraat of Meirkensstraat (weg nr. 12) Vroeger heette de huidige Opwijksestraat, de Zottegemstraat, van aan de grens met Opwijk tot aan de woning van wijlen Marcel Van Limbergen in de huidige Zottegemstraat (waar zich de knik in de straat bevindt). In 1951 gaf men aan de straat grens-Steenweg de naam Opwijksestraat, omdat de gemeente Opwijk de verlenging ervan op haar grondgebied de 'Mazelstraat' noemde. Men gaf toen ook aan de straat, die van aan de Steenweg tot de Lepelstraat (oude heerweg) ging, de naam Zottegemstraat, waardoor de eeuwenoude benaming van het gehucht Zottegem niet verloren ging. De huidige Zottegemstraat droeg eertijds de naam 'De Meerkensstraat' (weg nr. 12). 'Het Meerken' is een eeuwenoude benaming van deze wijk, maar die rond het midden van de 18e eeuw de plaats moest ruimen voor de spotnaam 'den Rijken Hoek' die de volksmond eraan gaf en die voortkwam uit de rivaliteit die er heerste tussen die van de Lepelstraat (arme buurt) en die van de Rijken hoek (welgestelde boeren). Die van 't Meerken of van de Rijken hoek verloren hun zelfstandigheid toen zij opgenomen werden in het gehucht Zottegem, dat zich door de aanleg van de Steenweg naar het einde van de 18e eeuw snel uitbreidde. De naam Zottegem komt vermoedelijk van de Frank Sotto, die hier ergens (vermoedelijk in de bocht van de straat nabij de Steenweg) zijn hoeve had.

De benaming 't Meerken is onduidelijk. Leo De Nil (Historiek der straten van Mazenzele) houdt het bij een niet al te uitgestrekte moerassige plaats die min of meer regelmatig overstroomd werd en als dusdanig slechts als weidegrond van mindere kwaliteit dienen kon. In deze wijk vindt men niet minder dan 8 van dergelijke 'meers', voor een totaal van 14 voor gans Mazenzele. Anderzijds is een 'meer' een afzonderlijk omheinde akker, dus een 'ingemeerd' stuk land. Onze huidige Zottegemstraat ligt dus ook, samen met de Opwijkse Mazelstraat en de Mazelse Opwijksestraat, op het tracé van verbinding tussen de heerweg Mechelen-Aalst en Brussel-Dendermonde (richting Brussel). Deze weg sloot aan op de heerweg naar Brussel aan 't Lindeken, aan de huidige Lepelstraat (die het tracé van deze heerweg volgt).

Blokweg

Hier aan 't Lindeken nemen wij rechts de verharde voetweg. Het is de weg nr. 5, de Blokweg. Na een 120 m dwarsen wij een andere verharde voetweg die op ca. 60 m afstand evenwijdig loopt met de Steenweg, van de Zottegemstraat tot de Molenstraat. Deze weg heet eveneens Blokweg.

We draaien rond het magazijn en vervolgen onze Blokweg tot aan de Steenweg.

De Blokweg is zowat het hoogste punt van de Hamelse berg, die zich uitstrekt langs weerszijden van de Steenweg.

Achter de hovingen van de Heerbaan-Lepelstraat en de Blokweg (evenwijdig aan de Steenweg) stappen we tussen (kersen)boomgaarden met ook heel wat notelaren.

Boomgaarden met hoogstam kerselaren waren eens de trots van Mazenzele. Zij lagen zowat over het ganse grondgebied verspreid maar vooral langs de westzijde van de Steenweg, langsheen de Zottegemstraat, Lepelstraat en Heerbaan. Rond 1860 (kadasterplan P.C. Popp) waren er in Mazenzele 59 fruitboomgaarden, met een totale oppervlakte van 8ha 41a 95ca, op een totale oppervlakte van de gemeente van 224 ha. Hetzelfde kadasterplan geeft een totale oppervlakte aan hopvelden van 8ha 38a 45ca. De hopvelden zijn totaal verdwenen in Mazenzele en de hoogstamboomgaarden gaan dezelfde weg op. Leo De Nil ('O. Katz') schreef in de 2e strofe van zijn gedicht 'Mazenzeel' (1981):

Ik weet nog hoe het vroeger was,

Als witte pauwen in het gras,

Als zilv'ren bruiden tussen 't groen

Bloeiden de kerselaren toen.

Van Mazelberg tot den Bareel

Lag paradijselijk Mazenzeel.

Het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (1977) voorziet voor Mazenzele ruime woongebieden met landelijk karakter:

een aaneengesloten blok van de Verlorenkostbaan-Gildelaan-Dries tot de Schaapheuzel-Heerbaan-Zottegemstraat en van Zottegemstraat-Opwijkstraat tot de grens met Asse (Vossestraat-Schaapheuzel)

langsheen de rest van de Steenweg (richting Opwijk), Vossestraat (richting Merchtem) en een deel van de Sultveldstraat).

Op de plaats van de 'Kersenboomgaard van Van Driessche', een 200 m verder in de Zottegemstraat rechts, werd onlangs een nieuwe verkaveling uitgevoerd, met nieuwe wegen) tussen de straat en de Blokweg, op een oppervlakte van ca. 75 a, voor 17 kavels.

We steken (voorzichtig!) de Steenweg over en vervolgen onze wandeling in het verlengde van de Blokweg (weg nr. 42). Dit baantje wordt nu beschouwd als een bijweg van de Verlorenkostbaan. Bemerk links in de muur van het bijgebouw met in een omranding in zwart siermetselwerk de natuurstenen blok met daarin de naam gebeiteld van vroegere eigenaars (P. Heuninck en C. De Rop) met het jaartal 187.. Sommigen herinneren zich ongetwijfeld nog hoe in de één van de twee huisjes (dubbelwoonst) links tot voor een kleine 50 jaar nog een winkeltje in 'coloniale waren' was ingericht.

Verlorenkostbaan

Werd aangelegd in 1971 op het tracé van de Verlorenkostweg (weg nr. 43). Zij vormt de scheiding tussen de Kouter en de Hamelseberg.

Sint-Pietersweg

Tussen de Kouterbaan-Droeshoutweg en de Verlorenkostbaan bevindt zich de sociale woonwijk 'Providentia', waarvan de wegeniswerken uitgevoerd werden tussen 1971 en 1974 (Verlorenkostbaan, Beiaardlaan, Sint-Pietersweg). De eerste woningen werden betrokken rond de jaarwisseling 1973-1974. De St.-Pietersweg volgt ongeveer het tracé van de vroegere Kauterbaen (weg nr. 40).

Kouterbaan

Is de straat van het Dorp tot de grens met Opwijk (Regenwortel). Heette vroeger de Droeshoutweg (Atlas der Buurtwegen, weg nr. 39, 36 en 40) en Schoolstraat (1952). Hij was van in het Dorp het 'koutergat' naar Mazelkouter.

Droeshoutweg

Weg langsheen het kerkhof, richting Droeshout, weg nr. 39.

Op 19e eeuwse kadasterkaarten zien wij op de hoek van de Huidige St.-Pietersweg en de Droeshoutweg, langs de overkant van het huidige kerkhof, een eenzame veldkapel staan. Later was zij, of haar opvolgster, gekend als de 'kapel van Zillekes'. Het was een gemetselde niskapel ter ere van Sint-Antonius, die stond op grond van Sooi van Zillekes (Frans Van de Velde). Het was de vierde kapel op de Sint)Pietersbeeweg - zie hierboven.

Kerkhof

Sedert het ontstaan van de parochie met een kapel of kerk werden de meeste overleden parochianen rond de kerk begraven. Later moest dit kerkhof met een muur omheind worden en drong de geestelijke overheid aan op een goed onderhouden begraafplaats. Invloedrijke mensen en kerkbedienaars werden tot het einde van de 18e eeuw in de kerk zelf begraven. Keizer Jozef II (keizer 'Koster' Wenen 1741-1790) schafte in 1784 dit gebruik o.a. om hygiënische reden af. Reeds vroeger in steden en later in de meeste dorpen werden de kerkhoven buiten de onmiddellijke omgeving van de kerk ingepland. Te Mazenzele bleef het kerkhof zeer lang onmiddellijk rond de kerk. Het was praktisch volledig met een bakstenen muur omheind.

Na de tweede wereldoorlog werd beslist een nieuw kerkhof aan te leggen buiten de dorpskern, waarbij zelfs werd gerekend op hulp uit het zgn. 'Marshallplan'. De eerste plannen, die vrij groots waren opgevat, voor een kerkhof aan de Verlorenkostbaan, met een monumentale poort en een lijkhuisje, voerde men niet uit. Een tweede plan voor een gemeentelijke begraafplaats, hier op de hoek van de Kouterbaan en de Droeshoutweg, werd in 1947-1948 uitgevoerd. Pas in 1967 werd het, vooral om urbanistische redenen (verbreding van de wegen,...) opgeruimd. De grond werd grotendeels afgevoerd naar de Dries. De oude lindeboom (de zogenaamde Vrijheidsboom) werd gerooid en het gedenkteken van de gesneuveld dat voor de kerk stond, werd vervangen door een nieuw langs de noordmuur van de kerk.

Gildelaan

Is één van de nieuwere Mazelse straten (1973), deels aangelegd op het tracé van het 'Moddestraatje' (kant Dries weg, nr. 38) en de Droeshoutweg (kant kerkhof). De naam van de weg verwijst uiteraard naar de Mazelse aloude boogschuttersgilde, de Sint-Pietersgilde.

De vrije school

In 1879 werd door de parochie (pastoor Benedictus De Smet - Mazenzele 1856-'82) een 'Katholieke School' opgericht. Hiervoor stelde maalder P. De Smedt een pand ter beschikking. In 1884, onder pastoor Amandus De Smet (Mazenzele 1882-1905), werd hier bezijden het koutergat (huidige Kouterbaan, van 1952 tot 1971 Schoolstraat geheten) het eerste schoolgebouw opgetrokken. In 1902, onder pastoor Octaaf De Smet (Mazenzele 1905-1928) bouwde men nieuwe klaslokalen, op grond gekocht van Justine Goossens. Voor de opvoedkundige taken en het dagelijks bestuur van de school werd een beroep gedaan op de zusters van de St.-Vincentius a Paulo van Opwijk. Het kloostertje voor de zusters werd opgetrokken in 1903. In 1967 werd de oude school afgebroken en vervangen door nieuwbouw. De speelplaats kon verruimd worden door het wegbreken van een door pastoor Pissens (Mazenzele 1931-1938) gebouwd klaslokaal, waarop zich boven het 'Zaaltje' bevond. Met de sluiting van de gemeentelijke Jongens)school in 1975 werd de vrije lagere school gemengd. Erg recent voerde de gemeente hier rond de schoolingang aanpassingen uit aan de wegen en parking. Ongeveer tegenover de ingang van de school stappen we links de Mazelkouter in langs de vroegere Kauterbaen (weg nr. 36).

Mazelkouter

Ten noorden van het oudste dorpscomplex -kerk en Dries nabij het Frankische hof op het 'Borrewater'- ligt de Mazenzeelkouter. Dit is voorzeker de primitieve dorpskouter (de enige van het dorp, duidelijk verdeeld in drie delen die van mekaar gescheiden zijn door kouterwegen) en het oudste akkerland van 't dorp, dat ontgonnen werd in verschillende opeenvolgende fasen van zuid naar noord. De kouter is duidelijk onderverdeeld in drie delen, van mekaar gescheiden door twee kouterwegen (onze huidige Kouterbaan en de Droeshoutweg naast het kerkhof). De kouter is begrensd door de weg benoorden het Dorps-Driescomplex en de Verlorenkostbaan. Hij strekt zich gedeeltelijk uit op grondgebied Opwijk (Droeshout).

De Molenkouter (als deel van de Mazelkouter), werd als dorpsgezicht beschermd, wegens zijn historische waarde, met het ministerieel besluit van 4 februari 1999 (B.S. 11-3-1999). Het besluit beschrijft de historische waarde als volgt:

visueel/landschappelijk bestaat er nog steeds een relatie dries/omgevend bouwland.

Het beschermd deel van de kouter gaat van de Kouterbaan tot de Dries (ca. 320 m) en in zuidwest-noordoost richting van aan de achterkant van de hoven langsheen de Gildelaan tot aan de losweg (ca 130-160 m).

Links hebben we een mooi zicht op de achterzijde van de romp en de bijgebouwen (en woonhuis) van de oude stenen windmolen, geheten 'Van Straetensmolen', opgericht in 1857 - zie verder. Hij is de laatst overgeblevene van de vijf windmolens die sinds 1754 op de koutervlakte opgetrokken werden.

De Molens van de Kouterbaan

De Kouterbaan blijkt steeds een goede plaats geweest te zijn voor het optrekken van windmolens. Van 5 molens die sinds midden 18e eeuw achtereenvolgens op de Kouterbaan stonden, zijn ons enige gegevens gekend. De oudste hiervan was de houten graanwindmolen van Philip Van Elsen, gebouwd ca. 1745- 1750. Hij stond op perceel A 73 (rechts van de baan komende van Droeshout, een kleine 100 m vóór de nog bestaande molen, op het nu bewerkt land tegen de weide). De kadastergegevens van 1834 vermelden Petrus Sterckx, molenaar te Mazenzele als eigenaar (dezelfde als deze van molen 2 en 3). In 1836 (kadastergegevens Vander Maelen) was hij eigendom van een zekere Arnoldus Berghmans (Brussel). In 1839 wordt bij gekocht door Franciscus Michiels-Abbeloos, landbouwer te Mazenzele. Op het kadasterplan Popp (ca. 1860) staat het perceel, toen eigendom van de kinderen J-F Michiels, aangeduid als 'molenplaets'. Was hij toen nog in dienst? In 1866 werd hij verkocht aan J.F. Wijnants-Ringoot, landbouwer te Opwijk. Kort nadien moet hij verdwenen zijn. De tweede was deze van Petrus Stercks, opgetrokken in 1812 en door een onweder vernield in 1814. De derde, eveneens door P. Stercks opgericht in 1816 werd in 1819 afgebroken en verkocht. De vierde werd gebouwd in 1821 en brandde uit in 1827. In 1825 was er een zekere Munck of De Munck eigenaar van. De vijfde en nu nog gedeeltelijk bestaande molen in de Kouterbaan -een stenen graanwindmolen van het type grondzeiler- werd gebouwd in 1848-'49 - zie hier onder.

Van Straetensmolen

De stenen 'molen van 't Dorp' of 'Van Straetensmolen', in de Kouterbaan, is vermoedelijk de vijfde die sinds midden 18e eeuw in de Mazelkouter gebouwd werd. De Koutermolen was oorspronkelijk een stenen graanwindmolen, van het type grondzeiler. De (verlaagde) romp en een aantal bijgebouwen bestaan nu nog.

De molen werd gebouwd ca. 1850 door Joannes Antonius De Smedt ( Asse 1774,  Mazenzele 6-8-1855, echtg. Joanna Van Langenhove). In 1858 werd hij overgenomen door de zoon Petrus Bernardus De Smedt ( 16-4-1819, echtg. Paulina Eeckhout). De weduwe J.A. De Smedt-Van Langenhove behield het vruchtgebruik. Ca. 1862 werd een stoommachine geplaatst (terug verwijderd in 1899). In 1884 werd de molen toegewezen aan de oudste dochter van P.B De Smedt, (Maria Joanna) Leonia ( 30-10-1857), die op 5-11-1884 trouwde met Jozef Buggenhout van Asse-ter-Heide ( 1-6-1856). Na de dood van J. Buggenhout op 22-3-1886 huwde de weduwe op 30-10-1889 met Prosper Menschaert uit Liedekerke ( 14-5-1859) die in 1898 een nieuw stoommachine bouwde. Hij vertrok later met zijn beide zonen naar Hastière-Lavaux (nabij Dinant), waar hij een watermolen uitbaatte. De enige dochter van Jozef Buggenhout-De Smedt, Helena Joanna ( 23-5-1885) huwde op 23-12-1904 met Jan-Frans (Sooiken) Verdoodt uit Opwijk ( 30-8-1882). Deze liet in 1910 de kap van de molen wegnemen en verkocht de wieken die nog vernieuwd waren in 1906 (nochtans, bij de verkoop van de molen in 1914 spreekt men nog van een wind- en stoommolen). Op Witte Donderdag 4 april van 1912 brandde de molen bijna totaal uit. In 1913 werd de stoomaandrijving vernieuwd. Door verkoop in jan. 1914 kwam hij aan Camiel-Hendrik Permentier uit Moorsel ( 21-8-1885) die in Mazenzele in het huwelijk trad met Maria-Théresia De Meersman. In 1916-'17 werd de gaanderij gesloopt, de romp met een 3-tal meter ingekort en werden de machines vernieuwd. De drie bijgebouwen, waaiervormig gebouwd rond een deel van de nog bestaande verlaagde molenromp, dateren uit 1918. Permentier verkocht op zijn beurt de molen in 1917 aan Mazelaar Joannes Fernand Van der Straeten (28-9-1856, echtg. Brigitte Maria Van Nieuwenborgh). Hij kwam daarna door overerving aan diens zoon Frans Van der Straeten ( 18-3-1889, echt. Catharina Josephina Verhaevert) en vervolgens aan diens zoon en huidige eigenaar Emiel Van der Straeten (echtg. Amanda Van der Stappen) die tot 1987 nog regelmatig maalde.

De molenromp van de voormalige windmolen, met electro-mechanischa maalderij, met inbegrip van de volledige maalinrichting met toebehoren en van de bijgebouwen, werd als monument beschermd, wegens zijn historische en industrieel-archeologische waarde, met het ministerieel besluit van 4 februari 1999 (B.S. 11-3-1999). Het besluit beschrijft de historische en de industrieel-archeologische waarde als volgt:

omwille van het algemeen gevormd door de historische en industrieel-archeologische waarde als voorbeeld van een windmolen die na een veel voorkomend ongeval (brand) dat daarenboven gebeurde in een periode dat waarin de windmolens aan economisch belang inboetten, in 1912 werd gemechaniseerd, m.a.w. werd voorzien van een motor en van efficiëntere maal- en transporttoestellen, waarbij de machinekamer werd ondergebracht in een nieuw op waaiervormig grondplan opgericht bijgebouw dat ook extra opslagplaats verschafte; als voorbeeld van een voormalige windmolen ca. 1850 werd opgetrokken op een kouter waar voorheen reeds 4 windmolens werden opgericht wat ongetwijfeld verband houdt met de goede windvang ter plaatse.

Een 130 m vanaf de Gildelaan nemen we rechts de Hoorigweg.

Hoorigweg

Weg nr. 37. Naam wellicht van 'horik' = de hoek gevormd door twee straten of wegen.

Na een 100 m dwarsen we de gracht tussen de Gildelaan en de Stam(p)beek (Langeveldbeek). Deze sterk vervuilde waterloop lijkt qua debiet belangrijker te zijn dan de beek zelf die wij even verder dwarsen.

Het terrein links, tussen de gracht en de beek, heeft een zichtbaar niveauverhoging. Het werd gebruikt als stortplaats voor afbraakpuin. 

Langeveldbeek of Stam(p)beek: zie hierboven.

Borrewater en andere waters op de Dries

Langs de Hoorigweg bereiken wij het 'Borrewater', de plaats waar oorspronkelijk het Frankisch 'Villa'-complex stond met het volledig omwald hof 'Masingasele' (sinds 4de - 5de eeuw). Vóór dit hof lag de grote dorpsdries (dries in de betekenis van dorps- of gehuchtplein, eigendom van de gemeenschap). Borre of borne is het oudnederlands woord voor bron. De oudste gildedocumenten spreken evenwel niet van borre- of berrewater, maar van 'beddewater'. Dat water bevond zich op de eigendom der Gilde en werd -zoals de andere waters- verpacht als viswater. Op het terrein van het Borrewater, eigendom van de St.-Pietersgilde, staat nu ook een wip van de schuttersvereniging.

De archiefdocumenten vermelden nog andere waters op de Dries: de rootputten (om vlas te roten, de 'bassin', de 'fransche' put en visputten.

De kadasterkaart P.C. Popp (ca. 1860) toont ons duidelijk een aantal van deze waters: het 'Borrewater' (tegen de beek), een vijver tegenover de Losgatweg en een vijver tegen de Dries(straat). Het gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg (nr. 1 Centrum-Dries, K.B. 13-11-1968) voorziet de herurbanisatie van een groot deel van Mazenzele langs de oostkant van de Steenweg, van de Opwijksestraat tot en met de Dries (goedgekeurd deel). Het plan voorziet ondermeer dat het gedeelte van de Dries tussen de straat en de beek wordt ingenomen door een nieuwe straat, met verdwijning van de twee huizen die eraan staan. De Gilde zou hierdoor ca. 30 % van haar Dries verliezen (alles tussen de straat en de beek) en het Gildegebeuren op de rest van de Dries zou kunnen beperkt worden vermits de resterende twee pleinen voorzien zijn als 'Openbaar park'. Dit B.P.A. voorziet ook de verkaveling van het betrokken deel van de kouter en de verdwijning van de molen. De bescherming van de Dries, de molen en een groot deel van de kouter als respectievelijk monumenten en dorpsgezicht maakte een einde aan deze nefaste toestand die voorzien is in het geldende B.P.A. In elk geval, de nieuwe wetgeving op de ruimtelijke ordening voorziet de herziening, de afschaffing of de vervanging van elk B.P.A. dat dateert van vóór het Gewestplan. En bij dit B.P.A. nr. 1 Centrum-Dries is dit het geval.

Gildelaan

Deze straat werd aangelegd op het tracé van het 'Moddestraatje' (kant Dries weg, nr. 38) en de Droeshoutweg (kant kerkhof). Langs deze nieuwe straat (1973) werden heel wat nieuwe ruime huizen gebouwd. Bemerk in het begin van de Gildelaan links, tussen veel groen, het oud witgeverfd huisje haaks op de straat. Even verder hebben wij mooie zichten op de koorzijde van de Sint-Pieterskerk en de toren, boven de huizen van 't dorp.

Kouterbaan

Langs deze smalle straat -zie hiervoor- bereiken we terug het plein voor de Sint-Pieterskerk.

Samengesteld door Maurice WILLOCX


Bronnen- en literatuur

· Leo De Nil, Historiek der straten van Mazenzele, 1971-'27, artikelenreeks verzameld en heruitgegeven door Heemkring Opwijk-Mazenzele, 1987.
· Meerdere auteurs, Opwijk ons Dorp, uitgave Davidsfonds Opwijk, 1978.
· Jan Verbesselt, Het Parochiewezen van Brabant tot het einde van de 13de eeuw, Deel V, Mazenzele Sint-Pieters-Banden, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, Pittem, 1966.
· Denis Coeckelberghs, Jaak Jansen en Wilfried Janssens, Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Asse, Mazenzele, Ministerie van Nederlandse Cultuur, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, 1979.
· Herman Van Duerm, studie van B.T.K.-project 'Valorisatie onroerend patrimonium', 1985-1986. Projectpromotor: Heemkring Opwijk-Mazenzele.
· Alphonse Wauters, Histoire des environs de Bruxelles, Livre troisième - B, Chapitre troisième, 1855, heruitgave 1971, Editions culture et civilisation Bruxelles.
· J. de Borchgrave d'Altena, Notes pour servir à l'Inventaire des Oeuvres d'Art du Brabant, in Annales de la Société Royale d'Archéologie de Bruxelles, tome quarante-septième, 1944-1945-1946, 1947, p. 145-146.
· Jozef De Brouwer, Bijdrage tot de geschiedenis van de kerkelijke instellingen en het godsdienstig leven in het Land van Aalst tussen 1621 en 1796, Dendermonde, 1975.
· Bouwen door de eeuwen heen - inventaris van het cultuurbezit in België - Architectuur/deel 2n, Vlaams Brabant, Halle Vilvoorde, ministerie van Nederlands Cultuur - Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg, uitgegeven door Snoeck-Ducaju en Zoon n.v., Gent, 1975.
· Jaak Ockeley, Heemverbonden herinneringen aan Leo De Nil, in Vriendenboek Leo De Nil, Heemkring Opwijk-Mazenzele, 1987.
· Tentoonstellingsgids Parochie Sint-Pietersbanden, Heemkring Opwijk-Mazenzele, 1985.
· Leo De Nil, De klokken van Mazenzele, 1950, overgenomen in Vriendenboek Leo De Nil, Heemkring Opwijk-Mazenzele, 1987.
· Luc Goeminne, Een prijsschatting van een windmolen te Mazenzele in 1790, in Eigen Schoon en de Brabander (Koninklijk geschied- en oudheidkundig genootschap van Vlaams-Brabant), 1982, p. 99-110.
· Jules Van de Velde, De Mazelse Gilde en haar Dries, in HOM-tijdschrift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1991-2, p. 4-14.
· Jules Van de Velde, Mazenzele in het midden van vorige eeuw, in HOM-tijdschrift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1992-1, p. 4-6.
· Jules Van de Velde, Het kadasterplan Popp van Mazenzele, in HOM-tijdschrift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1992-4, p. 11-13.
· Jules Van de Velde, Over Mazelse processies, beewegen en bedevaarten, in HOM-tijdschrift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1995-3, p. 2-12.
· Flor De Smedt, Manuaal van Peeter Verhasselt, pastoor van Mazenzele 1538-1557, in tijdschrift Ascania (Heemkring ASCANIA Asse) 1997 nr. 2, in HOM-tijdschift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1996-4 en in De Knaap (St.-Pietersgilde Mazenzele) jg. 6 (1) nr. 11.
· Maurice Willocx, Verkoop van de molen van Mazenzele, in HOM-tijdschrift (Heemkring Opwijk-Mazenzele) 1997-1, p. 39-41.
· Flor De Smedt en anderen, Het manuaal van Peeter Verhasselt, pastoor van Mazenzele 1538-1557. Het landelijke leven in de 16e eeuw, Heemkring ASCANIA (Asse) en Heemkring Opwijk-Mazenzele, verschijn in november/december 2000.
· Kaarten en plannen:
- Ferrariskaart (Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden), ca. 1775.
- Gemeentelijke Atlas der Buurtwegen Mazenzele, 1846.
- Gemeentelijke Atlas der Waterlopen Mazenzele, 1952-1960.
- Primitieve perceelsgewijze kadasterplannen (opmeting 1823 door J.G. Gulikers).
- Kadasterplan Philippe VANDER MAELEN Mazenzele, 1836.
- Kadasterplan P.C. POPP Mazenzele, ca. 1860.
- Huidige kadasterplannen
- Plannen Bijzonder Plan van Aanleg (B.P.A.) nr. 1 'Centrum-Dries' (K.B. van 13-11-1968).
·

Diverse artikelen in het HOM-tijdschrift (1989-1999) betreffende monumentenzorg in Mazenzele.

·

Diverse onuitgegegeven aantekeningen en studies van Leo De Nil (H).

·

Diverse bronnen en literatuur uit het HOM - Heemkundig Archief en Documentatieverzameling.

Met dank aan de Kerkfabriek Sint-Pieter Mazenzele en
aan de fam. F. Meert-De Nil


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-