(plaats de muisaanwijzer hier voor toelichting bij in- en uitzoomen)
Voor diverse navigatiefuncties: klik op rechter muisknop. Herladen pag. |
Klik hier om ons meer informatie over dit beeld te bezorgen
(plaats de muisaanwijzer hier voor toelichting bij deze informatieverzending)
De kostschool (pensionaat) Lindemans (1840-1920)Het gebouwencomplex, ca. 1900, gezien van de overkant van de huidige Schoolstraat-hoek verbindingsbaan naar Heiveld. De traditie van deze onderwijsinrichting te
Opwijk gaat, in onafgebroken lijn, tot omstreeks 1722 terug : over
Arnoud Van Bever (1802-1840), diens schoonvader Alexander De Plecker
(1755-1802), en deze zijn vader, Jan De Plecker (1722-1794). Het was
Alexander De Plecker die zich vestigde op de plaats waar later de
kostschool ingericht werd. Toen in 1840, Antonius Petrus Lindemans
(°1808 te Pamel), gediplomeerd voor het lager onderwijs (1824) en voor
het middelbaar onderwijs (1826), huwde met de enig overgebleven dochter
van meester Van Bever, nam hij het bestuur van de school over en bracht
er belangrijke hervormingen tot stand. Hij had reeds enige ervaring met
het bestuur van een kostschool, vermits hij zijn oudere broer Jan
Baptist hielp bij het bestuur van het 'Frans' jongenspensionaat te
Ledeberg. In Opwijk brak hij onmiddellijk met de oude individuele
onderwijsmethodes en stelde een geheel nieuw programma op, gaande van
het lager naar het middelbaar onderwijs en volgens de tijdsgeest in 't
Frans. Wegens ziekte van de bestuurder A.P. Lindemans -zijn zonen waren
nog te jong om hem op te volgen -moest de instelling in 1857 gesloten
worden. Na 6 jaar, op 1 oktober 1863, werd het pensionaat heropend,
onder het bestuur van de oudste zoon Arnold Joseph Lindemans (toen 22
jaar oud). Op die dag boden zich slechts 7 leerlingen aan ! In de loop
van het schooljaar kwamen er nieuwe leerlingen bij. Bij de proclamatie
op 't einde van 't schooljaar konden toch reeds 25 leerlingen afgeroepen
worden. Stilaan ging het pensionaat terug vooruit en op enkele jaren was
men weer tot de oude bloei gekomen: op het einde van het tweede
schooljaar waren er reeds 48 leerlingen ; in 1882 kwam men tot 135, in
1897 tot 150 en in 1898 tot 170, hoogste cijfer dat bereikt werd. Het
aantal leerlingen, uitsluitend internen, was, van 1880 tot de
vooroorlogse jaren, gemiddeld 150. Externen werden alleen in de
allereerste jaren aangenomen. In oktober 1909 voegden de twee oudste zonen zich bij Louis Lindemans als professors. Het waren Jan Lindemans, doctor in de wijsbegeerte en letteren en Paul Lindemans, landbouwkundig ingenieur. Belangrijke vergrotingen en wijzigingen van de gebouwen hadden plaats in 1845 (nieuwe klaslokalen en slaapzaal) ; 1853-54 refter langsheen de straat, op een nieuwe rooilijn, zodat dit gebouw achteruitstaat t.o.v. het oude woonhuis, naast uitbreiding van de tuin; 1882-83 het centraal gebouw, aanvankelijk enkel refter, werd uitgebreid met een ganse verdieping ; 1894 een ganse nieuwe vleugel langs de noordzijde, omvattend een feestzaal, twee ruime klaslokalen, een nieuwe slaapzaal en de kapel ; 1900 nieuwe stallingen langs de zuidzijde, ter vervanging van de oude hoeve die vermoedelijk dateerde van 1826 ; 1901 herbouwing en optrekken van een veranda aan het woonhuis. Het huis Lindemans in de huidige Marktstraat, gebouwd in 1877, werd tot 1886 als annexe van het pensionaat aangewend. Het gebouwencomplex besloeg dus toen langs de Dorpsstraat (nu Schoolstraat) de huidige gebouwen nr. 21 (winkel en wasserij St.-Paulus naast het baantje richting Karenveld) tot en met nr. 33 (De Decker), d.w.z. over een lengte van ca. 85 m. In juni 1895 werd de huiskapel ingewijd want sedert 1892 was Constant Jozef Van Bavel (Mijnheer den Abbé) (° te Brecht in 1863, † te Opwijk 30 augustus 1925) benoemd tot geestelijk bestuurder. Hij was geestelijke leider, naast gewoon leraar, tot de definitieve sluiting in 1920. In 1896 werd een landbouwsectie in het pensionaat ingericht, onder toezicht van het Ministerie van Landbouw. Deze afdeling behaalde op de tentoonstellingen in Brussel 1907 en 1910, en Gent 1913, de hoogste onderscheidingen. Bij het losbarsten van het oorlogsgeweld in de streek half augustus 1914 werd het pensionaat ingericht als oorlogslazaret, aanvankelijk van het Belgisch leger, daarna van het Duitse. Vanaf half september was het pensionaat het toevluchtsoord niet alleen voor gekwetsten, maar ook voor vluchtelingen, zelfs voor vee. Op 18 januari 1915 werd het externaat opnieuw geopend met 29 leerlingen. Vanaf 31 juli bezette het Duits leger een deel van het gebouwencomplex. Naar het einde van de oorlog toe, op 22 oktober 1918, was de cartografische dienst van het Duits leger er gevestigd. Op 24 oktober dienden de klassen leeggemaakt te worden en de leerlingen naar huis gestuurd. Op 2 november vestigde er zich een Duitse veldkeuken. Vanaf half november 1918 kazerneerden er ook nog Belgische troepeneenheden (die deelnamen aan de zegeoptochten in Brussel). Op 2 december 1918 konden de klassen heropend worden. 27 maart 1920 betekende het definitief einde van het pensionaat. Het telde nog 100 leerlingen. De eeuwenoude familiale onderwijsformule was nu hopeloos voorbijgestreefd. De gebouwen werden in augustus 1923 verhuurd aan kloosterzusters van O.L.-Vrouw van het H.-Hart. De zusters openden hun missiehuis te Opwijk op 10 oktober 1923. In de nacht van 12-13 januari 1930 -een tweetal maanden vóór de zusters de gebouwen zouden verlaten- brandden de gebouwen van het vroegere pensionaat grotendeels af. De schuren en de stallingen van de hoeve bleven ongedeerd. Het woonhuis waarin Paul Lindemans -zoon van Louis- met zijn gezin woonde, werd hersteld. Op 1 oktober 1930 kon hij opnieuw zijn woning betrekken. De rest, verdeeld in kavels, vond in de loop van 1930-'31 een koper. |
|
|
|