Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

Conferentie van Sint-Vincentiusgenootschap a Paulo Opwijk - Jaarverslag 1916.


 

E.H. M.M. en Bem. Medebroeders,

Volgens jaarlijksche gewoonte zal ik U lezing geven van het Verslag over de werkzaamheden onzer Conf. gedurende het jaar 1916, het zestigste van ons bestaan.

De verg. van heden zou eene feestvergadering moeten zijn: Immers wij herdenken vandaag de 60e verjaardag van de stichting van ons Genootschap: in Dec. 1856 gesticht, vierde onze Conf. in 1881 haar zilveren jubelfeest en in 1906 haar gouden jubelfeest. Ze zou dus in 1916 haar diamanten jubelfeest moeten aankondigen. Doch, hieraan valt zelfs niet te denken. De tijden zijn te droevig, te onzeker, te angstbarend … Betere tijden moeten aanbreken om hoogtij te vieren.

Zoo wij eenen terugblik werpen op het verleden, en ons den toestand herinneren onzer bevolking, toen, 60 jaar geleden de Conf. gesticht werd bevinden wij, onder menig opzicht, al het ellendige dat wij thans beleven. Groot was immers toen de ellende in onze parochie … Meer dan 160 huisgezinnen waren genoodzaakt wekelijks van deur tot deur, met heele bendens, onderhoud en almoesen af te bedelen, - en dit overgroot getal dreigde nog te moeten vermeerderen ! Nog grooter helaas ! was de geestelijke, zedelijke ellende welke de armoede met zich sleepte: zedeloosheid, onwetendheid, verzuiming van de chr. plichten en God vergetendheid gingen gepaard met schaamteloosheid, met verlies van alle eergevoel, - terwijl het gebrek aan bestendig werk vadsigheid, slorderigheid en luiheid tusschen het arm volk verwekten !

Zouden wij, met dezelfde bewoordingen den tegenwoordigen toestand niet kunnen beschrijven, en de zedelijke en stoffelijke ellenden die wij beleven afschetsen ? Ze zijn nochtans, letterlijk, woord voor woord, ontleend uit het verslag over de werkzaamheden van de Conf. gedurende het jaar 1857 – het eerste van ons bestuur -, door den toenmaligen voorzitter op dezen dag voorgebracht.

De oorlog heeft ons zestig jaar en meer achteruit gebracht. Van de honderd zestig familiën die in 1857 moesten ondersteund worden, was het getal langzamerhand tot 25 à 30 kort voor den oorlog gezonken. En nu is dat getal plotseling geklommen tot 400 à 500 familiën, die onder eenen of anderen vorm, moeten ondersteund worden.

In al de tegenwoordige noodwendigheden voorzien, ware voor het Gen. van den H. Vinc. en voor het plaatselijk Armbureel gansch onmogelijk geweest. Buitengewone toestanden vragen groote maatregelen. Het Nationaal Komiteit, voor Voeding en Steun, in het welk alle gezindheden vertegenwoordigd zijn, en waarin alle nationale krachten samen werken kwam tot stand: Na U verslag gegeven te hebben over onze eigen liefdewerken, zal ik U dan ook een woord zeggen over den onderstand door het Nat. Kom. Verleend aan het plaatselijk Steunkomiteit, in zijn verschillige vertakkingen.

In het begin van dit jaar 1916, telde onze C. 22 werk. Leden. Feitelijk waren wij maar 19, daar 3 onzer leden, gelijk gij allen weet, onder de wapens staan, de heeren L. Geeurickx, Eug. Van den Broeck en Ben. Willems. Ook deden wij in de alg. vergadering van Kerstmis 1915, eenen oproep tot aanwerving van nieuwe werk. Leden. Deze oproep werd dadelijk beantwoord, en 2 nieuwe leden gaven zich aan: de heer Henri Geeurickx, die de plaats innam van zijnen broeder Louis, en de heer Van Biesen, van ’t Eeksken, vroeger lid, meen ik, van de conf. van Lebbeke. Wij zijn dus ni in ’t geheel 24 leden, normaal getal.

Het getal eerleden bleef nagenoeg hetzelfde: iets over de 200. Wij wierven dees jaar geene nieuwe leden aan. De dood ontnam er ons vijf, allen gekende figuren, die wij gewend waren op onze alg. vergaderingen in ons midden te zien: Louis De Hertogh, ons oudste medelid, gedurende bij de 60 jaren getrouw eerlid van S. Vinc., Joannes Geeurickx, Joseph Baekens, Petr. Heyvaert-Broothaers en J. Van Loqueren R.I.P.

De Conf. van Opwijck, getrouw aan een oud loffelijk gebruik, vergadert regelmatig alle dijnsdagen in haar gewoon lokaal, nevens de pastorij, ’s winters te 5 uren, in den zomer te 7 uren. Sedert 60 jaar werden deze wekelijksche vergaderingen nooit, om welke reden ooit, tijdelijk opgeschort. Zoo tellen wij sedert 12e December 1856, 3120 wekelijksche zittingen, waarvan het verslag geboekt staat, onderteekend door voorzitter en schrijver. Ik weet wel, in zekere conferentiën bestaat het gebruik in de zomermaanden geene vergaderingen te houden, onder voorwendsel dat er dan minder armoede heerscht. ’t Is de geest en het doel, - het ware doel, van ons Genootschap miskennen. Die noodlottige gewoonte is de eerste oorzaak geweest van den ondergang van vele naburige conferenciën. Zoo de conferencie van Opwijck, nu nog, na 60 jaren, even springlevend is als de eerste dag, is het grootelijks toe te schrijven aan onze onwrikbare getrouwheid aan het bijwonen der wekelijksche vergaderingen. Wij bestatigen het met voldoening, ja met fierheid: onze wekelijksche vergaderingen zeer regelmatig door talrijke leden bijgewoond, - middelmatig door 14 à 15 op de 20, die de conferencie kunnen bijwonen. 8 leden tellen minder dan 10 afwezigheden, en tusschen hen is er een medebroeder, die op de 52 vergaderingen geene enkele maal afwezig was, de heer Jos. Abbeloos. 9 leden tellen minder dan 25 afwezigheden. Slechts 3 leden, alle drij ver van het Dorp verblijvende, woonden de helft van de zittingen niet bij. Ook de algemeene vergaderingen van al de werk. En eerleden worden talrijk bijgewoond. Deze hebben plaats, zooals gij weet, 4 maal in ’t jaar, op de 4 feestdagen onzer Conf., te weten op de 1e Z. van de Vasten, op den 2e Zondag na Pasen, ’s Zondags na den feestd. Van S; V. 19 Juli, en op den 8 Dec., - deze laatste verschoven den 1e Kerstdag. Op de 4 feestdagen worden al de leden, zo werkende als eerleden, per briefkaart, verzocht het H. Misoffer bij te wonen, dat die dagen ter intentie van de leden der Conf. zoo levenden als dooden, opgedragen wordt; - en tevens deel te nemen aan den offer ten voordeele van het Genootschap. Op dit punt, ik moet het met spijt bekennen, gaan wij eer achteruit; M. De Coster zaliger, mijn voorzaat, kloeg reeds over het klein getal leden die in die plechtigheden werkelijk tegenwoordig waren. En ’t is sedert niet gebeterd. Wij zijn 230 w. en eerleden samen. Iedereen kan belet zijn, natuurlijk. Doch ik denk dat de helft, ’t zij een honderd man, toch in die missen zouden kunnen aanwezig zijn. En van dat getal zijn we ver …

Ik zeide daar even dat …..

Het is voor onze Conf., even als aan het Bur. Van Weld., gansch onmogelijk in al de noodwendigheden te voorzien van de 4 à 500 huisgezinnen, die sedert het losbreken van den oorlog, min of meer in nood verkeeren. Daarvoor zijn onze geldmiddelen ver, zeer ver van toereikend te zijn. De algemeene omhaling begin Nov. 1915, bedroeg ongeveer 1900 fr. in geld, 18 ½ zakken aardappelen en wat kleedij. De offers in de missen, in de wekel. en alg. zittingen en andere giften brachten rond 540 fr. zoodat wij voor het jaar 1916 beschikten over 2440 fr., en eenige zakken patatten. De laatste algemeene omhaling Nov. 1916 bracht wat meer op in geld: 2251 f. 24 ’t zij 350 fr. meer dan verleden jaar. Doch in plaats van 18 z. patatten, kregen wij maar met moeite 4. Daarmee gaat ge niet ver …

Nieuwe liefdadigheidswerken, van breederen omvang, over ontzaggelijke sommen beschikkende, moesten gedurende den oorlog gesticht worden, om den nieuwen toestand, - die hoop ik maar een tijdelijke toestand zal zijn, te keer te gaan. Hierover zal ik U straks verder inlichten.

Wij, Vincentiusgenootschap, moeten ons noodzakelijk beperken bij het bezoeken en ondersteunen van de armste, de meest verlaten huishoudens, namelijk van die familiën welke reeds, voor den oorlog, door de Conf., ’t zij bestendig, ’t zij tijdelijk ondersteund werden. ’t Is spijtig dat wij met niet meer familiën kunnen bezoeken: er zijn namelijk zekere huisgezinnen waar een goede raad, en soms een deugdelijk vermaning soms noodig zijn. Wij verstaan ons derhalve, voor al wat voeding en onderstand betreft met het Steunkomiteit en ondersteunen het zelfs door geldtoelagen. Onze geheimschrijver / schatbewaarder, M Jos Vereertbrugghen, zal U overiges straks lezing geven van de uitgaven der Conf. gedurende het verloopen jaar 1916, op nen centiem na.

In den loop van den winter 1915/16 zijn er door de zorgen van het Steunkomiteit van de Conferencie 6 uitdeelingen geweest van kolen. Telkens werden er 50 Kil. Kolen gegeven aan meer dan 200 huisgezinnen. ’t Zij samen 6 wagons kolen, aan 310 fr., voor eene weerde daar van 1860 frs.

Op het einde van den zelfden winter 1916, zijn er nogmaals door de zorgen van de Conferencie, 4 uitdeelingen geweest van aardappelen. 150 zakken omtrent waren in 1915 soor de Gemeente aan hoffelijke prijzen aangekocht geweest om aan de armste huisgezinnen uitgedeeld te worden. 18 ½ zakken waren rondgehaald, gelijk ik daar even zeide, door de Conferencie. ’t Zij tsamen rond de 170 zakken. Ongeveer 200 arme huisgezinnen werden bij die uitdeelingen beurtelings toegelaten, zoodat, dooreen weg, elk huisgezin rond de 80 Kil. kreeg.

Voor de winter 1916/17 staan wij er, op verre na, zoo schoon niet voor. De aardappelen, in de Gemeente aangekocht, door het Komiteit, moeten, volgens de voorschriften van hooger ambt, verkocht worden, - gelijk gebeurt is, - aan die huisgezinnen die geenen voldoenden aardappel voorraad bezitten. Er blijft niet veel over om kosteloos aan de armste tusschen de arme uitgedeeld te worden. De Conf. in hare laatste omhaling zei ik daareven, kreeg, in ’t geheel en al, - vier zakken patatten ! Vier zakken ! Wij staan er voor zoo als de Goddelijke Meester, toen men hem, voor het spijzen van 5000 menschen, 5 brooden en eenige vischjes aanbood. Hopen wij dat het mirakel van de vermenigvuldiging der brooden zich hier in Opwijck, onder eenen anderen vorm, zal hernieuwen, - en dat, hier en daar, ja overal, uit schuren en kelders, en kelderkamers, aardappelen zullen te voorschijn komen, schoone, smakelijke aardappelen, om, gansch vrijwillig, met een goed hart, aan de noodlijdenden gebuur, aan de armsten tusschen de armen uitgedeeld te worden … In afwachting het mirakel van de vermenigvuldiging der patatten, en in vervanging van deze komt er nu toch brood. ’t Is ook eten, doch wat duur, lijk alles wat eten is. Gelijk ge misschien weet doen 7 gemeenten: Opw. Mercht. Mazele Molhem Malderen Steenhuffel en Wemmel wekelijks eenen gezamelijken aankoop van hollandsch brood, ten einde het verplichtend getal, 5000 minimum per verzending, te bereiken. De brooden worden per ijzeren weg verzonden tot Merchtem, waar elke gemeente haar aandeel moet afhalen. Tot hiertoe waren er 12 verzendingen. Daar het aandeel van Opwijck 1600 brooden bedraagt, hebben wij dus ongeveer 20.000 brooden tot hiertoe kunnen plaatsen, ’t zij voor een waarde van 12.000 frs. Als waarborg, en om een regelmatige verzending te vergemakkelijken, heeft het Nederlandsch Komiteit eene som van 2000 frs geeischt, die natuurlijk later zal teruggeven worden. Spijtig dat de prijs die eerst 65 centiemen was, nu geklommen is tot 75 c., en dat wel uit hoofde van den opslag voor het meel, en ten andere, zeggen de Hollanders, ter oorzake van de verhooging van den wisselkoers van den N. Gulden en de daling van dien van den d. mark.

Iets waarom arme huisgezinnen doorgaans veel te kort hebben is beddegoed en kleeren, en wel bijzonder onderkleeren. In huishoudens met veel jonge kinderen doet dergelijkes zich soms geweldig gevoelen. Ja, wij kregen van het Nationaal Komiteit einde 1915, - en nu meer dan een jaar geleden, - een nog al aanzienlijk deel kleedingstukken, costumes, broeken, hemden, kousen, blokken in ’t geheel 900 stukken. Doch wij kregen maar de helft van ’t gene wij vroegen, en dat ons bepaald toegestaan was, - en wij wachten nog altijd, - een jaar daarna, - na de tweede helft. Ook zijn wij verplicht geweest er zelf voor te zorgen, en tot dat einde eenige bijzondere fondsen waarover wij beschikken, te gebruiken. Zoo hadden wij de kans, in een van de deftigste en aanzienlijkste handelshuizen van Brussel, eenen grooten aankoop van kleedingstukken te doen, aan de voordeligste prijzen, ja, voor veel min gevraagde artikels, aan den prijs van voor den oorlog: 100 broeken – onderbroeken, slaaplijven, ondervesten, kindercostuums, maillots, 700 hemden, kussens, sargiën, in ’t geheel voor ongeveer 4000 frs. Al die kleedingstukken werden met de grootste zorg, onder streng toezicht, verdeeld tusschen meer dan 200 huisgezinnen, rekening houdende voor elk van de nood en het getal jonge kinderen. Voor elke familie werd een fiche opgemaakt, den samenstel van het gezin nauwkeurig opgevende, met naam en ouderdom, en de opsomming gevende van al de kleedingstukken sedert het begin van den oorlog toegestaan. Ik denk niet dat er eenig komiteit of conferencie bestaat, waar alles voorzichtigheidshalve, zoo nauwkeurig aangeteekend wordt. ’t Is noodig. Men mag niet blindelings geven. Almoesen moeten altijd gemeten, geëvenredigd, gerechtveerdigd zijn. Wij hopen in ’t kort eindelijk van een deel kleedingstukken, het verachterde begrepen, te ontvangen, ’t zal zeker welkom zijn bij de arme menschen. Tot hiertoe de werkzaamheden der Conferencie voor zooveel ze eenigzins in verband staan met die van het Steunkomiteit.

Nu een woord over het Steunkomiteit in zijn menigvuldige vertakkingen. Ik zal alleen cijfers, welsprekende, veel betekenende cijfers aanhalen.

1.

Steunkomiteit A, voor hulp en onderstand aan noodlijdenden in ’t algemeen: Dit fonds is voor 2/3 ten laste van het Nationaal Komiteit, en voor 1/3 ten laste van de Gemeente, ’t is te zeggen van de Gemeentekas, het Bureel van Weldadigheid, en de liefdadige instellingen der parochie, namelijk het Gen. van S. Vincentius, die hierin elk een zeker aandeel betalen. De uitgedeelde sommen bedragen voor 1916, 40.917 frs 43. De uitgedeelde bons, - elk voor 1 fr. – zijn alhier geldig, voor aankoop van brood en eetwaren, geleverd door het Voedingskomiteit, - en dat volgens de strenge en herhaalde voorschriften van het Nationaal Komiteit. Zij mogen niet uitgewisseld worden in gewone winkels, noch in herbergen. 56 huisgezinnen, met 140 personen, worden uitsluitelijk door dit fonds ondersteund. 140 huisgezinnen, met 700 personen, die ook van het Steunfonds C genieten en 46 andere, met 160 personen, die van het Steunfonds B genieten, ontvangen ook, bij de 2de verdeeling, een zeker aandeel in dit fonds. Men mag dus vaststellen dat ongeveer 240 familiën, 1000 leden tellende, ’t zij geheellijk, t’ zij gedeeltelijk door het fonds A ondersteund worden. Voegen wij hierbij dat al die familiën bovendien, in geval van ziekte, kosteloos de zorgen van den doctoor en de noodige medecijnen ontvangen.

2.

Steunfonds B, voor die familiën, welke de oorlog van hunnen natuurlijken steun (echtgenoot, vader of zoon) berooft. Dit steunfonds is uitsluitend ten laste van het Nationaal Komiteit. De gemeente komt daar hoegenaamd voor niets tusschen. De betalingen  geschieden alle 14 dagen, in geld, en bereiken voor het jaar 1915 alleen, 61.244 frs 50. Genieten van dit fonds, 211 familiën, min of meer noodlijdend, tusschen dewelke, zoo ik daareven kom te zeggen, 46 bovendien nog een toelage krijgen van het steunfonds A. Die 211 familiën hebben insgelijks recht op kostelooze verzorging door de doctoor, in geval van ziekte. Voegen wij hierbij dat sedert eenige weken, 85 arme kinderen van soldaten, onder zekere voorwaarden, aangenomen werden als "oorlogsweezen", en, uit die hoofde, door het Werk der oorlogsweezen, onlangs in België gesticht, ondersteund worden. Ge ziet dat die klas, - en met recht -, door het Nationaal Komiteit zichtbaar begunstigd wordt.

3.

Steunfonds C, voor onderstand zoo gezegde w.l. Eigenlijk zijn er in Opwijck geene, ten minste aan mij bekende, geheel werkeloozen, die bestendig, gedurende het grootste deel van het jaar, zonder werk zijn. Het Nationaal Komiteit ondersteunt, onder de onjuiste benaming van werkeloozen, nijverheidswerklieden en kleine ambachtslieden aan welke hunne dagelijksche bezigheden en hun persoonlijk fortuin, geen voldoende bestaan verzekeren, ten oorzake van de aanhoudende duurte van alle levensmiddelen. De hulpmiddelen, die hun alle 14 dagen uitgedeeld worden in naam van het Nationaal Komiteit hebben alleen voor doel in de ontoereikendheid hunner bestaansmiddelen te voorzien, voor zooveel deze ons bekend zijn, en zijn derhalve berekend volgens het aantal hunner kinderen onder de 16 jaren. Het getal dier persoonen verschilt natuurlijk van maand tot maand, volgens dat degenen die ze genieten zich in de conditiën bevinden voorgeschreven door het Nationaal Komiteit. Degenen die door dit fonds ondersteund worden zijn verplicht wekelijks twee dagen te arbeiden voor de Gemeente, aan werken van openbaar nut. Zij die deze plicht herhaaldelijk en moedwillig zouden verzuimen, stellen zich bloot geene verdere ondersteuning te krijgen. Sedert 1 Januari 1915 is dit fonds heel en gansch ten laste van het Nat. Komiteit, en ’t is in diens naam dat de betalingen geschieden. De uitgedeelde gelden bedragen voor 1916 de verbazende som van 107.507 f. 75. Ik heb reeds gezegd dat 140 huisgezinnen van deze categorie bovendien maandelijks een toelage krijgen van het steunfonds A.

4.

Steunfonds voor zuigelingen (oeuvre de la Goutte de lait): In de alg. verg. van den 1e Zondag van den Vasten heb ik U breedvoerig gesproken over een nieuw en zeer verdienstelijk werk, binst den oorlog in België tot stand gekomen, en dat voor doel heeft: 1e aan arme kinderen van min dan een jaar, en aan de moeders die hunne kinderen zelf voeden dagelijks eenen liter versche zoet melk te verschaffen, en 2e die kinderen maandelijks te doen onderzoeken door een geneesheer. Dit werk hier in Opwijck in febr. Laatstleden gesticht, wordt met veel iever en opoffering beheerd door Mevr. Fern. Wynants, hierin geholpen door eenige jufvrouwen der gemeente. Het verkeert in den bloeiendsten toestand, en mag aanzien worden als eene van de verdienstelijkste, van de doeltreffendste tusschen onze inrichtingen. Een honderdtal kinderen zijn tot hiertoe tijdelijk aangeschreven geweest. Voor ’t middelmatig zijn er nog een vijftigtal. 13.859 liter melk zijn aldus uitgedeeld geweest, voor eene weerde van 3679,30. Wij bedanken het Bestuur van de Melkerij S. Anna, voor de uitzondering prijzen aan welke het de melk bereidwillig afstond. De onkosten worden voor een derde gedekt door de Gemeente, en voor 2/3 door het Nationaal Komiteit. Goed geplaatst geld. Slechts twee van die 100 kinderen zijn gestorven. Dat alleen bewijst de hooge verdiensten van dit werk.

Ge ziet het M.M. en B. Med., veel, ontzaggelijk veel is gedaan op stoffelijk, op lichamelijk gebied. Nog meer hoeft er gesticht te worden op zedelijk, op godsdienstig gebied. Te veel is men misschien bekommerd geweest met de lichamelijke ellenden, te weinig met de zedelijke ellenden die de oorlog meebrengt. Want elke oorlog sleept onvermijdelijk, eene noodlottige reeks miseries achter zich: zedeloosheid, ontucht, verzuiming van de christelijke plichten, ongeregelde gelddrift, verlies van alle eergevoel, gebrek aan wederzijdse behulpzaamheid, aan vaderlandsliefde. En nochtans ’t zijn die geestelijke ellenden die wij, leden van de H.V., bijzonderlijk, in de mate onzer zwakke krachten, zouden moeten tegenwerken en bestrijden. De groote apostel der armen, onzen patroon, de H. Vincentius a Paulo is, in zijnen tijd, ook ooggetuige geweest van ontzaggelijke oorlogsrampen: ik heb U hierover in eene vroegere conf. gesproken. De millioenen almoesen die hij verzamelde en uitdeelde gingen gepaard met andere liefdewerken die voor doel hadden zielen te redden en tot God terug te brengen.

"De godsdienstige liefdadigheidsinrichtingen, heden zoo talrijk, schreef Z.H. Paus Benedictus XV, in zijnen wereldbrief over den oorlog, zijn schoon en hoogst prijsbaar. Doch zij zullen nooit ware vruchten afwerpen, zoo zij niet, op de ene of de andere wijze, bijdragen om in de herten der menschen de liefde tot God en de naaste te vermeerderen en te versterken". Deze woorden wezen onze leidraad. Bij het herinneren van den 60e verjaardag onzer stichting, spiegelen wij ons in het voorbeeld van onzen h. Patroon, den H. V. à P., doordringen wij ons van zijnen geest, die de geest is van onze Moeder de H. Roomsche Kerk. Vereenigen wij onze krachten, allen, werkende en eerleden, en niet alleen in de lichamelijke, maar bijzonder in de zedelijke behoeften der arme menschen te voorzien, in den geest van ons Genootschap, in den geest van onze eerste stichters. Bidden wij den goeden God, dat ons duurbaar Genootschap zich, in zijnen eersten geest van godvrucht, van zieleniever, en van broederlijke eenheid behoude, uitbreide, en vereeuwige, - opdat onze liefdewerken, van alle aardsche belangen en driften vrij meer en meer voor den hemel vruchtbaar worden. Het zij zoo !  

25Xb 1916

 


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-