Na de Duitse inval op 4 augustus 1914 sloegen
honderdduizenden Belgen op de vlucht. Ze trokken deels via
Oostende en Zeebrugge naar Engeland. Evenveel trokken verder
naar Frankrijk. Meer dan 1 miljoen vluchtelingen trokken
naar Nederland. Onder deze vluchtelingen bevonden zich ook
35.000 militairen, die volgens internationale afspraak door
het neutrale Nederland werden geïnterneerd. Duizenden
'gemotiveerden' van hen zouden ontsnappen om via
Groot-Brittannië en Frankrijk alsnog deel te nemen aan de
oorlog.
Het grootste deel van de
burgervluchtelingen keerde voor het einde van het jaar weer
terug naar huis. Meer dan 100.000 Belgen bleven echter in
Nederland achter. Van deze groep werden diegenen die niet
zelf in hun levensonderhoud konden voorzien (ongeveer
20.000) ondergebracht in vluchtoorden te Gouda, Uden,
Nunspeet en Ede die onder toezicht stonden van de
Nederlandse overheid, en waar de Belgen tot het einde van de
oorlog in zeer goede omstandigheden werden gehuisvest.
Inspecties van het internationale Rode Kruis onder leiding
van Zwitserland, hebben dit meermaals bevestigd.