Naar HOM-website

Startpagina HOM-algemeen

Nieuw op HOM-site

Naar externe links

Zoeken in HOM-site

Inloggen HOM-ledengebied

Vorige bezochte pagina

Volgende (reeds bezochte) pagina

Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Klik voor naar top van de pagina of dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

HOM - Heemkundige bijdragen
Artikel verschenen in het HOM-tijdschrift 1990-3, p. 2-3.


Reglement van den platte lande, 1672

Het 'Reglement van den platten lande' (1672) en de dorpscomptabiliteit in het land van Dendermonde. W. BUNTINX, navorsingsstagiair N.F.W.O. (uit: Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde, Gedenkschriften, derde reeks 1967/2, blz. 161-179, Dl. XVI.).

Deze verordening werd op 30 juli 1672 gepubliceerd met het oog op de sanering van de dorpsfinanciën omdat 'in de ommestellinghen ende administratie van publicque penninghen in onse provincie van Vlaenderen ghehlisseert zijn groote ende excessieve abuysen...'

Het reglement is verdeeld in vijf 'rubriquen' of hoofdstukken:

1.

'Van magistraeten ende wetten'.

2.

'Van pointinghen'. (= verdeling per gezin of persoon ten laste)

3.

'Van binnekosten'. (= uitgaven voor de parochie zelf)

4.

'Van vacatien'. (= vergoedingen voor bewezen diensten)

5.

'Van rekeninghen'.

Na tien jaar wilden de Geheime Raad en de Raad van Vlaanderen weten waar de fouten lagen in de toepassing van het 'Reglement' om dan concrete maatregelen te kunnen nemen. Als testgebied kozen zij de landen van Dendermonde en van Bornem. Twee deskundigen werden aangesteld, nl. François de Moncheaux, raadsheer van de Raad van Vlaanderen, en Antoine Bolle, hoofdschepen van het Land van Dendermonde. Deze laatste laat verstek gaan en wordt vervangen door Guillaume van der Sare, hoofdschepen van het Land van Waas (16.1.1683).

De commissarissen gingen zonder dralen aan het werk. Het betrof de rekeningen van 1681-1682, die zij aan een grondig onderzoek onderwierpen. Natuurlijk gebruikten zij hiervoor ook de vorige rekeningen, soms van 1654 af, als vergelijkingsmateriaal. De commissarissen dagvaardden de burgemeesters, schepenen, ontvangers en andere inwoners, om voor hen in het schepenhuis te verschijnen.

Opwijk kwam aan de beurt op 24 juli 1683. De commissarissen hadden op de boekhouding heel wat aan te merken. Tegenover de grote meerderheid van de posten zijn marginale nota's geplaatst. Soms is dit een 'transeat', hetgeen dan betekent: voor deze keer zullen we het doorlaten; ofwel 'loquatur': we zullen er nog eens over praten; of nog een 'sans préjudice': de volgende maal wordt het niet meer aanvaard. Maar zeer dikwijls leest men in de marge: 'royé', al of niet met de motivering van de nietigverklaring van de post; ook de som wordt dan doorgehaald.

Het grootste aantal van de bemerkingen en schrappingen vanwege de commissarissen is gemotiveerd door de niet-naleving van het Reglement van 1672. Andere hebben betrekking op klaarblijkelijke knoeierijen en corruptie. Anderzijds zijn een aantal bemerkingen van algemene aard; andere houden verband met de ontvangsten, de meeste echter met de uitgaven.

Bij artikel 17 werd aan de ambtenaren (zoals baljuws en meiers) en aan de schepenen verboden tezelfdertijd de functie van ontvanger of van collecteur van de ommestellingen uit te oefenen, vermits het juist deze ambtenaren en officieren waren, die de rekeningen van de ontvangers moesten controleren. En toch werd dit artikel meermalen niet nageleefd. Zo te Opwijk (R.A.G., Leenhof en Land van Dendermonde, nr. 222): een som van 3 lb. 6 s. 4 gr. werd uitbetaald aan de meier voor het collecteren van de ommestellingen. In margine doen de commissarissen opmerken: 'Royé als wesende contrarie het reglement van den jaere 1672 ende dat een meyer geenen ontfangere en mach wesen'.

De griffiers schreven wel eens met dubbel krijt bij het indienen van hun rekeningen voor overwerk; en het werd hen ook uitbetaald. Dat onze voorouders gesteld waren op Breugheliaanse maaltijden en drinkgelagen is overbekend. De parochierekeningen bewijzen ten overvloede dat de burgervaderen van de dorpen uit het Land van Dendermonde hierin niet ten achter bleven. Iedere gelegenheid werd benut om te 'smeren en te teren' en ... het geld van de parochie te verspillen. Onveranderd schrapten de commissarissen deze uitgaven: 'royé als bij reglement verboden'...'over de leveringhe van ses coppelen kieckenen bij ordre van de weth ten dienste van de prochie, 10 s.gr.'...'over diversche theiringhen tot sijnen huyse gedaen door soldaten, burgemeester, schepenen ende notabelen, 5 lb. 14 s. 3 gr.'...'voor diversche koppelen kieckenen ende 100 eyeren, 13 s. 6 gr.'.

In alle dorpen werd enorm veel geld verspild aan de zogenaamde 'presenten' of geschenken aan notabelen, de goeverneur, de ontvanger, aan militairen, aan de guldebroeders ( te Opdorp: 'voor een tonne bier voor de guldebroeders, 6 gulden'). Meestal worden slechts vage motieven voor de betalingen opgegeven. Uiteraard ontbreken dikwijls de vereiste kwijtschriften.

Uit de rekeningen blijkt welke machtspositie de dorpsheren bekleedden. Zij domineerden hun 'ondersaeten' of 'sujets' volledig. Al deze mensen waren ook sterk aan de heer gebonden. Griffiers en ontvangers cumuleerden dikwijls deze functie met die van ontvanger van de goederen van de heer. Aan de dorpsheren werden ook presenten aangeboden. Wel trachten sommige heren zich te verdedigen door te beweren dat zij zich ingespannen hadden om hun dorp grote diensten te bewijzen. Meestal toonden de commissarissen zich zeer inschikkelijk. Blijkbaar waren zij aan veel gewoon geworden. Daarentegen doen zij een grondig onderzoek, protesteren heftig en dreigen met sancties, wanneer de ontvangers fictieve uitgaven noteren of erger nog wanneer zij ontvangen bedragen niet in de rekeningen opnemen. Dit was diefstal zonder meer. In de rekening van Opwijk komt een uitgave voor van 37 lb. 10 s.gr. 'over een jaer verloop van een croiserende obligaetie van 4500 gulden capitael'. Deze post bleek echter reeds eerder in de rekening voor te komen (RAG., Leenhof van Dendermonde, nr 222).

Vele van de geciteerde marginale bemerkingen vindt men reeds terug bij de XVde-eeuwse rekeningen van de steden en kasselrijen. Aan het einde van hun onderzoek vatten de commissarissen dan hun bevindingen nog eens samen. Afschriften hiervan stuurden zij aan de hogere overheden. Deze bemerkingen komen steeds op hetzelfde neer. In vele dorpen is de juiste oppervlakte van de gronden onbekend; sommige rekeningen zijn verloren gegaan. De buitenlieden, vooral zij die de functies van pointers en setters uitoefenen, vrezen de dorpsheren en de baljuws. De baljuws en griffiers resideren dikwijls niet ter plaatse. Er wordt teveel geld verspild aan totaal onnodige proceskosten, aan uitgaven voor 'presenten' en aan het inrichten van festijnen. De hiervoor opgemaakte kwijtschriften moeten dikwijls andere onkosten dekken. Er bestaan schandelijke misbruiken bij de betaling van renten voor geleende kapitalen. In de meeste plaatsen zijn de dorpsheren, direct of indirect, vrijgesteld van belastingen. De ontvangers durven niet protesteren en zeker niet overgaan tot 'executie' of inbeslagneming van goederen. Andere inwoners protesteren hiertegen en weigeren hun belastingen te voldoen. Zo staat de ontvanger met een aantal niet-'gerecouvreerde' sommen. Het gevolg is dat men in een kringloop terecht komt, want het volgende jaar zullen er meer belastingen moeten geheven worden.

Het beeld dat de dorpsrekeningen van het Land van Dendermonde ons bieden, is dus verre van schitterend. Het reglement van 1672, nauwelijks tien jaar vroeger uitgevaardigd, was dode letter gebleven. Op de oorzaken daaromtrent werd reeds herhaalde malen gewezen: ingeankerde tradities of 'mesusen' en de nefaste invloed van de dorpsheren. Tenslotte kwam alles neer op de rug van de 'kleine man'. Er is natuurlijk geen enkele reden om te veronderstellen dat de toestand beter was in de andere kasselrijen.

Jan MEEUSSEN           


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-