|
HOM -
Heemkundige bijdragen
Artikel verschenen in het
HOM-tijdschrift 1996-3, p. 9-14. |
Inrichting van een wekelijkse markt te Opwijk
in 1838
Op de Opwijkse gemeenteraad van 9 september 1996 werd beslist tot de
oprichting van een wekelijkse markt vanaf 1 oktober '96 in Opwijk-centrum.
Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen, voor de Raad
verwoord door de schepen van feestelijkheden, werd unaniem (19 ja-stemmen,
2 afwezigen) goedgekeurd:
- de oprichting van de wekelijkse markt op
vrijdag
- het marktreglement
- het marktplaatsrechtenreglement
- het markt-politiereglement
Met het initiatief wil men vooral trachten de
dorpskern weer wat leven in te blazen.
De eerste marktdag had plaats op vrijdag 11 oktober 1996.
Dat Opwijk, net als zijn buurgemeenten, ook vroeger nog een wekelijkse
markt gehad heeft zullen de meeste Opwijkenaars wel kunnen vermoeden. De
naam van onze huidige Marktstraat bleef ons hieraan in de loop der jaren
herinneren.
Met de beraadslaging van de gemeenteraad
(1) van 13 april 1838 (2) (3)
vroeg de gemeente Opwijk aan haar hogere administratieve overheid de
toelating om een wekelijkse markt op dinsdag te mogen inrichten.
In zijn Geschiedenis der Gemeente Assche (4)
verhaalt D. DE GRAVE ons over het sterk verzet van de gemeente Asse in
juni 1838 tegen de inzichten van Opwijk om de markt op dinsdag te houden.
Asse, waar toen reeds de marktdag sinds onheuglijke tijden op dinsdag was,
vreesde blijkbaar een sterke concurrentie van Opwijk.
Volgens de schrijver had Opwijk aanvankelijk zaterdag voorop gestel als
mogelijke marktdag. Om geen mededinging te doen aan de zaterdagse markt
van Malderen (of om er zelf geen hinder van te ondervinden), zou men
daarna beslist hebben de markt op dinsdag te organiseren.
De Grave publiceert zijn eigen vertaling van het verslag van de
gemeenteraad van Asse betreffende de inzichten van het Opwijks
gemeentebestuur. Dit verslag was naar gebruik van die tijd opgesteld in
het frans. Het is zeker nuttig de tekst hiervan weer te geven.
Het is onbetwistbaar voor allen, die
niet verblind zijn door vooringenomenheid voor Opwijk, dat de instelling
in die gemeente van eene markt op den dag (Dinsdag) waarop de markt te
Assche geschiedt, eene merkelijke schade aan die laatste gemeente
veroorzaakt; ik zeg meer: het verval moet aanbrengen en terzelfder tijd
zeer nadeelig zijn aan de voorgestelde markt zelve, want niemand zou
kunnen loochenen dat de markt van Assche voorzien wordt van koopwaren
aangebracht door de inwoners van Opwyk zelf en omliggende gemeenten
zooals: Maxenzeele, Baardegem, Meldert, enz., enz.
Dat de gemeente Opwyk hare markt op
alle andere dagen van de week houde, al moest er Assche door lijden,
(zoals ontwijfelbaar het geval zijn zal). Het algemeen nut zou Assche
verplichten er zich niet tegen te verzetten.
De gemeente Opwyk vroeg eerst den
Zaterdag voor het houden haren markt en heden wil zij er van afzien, omdat
die dag eene mededinging tusschen Opwyk en Malderen zou verwekken. Maar,
met den Dinsdag te vragen, denkt de gemeenteraad van Opwyk niet aan
dezelfde mededinging die zal bestaan met de gemeente Assche en dat het
schadelijker zijn zal voor den handel der twee gemeenten dan voor
Malderen; gelooft hij niet dat den koopman, die op den zelfden dag en uur
geenszins kan koopen en verkoopen te Opwyk en Malderen, dezelve
onmogelijkheid zal ontmoeten te Opwyk en Assche?
Vergeet hij dat de vlas- en
garenhandel, die plaats heeft te Malderen en tevens schijnt te bloeien te
Opwyk, ook gedaan wordt te Assche waar het armbestuur zich het noodige
vlas aanschaft om werk te geven aan twee honderd vijftig behoeftige
familiën, hetgeen niet zal kunnen voortgedaan worden, of ten minste
met dezelfde spaarzaamheid, wanneer men de kooplieden van onze markt
verwijdert met eene markt op den Dinsdag in Opwyk te beleggen.
Het is en blijft verwonderlijk dat
het bestuur van Opwyk aan al de moeilijkheden van den Zaterdag niet
gedacht heeft bij zijne eerste vraag.
Na al de dagen der week overloopen
te hebben vindt de gemeenteraad geenen anderen dan den Dinsdag, omdat het
op den Maandag markt is te Dendermonde, omtrent zeven kwart uurs van Opwyk
gelegen, waar de handel in 't groot verricht wordt en geenzins aan den
handel in 't klein van Opwyk zou kunnen schaden; den Woensdag te Merchtem;
den Donderdag te Buggenhout; meer verwijderd van Opwyk dan Assche, en,
tevens gescheiden door de afteekening van den ijzerenweg, zou Buggenhout
niet kunnen schaden aan Opwyk; den Vrijdag te Brussel, drie uren en half
van Opwyk en den Zaterdag te Malderen, zo ver als Assche van Opwyk
afgelegen.
Het is eene ongerijmdheid voor te
dragen dat de inrichting eener markt te Opwyk op denzelfden dag van de
markt van Assche deze niet zou benadeelen en die bezocht wordt door een
groot deel der inwoners van de naburige gemeenten van Oost-Vlaanderen. Wat
of de gemeenteraad van Opwyk moge voortuitzetten, het is eene onbeschaamde
leugen van te zeggen dat de gewone bezoekers der markt van Assche niet
gezien geweest zijn op de markt van Opwyk, alleen de koopmans en andere
lieden zouden eene logenstraffing aan den raad van Opwyk kunnen geven.
Wij begrijpen hoegenaamd niet welk
verschil van gewoonten of noodwendigheden er zouden kunnen bestaan
tusschen de inwoners van Opwyk en die van Assche, en, mochten er bestaan,
hoe zouden zij eene reden kunnen daarstellen om de bevolking van Opwyk en
omliggende, van de markt van Assche te verwijderen; het is eene gekheid
van wege den raad van Opwyk.
Het zijn slechts huiselijke en
plaatselijke belangen, die als drijfveer dienen aan het gemeentebestuur
van Opwyk: wat zou het zijn indien na haar, elke gemeente zijne markt
wilde, indien vervolgens iedere wijk dezelfde vraag deed; doch, het is de
markt van Opwyk niet die wij willen beletten, maar alleen de bepaling van
den dag, waarop het hare houding wil beleggen, op dezelfde dag van de
markt te Assche, en, wij denken dat deze gemeente, die een zoo groot
verlies komt te ondergaan met het leggen van de ijzerenweg op Gent, die al
hare voordeelen van groote baan verlamd heeft, voordeelen die niet weinig
ertoe bijgebracht hebben in de kadastrale schatting der gebouwde
eigendommen; dat deze gemeente, zeggen wij, van geen minder belang is dan
Opwyk.
Als de gemeente Opwyk eene bevolking
telt van 3,500 zielen, de gemeente Assche telt er 5,200 en is verplicht
haren toevlucht te nemen tot eene personeele taks, die in 1836 op 600
franks klom. Zij draagt daarenboven eene kapitale schuld van 44,600
franks.
Het gemeentebestuur van Asse stuurde tevens een
officieel verzoekschrift aan de minister van binnenlandse zaken om de
beslissing betreffende de Opwijkse marktdag teniet te doen.
Asse trok blijkbaar aan het kortste eind, vermits de markt te Opwijk op
dinsdag behouden bleef. Spijtig genoeg vinden wij in de Opwijkse archieven
geen verdere bijzonderheden betreffende dit fel verzet van Asse.
Met de beslissing van de Bestendige Afvaardiging van het Brabants
Provinciebestuur, gedateerd 11 juli 1838 (5), werd
aan het Opwijks gemeentebestuur de toelating gegeven deze gevraagde
wekelijkse markt in te richten voor de verkoop van granen, groenten,
boter, ruw en gehekeld vlas, garen, neerhofvee en gevogelte.
(6) De beslissing moest wel nog ter goedkeuring aan
de koning voorgelegd worden.
De beslissing verwijst naar de beraadslaging betreffende
de Opwijkse aanvraag van de gemeenteraad van Asse, Brussegem, Malderen,
Merchtem, Mollem-Bollebeek en Steenhuffel en naar het gunstig advies van
de arrondissementscommissaris van Brussel van 30 juni 1838. Andere
aanpalende of nabijgelegen gemeenten, zoals Lebbeke, Buggenhout,
Dendermonde,... allen gelegen in Oost-Vlaanderen, maar waarvoor de
inrichting van een wekelijkse marktdag te Opwijk dus een invloed kon
hebben, werden dus kennelijk niet geraadpleegd. (7)
Opwijk was blijkbaar gehaast om de starten met de markt, want op 1
september 1838 stuurde men een herinneringsbrief naar het
provinciebestuur. Met zijn schrijven van 4 september berichtte de
provinciegouverneur het Opwijks gemeentebestuur dat het akkoord van de
koning bekomen was 'par plein droit'. De beslissing mocht dus uitgevoerd
worden!
In Opwijk liet men er geen gras over groeien.
Onder meer door middel van fraaie aanplakbiljetten (met datum van 6
september 1838 !), berichtte het Opwijks gemeentebestuur de bevolking van
de 'Week-Merkt, binnen de gemeente Opwyck, ...tot verkoop van Granen,
Moeskruyden, Boter, rauw en ongezwingeld Vlas, Garen, tamme dieren en
allerley gevogelte'. (8) De eerste marktdag had
plaats op 18 sept. 1838.
De inhuldiging van de markt gebeurde in het kader van de jaarlijkse
'Septemberfeesten' (9).
De markt werd blijkbaar ingericht in 't dorp langs de
heerweg, de steenweg van Merchtem naar Lebbeke en Buggenhout, langsheen de
huidige Marktstraat. (10)
De bestrating van het marktplein diende wellicht enigszins aangepast te
worden. Bewijs hiervan een rekening van Jean François Saerens, dagloner,
voor hem en zijn zoon, van 9 november 1838 ten belope van 7 fr. 87 cent.
voor '...dépavant la rue latérale près de Mostincx à l'effet
d'employer les dit caylloux (sic) au pavement de la place du marché'
en een rekening van Josse Luypaert van 21 november 1838 voor 5 fr. voor 'Surellement
(sic) de la place du marché' (11)
Het bekomen van de toelating en de inhuldiging van de markt ging zeker
gepaard met enig vertier en feestelijkheden. Diverse onkostennota's
getuigen hiervan. (11)
Eén ervan vertelt ons:
Inauguration
du marché.
Il a été dépensé chez Delausnay, lors de la décision du marché par le
Conseil Provincial, et plus tard en recevant l'autorisation définitive,
par les sonneurs de cloches, tambours et garçons d'aide, ensemble Vingt
cinq litres de bière, à raison de dix huit centimes le litre, faisant
quatre francs cinquante centimes, que Mr. le Receveur est prié de payer.
ce 29 Septembre 1838.
Pour acquit Par ordre du Bourgmestre
M.T. De Lausnay
(getekend) |
P.J. Janssens
(getekend) |
|
|
Affiche voor de eerste markdag op 18
september 1838
(bovenaan ontbreekt een deel) |
Reeds vanaf de begroting van 1839, opgesteld en
goedgekeurd tijdens de gemeenteraad van 5 september 1838, en de rekeningen
vanaf 1839, vinden wij bij de buitengewone ontvangsten posten voor de
weeg- en meetrechten op de markt. Deze ontvangsten werden aanvankelijk
geschat op 400 fr. Dit bedrag was dus in verhouding betrekkelijk
belangrijk: de totale begroting beliep slechts ca. 8.000 frank. De weeg-en
meetrechten waren dus goed voor ca. 5% van de jaarlijkse totale
ontvangsten. (12)
Op de gemeenteraadsvergadering van 30 december 1843 werd een 'waag' om
goederen op de wekelijkse markt te wegen en te meten, opgericht.
(13) Het verslag van de gemeenteraad vermeldt
'...un Bureau pour peser et mesurer les différentes denrées et
marchandises qui sont présenter au marche hebdomadaire d'opwyck...'.
Blijkbaar moesten dus alle aangeboden goederen gewogen en gemeten worden
(en moest er voor betaald worden), en niet enkel wat verkocht of gekocht
werd.
Het weeg- en meetrecht hield een feitelijk monopolie in: alle goederen
moesten gewogen of gemeten worden bij de door de gemeenteraad aangeduide
openbaar waagmeester. Er mocht geen ander 'weeg- en meetbureau' binnen
de gemeente gevestigd worden. Elke overtreding werd gestraft met een boete
van 15 fr.
De meet-en weegkosten werden vastgesteld als volgt: wegen van boter, vlas,
garen en vlees: 0,01 frank per kg.; hop: 0,80 frank per 100 kg.; alle
andere goederen en eetwaren: 0,50 frank per 100 kg.; meten van granen en
andere 'céréales': 0,10 frank per hectoliter.
De opbrengst van het weeg- en meetrecht was voor de gemeente. De nodige
weeg- en meettoestellen, die overeenkomstig het wettelijk decimaal stelsel
moesten zijn, vielen ten laste van de gemeente. De ontvangsten dienden
elke laatste woensdag van de maand overgemaakt te worden aan de
gemeenteontvanger, na aftrok van het overeenkomstig deel loon dat aan de
waag-meester toegekend werd.
Louis Demedts, metser, werd tot openbaar waagmeester benoemd. Hij ontving
hiervoor een jaarlijkse vergoeding van 60 fr.
In de gemeentebegrotingen en de rekeningen werden steeds de
netto-opbrengsten van de weeg- en meetrechten vermeld, dus na aftrok van
de vergoeding van de waagmeester en de andere noodzakelijke kosten.
Op 20 juli 1857 nam het Opwijks College van
Burgemeester en Schepenen een besluit betreffende het wegen van de
goederen die op de markt aangeboden werden, meer bepaald over het gewicht
per inhoudsmaat. (14)
In 1860 of vroeger werd het 'publiek weeg- en maetregt der koopwaren
aengeboden ter waeg en wekelyksche merkt van Opwyck' openbaar
verpacht voor telkens één jaar aan de meestbiedende.
Uit de bewaard gebleven lastencohieren en processen-verbaal van toewijzing
voor respectievelijk 1861 en 1862 (15) leren wij
o.m. dat de waagmeester de door het gemeentebestuur vastgestelde weeg- en
meetrechten moest toepassen, elke maand stipt 1/12e der pachtsom aan de
gemeente betalen en bewijzen van weging en meting afleveren onder de vorm
van gedrukte biljetten.
Bij deze nieuwe regeling bleven de tarieven voor het wegen en meten van de
goederen dus vast bepaald door de overeenkomst. De winst voor de pachter
zat hem in de hoeveelheid goederen die voor weging en meting aangeboden
werd.
Voor 1861 pachtte Philippus Andreas Miers, winkelier en meester-kleermaker
uit het Dorp, de waag voor 1.500 frank. Blijkbaar voldeed de opbrengst
niet aan de verwachtingen, want het jaar daarop, voor het dienstjaar 1862
(openbare aanbesteding 31 dec. 1861) diende het pachtrecht volgens het
proces verbaal toegewezen te worden aan diezelfde P. Miers, maar dan voor
slechts 940 fr.
Op de gemeenteraad van 22 februari 1862 werd de vermindering van de
opbrengst van het weeg- en meetrecht besproken. Het resultaat van de
openbare aanbesteding van 31 dec. 1861 voor het dienstjaar 1862 bedroeg
volgens het verslag 105 fr. minder dan het jaar voordien. Er werd geopperd
dat dit het gevolg was van de slechte concurrentieomstandigheden van de
Opwijkse markt ten opzichte van deze van Dendermonde, Buggenhout en
Malderen. Door de ligging van deze markten aan een station op een
spoorweglijn, werden daar grote hoeveelheden boter opgekocht door
buitenlandse handelaars voor uitvoer naar Engeland.
De opbrengst van de meet- en weegrechten bedroeg
(volgens begrotingscijfers -meestal gebaseerd op het resultaat van vorig
jaar- of gekende werkelijke opbrengst of aanbestedingsbedragen), 400 fr.
in 1840, 427,60 fr. in 1842, 564,18 fr. in 1849, 652,85 fr. in 1852,
896,06 fr. in 1857, 1.500 in 1861 (verpachting), 940 fr. in 1862, 1.150
fr. in 1869,... (16)
Over de verdere groei en de bloei van de Opwijkse markt in de eerste
decennia van haar bestaan, vinden wij iets terug in de 'Verslagen over
de administratieve toestand der zaken van de gemeente Opwyck, 1845-1868'.
(17)
Voor bijna elk jaar vermeldt men onder meer 'de
wekelijkse merkt gesteld op de dynsdag, is altijd in voortgang en
voorspoedig, bijzonderlijk voor den aankoop van boter en dit ter oorzaak
van hare uitmuntende hoedanigheid'.
De evolutie van de Opwijkse markt, haar hoogte- en laagtepunten, haar
neergang en haar verdwijning, verdient zeker nog verdere studie.
Voldoende archiefbronnen en documentatie hieromtrent zijn vooralsnog niet
beschikbaar. Hopelijk kunnen wij hierop terugkomen in een volgend nummer.
(18)
Maurice WILLOCX
(1) |
De Opwijkse gemeenteraad was toen
samengesteld uit:
burgemeester: Pieter Jozef De Smedt
schepen of 'assessor': Gillis De
Block
raadsleden: Jan Frans Moens (later
schepen), Guillaume Pierre Vereertbrugghen, Gillis De Maerschalck,
Pierre De Geest, Verheyen, Jean De Smedt, De Roose, Arnold Van Bever
en Jean Heyvaert. |
(2) |
De inrichting van een wekelijkse markt
was blijkbaar geen aanvankelijk initiatief van het in 1838 vernieuwd
gemeentebestuur (met burgemeester J.P. De Smedt die dan Willem Jozef
De Smedt opvolgde). Met een nota van 11 november 1837 (11) werd aan
de gemeenteontvanger P.T. Vereertbrugghen gevraagd de onkosten terug
te betalen aan gemeentesecretaris P.J. Janssens
voor een schrijven aan de Koning in verband met de gewenste
wekelijkste markt, met de melding 'Silence dans le public sur
cette demande'. De initiatieven voor de wekelijkse markt
moesten dus blijkbaar voorlopig geheim blijven. |
(3) |
De verordening van de Bestendige
Deputatie van de Provincieraad van 11 juli 1838 die het Opwijks
gemeentebestuur machtigt de wekelijkse markt te organiseren,
vermeldt de beslissing van de Opwijkse gemeenteraad van 13 april
1938 voor de oprichting van de markt. Het verslag van deze
gemeenteraadsbeslissing komt echter niet voor in het ingebonden
register met de notulen van de beraadslagingen van de Opwijkse
gemeenteraad 1836-'42 dat bewaard wordt in het gemeentelijk archief
Opwijk (gemeentehuis). |
(4) |
D. De Grave, Geschiedenis der
Gemeente Assche, 1900, p. 334-336. |
(5) |
Algemeen Rijksarchief te Brussel
(ARAB), Oud en Hedendaags Archief van de gemeente Opwijk, Hedendaags
Archief, X. Landbouw, nijverheid en handel, nr. 540 - Inrichting
wekelijkse markt, 1838. |
(6) |
Voor het bekomen van de nodige
toelating voor de markt moest gemeentescretaris blijkbaar heel wat
administratief werk verrichten.
In een nota dd. 8 juli 1838 werd aan
de gemeenteontvanger gevraagd de gemeentesecretaris Janssens de 15
fr. kosten terug te betalen die gemaakt werden voor 'la
sollicitation d'un marché, en séjournant à Bruxelles'. De
secretaris moest de zaak voor de markt dus gaan bepleiten in
Brussel. (11)
Met goedkeuring van de gemeenteraad in
vergadering van 9 augustus 1838 werd aan de gemeenteontvanger
gevraagd de gemeentesecretaris de som van 85 fr. te betalen als
bijzondere toelage '...pour ses bons services à l'occasion du
marché hebdomadaire'. (11) |
(7) |
Zo mocht Opwijk advies geven over de
oprichting (of verplaatsing) van wekelijkse markten (en jaarmarkten)
in andere gemeenten, zo in 1859 voor Ternat en
Baasrode, in 1860 opnieuw voor Baasrode (verplaatsing van zaterdag
naar vrijdag), in 1863 opnieuw voor Baasrode (verplaatsing van
vrijdag naar woensdag), in 1864 voor Lebbeke, in 1865 voor
Wolvertem,... |
(8) |
Een rekening van een zekere Buyens aan
de gemeente, dd. 5 oktober 1838 voor de som van 20 fr. 90 cent.
spreekt onder meer van 9 affiches aan kerken in Vlaanderen, 14 in
Brabant ('af te lezen') en 152 affiches voor herbergen 'zonder
Opwijk'. (11) |
(9) |
Deze 'Septemberfeesten' hadden toen
plaats ter herdenking van de september-revolutie van 1830 die leidde
tot de Belgische onafhankelijkheid. |
(10) |
Een akte van 3 augustus 1892 verleden
voor notaris A. Richir te Asse betreft de toewijzing in openbare
verkoop door Anna Catharina Piessens, herbergierster, Opwijk, weduwe
Alexander Desmedt en minderjarige kinderen ten voordele van Emiel De
Coster, brouwer te Opwijk, van een woonhuis met hof '...gelegen
te Opwyck in het Dorp, aan de kiekenmarkt'.
Deze 'kiekenmarkt' was dan blijkbaar een deel van het geheel van
de markt vermits wij ook nog lezen '...in het dorp, aan de
Merktplein, kiekenmarkt...'. Het goed was gelegen in de wijk B,
nr. 330a en 331e (7a 21ca), nu café Spaans Hof en woning van de fam.
De Bie-Stobbelaers. |
(11) |
ARAB, id., II. Comptabiliteit, nr. 49
- Bewijsstukken bij de gemeenterekeningen 1828-39. De rekeningen en
kostennota's waarvan sprake in de noten 6, 8 en 12 worden ook in
deze archiefomslag bewaard. |
(12) |
Onder meer op basis van de
vermeldingen in de jaarlijkse gemeentebegrotingen kunnen wij
veronderstellen dat een meet- en weegrecht toegepast werd van bij de
oprichting van de markt in 1838.
In een nota dd. 11 januari 1839 vraagt
de Opwijkse gemeentebestuurder aan de gemeenteontvanger, aan de
gemeentesecretaris Janssens, de som van 16 fr. 50 cent. uit te
betalen voor 'onze semaines d'assistance dans le
service du poids public'. 11 weken terug brengt ons inderdaad tot
half september 1838. (11)
Er bleef ook een rekening bewaard van
1838 van Carolus Van Mol voor 'vaststellen weegschaal' (arbeid en
geleverde toebehoren). (11) |
(13) |
Gemeentelijk Archief Opwijk, registers
der beraadslagingen van de Gemeenteraad en het College van
Burgemeester en Schepenen van Opwijk. Register 1843-'46. |
(14) |
Marché local. Règlement concernant
la vente des marchandises
Het Kollegie van Burgemeester en
schepenen der gemeente Opwyck
Gezien de wetten der maten en gewigten in data van 8e October 1855
en voorgaende;
Dat in vervolg, te rekenen van 21 July aanstaende de koophandel van
granen, zaden, hop en aerdappels ter Merkt alhier zal geschieden, in
wettige maten en gewigten en berekend als volgd:
De tarwe, 80 Kilos per hectoliter
Het Koren, 75 Kilos per hectoliter
De Boekweit, 70 Kilos per hectoliter
De Gerst, per 81 Kilos
Het lijn en sloorzaad 66 Kilos per hectoliter
De haver en aerdappels per 100 Kilos
De hop per 50 Kilos
Volgens beraedslaging en voorstelling van bovengenoemd Kollegie,
hebben de verkoopers en koopers de bevoegdheid hunne waren te doen
wegen in de gemeentewaeg.
De voorgaende schikkingen zullen stiptelijk nagekomen worden en de
overtreders zullen strengelijk behandeld worden.
Gedaen te Opwyck den 20 July 1857
De Sekretaris
M. Verdoodt
(getekend) |
De Burgemeester
P.J. De Smedt
(Getekend) |
Tussen de handtekeningen staat in
potlood: '(den zak is altijd medebegrepen)'.
(bron: zie noot 13. Register
1854-1861). |
(15) |
Gemeentelijk Archief Opwijk,
lastencohieren en processen-verbaal van toewijzing van het weeg en
pachtrecht 1861 en 1862. |
(16) |
De tarieven en de totale ontvangsten
van het weeg- en meetrecht kennende, kunnen wij ons een globaal idee
vormen van de gemiddelde omzet van de markt.
Van een 'marktplaatsrecht' (standplaatsvergoeding), te betalen
door de verkopers aan de gemeente zoals nu het geval is, was toen
geen sprake.
In elk geval, de inrichting van de gemeentelijke markt was in de
19de eeuw voor de gemeente, door het weeg- en meetrecht, een
relatief belangrijke bron van inkomsten. |
(17) |
ARAB, id., I. Algemeenheden, nr. 13
'Verslagen over de administratie en den toestand der zaken van de
gemeente', 1845-'68 (het jaar 1847 ontbreekt). |
(18) |
Het is nogal opmerkelijk dat in
raadpleegbare plaatselijke persuitgaven van einde 19de-begin 20ste
eeuw (De Asschenaar en de Gazet van Assche,...) wel wekelijks de
marktprijzen van zowat alle omliggende gemeenten gepubliceerd
werden, maar hoogst uitzonderlijk deze van Opwijk.
Omtrent de verdwijning van de Opwijkse
wekelijkse markt schrijft Jan Lindemans in zijn Geschiedenis van
Opwijk (1937-'39), p. 201: '... Evenwel, na een eerste
bemoedigend begin, begonnen de zaken stilaan te slabakken. Af en toe
zien wij middelen beramen om daaraan te verhelpen (alzoo in 1889, in
1895); dan volgde een tijdelijke heropleving, gevolgd weldra weer
van een onweerstaanbaar kwijnen. Het is hier de plaats niet daarvan
de oorzaken te bespreken.'. |
|