Naar HOM-website

Startpagina HOM-algemeen

Nieuw op HOM-site

Naar externe links

Zoeken in HOM-site

Inloggen HOM-ledengebied

Vorige bezochte pagina

Volgende (reeds bezochte) pagina

Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Klik voor naar top van de pagina of dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

HOM - Heemkundige bijdragen
Artikel verschenen in het HOM-tijdschrift 1996-3, p. 9-14.


Inrichting van een wekelijkse markt te Opwijk in 1838

Op de Opwijkse gemeenteraad van 9 september 1996 werd beslist tot de oprichting van een wekelijkse markt vanaf 1 oktober '96 in Opwijk-centrum.
Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen, voor de Raad verwoord door de schepen van feestelijkheden, werd unaniem (19 ja-stemmen, 2 afwezigen) goedgekeurd:

- de oprichting van de wekelijkse markt op vrijdag
- het marktreglement
- het marktplaatsrechtenreglement
- het markt-politiereglement

Met het initiatief wil men vooral trachten de dorpskern weer wat leven in te blazen.
De eerste marktdag had plaats op vrijdag 11 oktober 1996.

Dat Opwijk, net als zijn buurgemeenten, ook vroeger nog een wekelijkse markt gehad heeft zullen de meeste Opwijkenaars wel kunnen vermoeden. De naam van onze huidige Marktstraat bleef ons hieraan in de loop der jaren herinneren.

Met de beraadslaging van de gemeenteraad (1) van 13 april 1838 (2) (3) vroeg de gemeente Opwijk aan haar hogere administratieve overheid de toelating om een wekelijkse markt op dinsdag te mogen inrichten.

In zijn Geschiedenis der Gemeente Assche (4) verhaalt D. DE GRAVE ons over het sterk verzet van de gemeente Asse in juni 1838 tegen de inzichten van Opwijk om de markt op dinsdag te houden. Asse, waar toen reeds de marktdag sinds onheuglijke tijden op dinsdag was, vreesde blijkbaar een sterke concurrentie van Opwijk.
Volgens de schrijver had Opwijk aanvankelijk zaterdag voorop gestel als mogelijke marktdag. Om geen mededinging te doen aan de zaterdagse markt van Malderen (of om er zelf geen hinder van te ondervinden), zou men daarna beslist hebben de markt op dinsdag te organiseren.
De Grave publiceert zijn eigen vertaling van het verslag van de gemeenteraad van Asse betreffende de inzichten van het Opwijks gemeentebestuur. Dit verslag was naar gebruik van die tijd opgesteld in het frans. Het is zeker nuttig de tekst hiervan weer te geven.

Het is onbetwistbaar voor allen, die niet verblind zijn door vooringenomenheid voor Opwijk, dat de instelling in die gemeente van eene markt op den dag (Dinsdag) waarop de markt te Assche geschiedt, eene merkelijke schade aan die laatste gemeente veroorzaakt; ik zeg meer: het verval moet aanbrengen en terzelfder tijd zeer nadeelig zijn aan de voorgestelde markt zelve, want niemand zou kunnen loochenen dat de markt van Assche voorzien wordt van koopwaren aangebracht door de inwoners van Opwyk zelf en omliggende gemeenten zooals: Maxenzeele, Baardegem, Meldert, enz., enz.

Dat de gemeente Opwyk hare markt op alle andere dagen van de week houde, al moest er Assche door lijden, (zoals ontwijfelbaar het geval zijn zal). Het algemeen nut zou Assche verplichten er zich niet tegen te verzetten.

De gemeente Opwyk vroeg eerst den Zaterdag voor het houden haren markt en heden wil zij er van afzien, omdat die dag eene mededinging tusschen Opwyk en Malderen zou verwekken. Maar, met den Dinsdag te vragen, denkt de gemeenteraad van Opwyk niet aan dezelfde mededinging die zal bestaan met de gemeente Assche en dat het schadelijker zijn zal voor den handel der twee gemeenten dan voor Malderen; gelooft hij niet dat den koopman, die op den zelfden dag en uur geenszins kan koopen en verkoopen te Opwyk en Malderen, dezelve onmogelijkheid zal ontmoeten te Opwyk en Assche? 

Vergeet hij dat de vlas- en garenhandel, die plaats heeft te Malderen en tevens schijnt te bloeien te Opwyk, ook gedaan wordt te Assche waar het armbestuur zich het noodige vlas aanschaft om werk te geven aan twee honderd vijftig behoeftige familiën, hetgeen niet zal kunnen voortgedaan worden, of ten minste met dezelfde spaarzaamheid, wanneer men de kooplieden van onze markt verwijdert met eene markt op den Dinsdag in Opwyk te beleggen.

Het is en blijft verwonderlijk dat het bestuur van Opwyk aan al de moeilijkheden van den Zaterdag niet gedacht heeft bij zijne eerste vraag.

Na al de dagen der week overloopen te hebben vindt de gemeenteraad geenen anderen dan den Dinsdag, omdat het op den Maandag markt is te Dendermonde, omtrent zeven kwart uurs van Opwyk gelegen, waar de handel in 't groot verricht wordt en geenzins aan den handel in 't klein van Opwyk zou kunnen schaden; den Woensdag te Merchtem; den Donderdag te Buggenhout; meer verwijderd van Opwyk dan Assche, en, tevens gescheiden door de afteekening van den ijzerenweg, zou Buggenhout niet kunnen schaden aan Opwyk; den Vrijdag te Brussel, drie uren en half van Opwyk en den Zaterdag te Malderen, zo ver als Assche van Opwyk afgelegen.

Het is eene ongerijmdheid voor te dragen dat de inrichting eener markt te Opwyk op denzelfden dag van de markt van Assche deze niet zou benadeelen en die bezocht wordt door een groot deel der inwoners van de naburige gemeenten van Oost-Vlaanderen. Wat of de gemeenteraad van Opwyk moge voortuitzetten, het is eene onbeschaamde leugen van te zeggen dat de gewone bezoekers der markt van Assche niet gezien geweest zijn op de markt van Opwyk, alleen de koopmans en andere lieden zouden eene logenstraffing aan den raad van Opwyk kunnen geven.

Wij begrijpen hoegenaamd niet welk verschil van gewoonten of noodwendigheden er zouden kunnen bestaan tusschen de inwoners van Opwyk en die van Assche, en, mochten er bestaan, hoe zouden zij eene reden kunnen daarstellen om de bevolking van Opwyk en omliggende, van de markt van Assche te verwijderen; het is eene gekheid van wege den raad van Opwyk.

Het zijn slechts huiselijke en plaatselijke belangen, die als drijfveer dienen aan het gemeentebestuur van Opwyk: wat zou het zijn indien na haar, elke gemeente zijne markt wilde, indien vervolgens iedere wijk dezelfde vraag deed; doch, het is de markt van Opwyk niet die wij willen beletten, maar alleen de bepaling van den dag, waarop het hare houding wil beleggen, op dezelfde dag van de markt te Assche, en, wij denken dat deze gemeente, die een zoo groot verlies komt te ondergaan met het leggen van de ijzerenweg op Gent, die al hare voordeelen van groote baan verlamd heeft, voordeelen die niet weinig ertoe bijgebracht hebben in de kadastrale schatting der gebouwde eigendommen; dat deze gemeente, zeggen wij, van geen minder belang is dan Opwyk.

Als de gemeente Opwyk eene bevolking telt van 3,500 zielen, de gemeente Assche telt er 5,200 en is verplicht haren toevlucht te nemen tot eene personeele taks, die in 1836 op 600 franks klom. Zij draagt daarenboven eene kapitale schuld van 44,600 franks.

Het gemeentebestuur van Asse stuurde tevens een officieel verzoekschrift aan de minister van binnenlandse zaken om de beslissing betreffende de Opwijkse marktdag teniet te doen.
Asse trok blijkbaar aan het kortste eind, vermits de markt te Opwijk op dinsdag behouden bleef. Spijtig genoeg vinden wij in de Opwijkse archieven geen verdere bijzonderheden betreffende dit fel verzet van Asse.

Met de beslissing van de Bestendige Afvaardiging van het Brabants Provinciebestuur, gedateerd 11 juli 1838 (5), werd aan het Opwijks gemeentebestuur de toelating gegeven deze gevraagde wekelijkse markt in te richten voor de verkoop van granen, groenten, boter, ruw en gehekeld vlas, garen, neerhofvee en gevogelte. (6) De beslissing moest wel nog ter goedkeuring aan de koning voorgelegd worden.
De beslissing verwijst naar de beraadslaging betreffende de Opwijkse aanvraag van de gemeenteraad van Asse, Brussegem, Malderen, Merchtem, Mollem-Bollebeek en Steenhuffel en naar het gunstig advies van de arrondissementscommissaris van Brussel van 30 juni 1838. Andere aanpalende of nabijgelegen gemeenten, zoals Lebbeke, Buggenhout, Dendermonde,... allen gelegen in Oost-Vlaanderen, maar waarvoor de inrichting van een wekelijkse marktdag te Opwijk dus een invloed kon hebben, werden dus kennelijk niet geraadpleegd. (7)

Opwijk was blijkbaar gehaast om de starten met de markt, want op 1 september 1838 stuurde men een herinneringsbrief naar het provinciebestuur. Met zijn schrijven van 4 september berichtte de provinciegouverneur het Opwijks gemeentebestuur dat het akkoord van de koning bekomen was 'par plein droit'. De beslissing mocht dus uitgevoerd worden!

In Opwijk liet men er geen gras over groeien.
Onder meer door middel van fraaie aanplakbiljetten (met datum van 6 september 1838 !), berichtte het Opwijks gemeentebestuur de bevolking van de 'Week-Merkt, binnen de gemeente Opwyck, ...tot verkoop van Granen, Moeskruyden, Boter, rauw en ongezwingeld Vlas, Garen, tamme dieren en allerley gevogelte'. (8) De eerste marktdag had plaats op 18 sept. 1838.

De inhuldiging van de markt gebeurde in het kader van de jaarlijkse 'Septemberfeesten' (9).

De markt werd blijkbaar ingericht in 't dorp langs de heerweg, de steenweg van Merchtem naar Lebbeke en Buggenhout, langsheen de huidige Marktstraat. (10)

De bestrating van het marktplein diende wellicht enigszins aangepast te worden. Bewijs hiervan een rekening van Jean François Saerens, dagloner, voor hem en zijn zoon, van 9 november 1838 ten belope van 7 fr. 87 cent. voor '...dépavant la rue latérale près de Mostincx à l'effet d'employer les dit caylloux (sic) au pavement de la place du marché' en een rekening van Josse Luypaert van 21 november 1838 voor 5 fr. voor 'Surellement (sic) de la place du marché' (11)

Het bekomen van de toelating en de inhuldiging van de markt ging zeker gepaard met enig vertier en feestelijkheden. Diverse onkostennota's getuigen hiervan. (11)
Eén ervan vertelt ons:

Inauguration du marché.

Il a été dépensé chez Delausnay, lors de la décision du marché par le Conseil Provincial, et plus tard en recevant l'autorisation définitive, par les sonneurs de cloches, tambours et garçons d'aide, ensemble Vingt cinq litres de bière, à raison de dix huit centimes le litre, faisant quatre francs cinquante centimes, que Mr. le Receveur est prié de payer.

                                                      ce 29 Septembre 1838.

Pour acquit Par ordre du Bourgmestre

M.T. De Lausnay

(getekend)

P.J. Janssens

(getekend)

Affiche voor de eerste markdag op 18 september 1838

(bovenaan ontbreekt een deel)

Reeds vanaf de begroting van 1839, opgesteld en goedgekeurd tijdens de gemeenteraad van 5 september 1838, en de rekeningen vanaf 1839, vinden wij bij de buitengewone ontvangsten posten voor de weeg- en meetrechten op de markt. Deze ontvangsten werden aanvankelijk geschat op 400 fr. Dit bedrag was dus in verhouding betrekkelijk belangrijk: de totale begroting beliep slechts ca. 8.000 frank. De weeg-en meetrechten waren dus goed voor ca. 5% van de jaarlijkse totale ontvangsten. (12)

Op de gemeenteraadsvergadering van 30 december 1843 werd een 'waag' om goederen op de wekelijkse markt te wegen en te meten, opgericht. (13) Het verslag van de gemeenteraad vermeldt '...un Bureau pour peser et mesurer les différentes denrées et marchandises qui sont présenter au marche hebdomadaire d'opwyck...'. Blijkbaar moesten dus alle aangeboden goederen gewogen en gemeten worden (en moest er voor betaald worden), en niet enkel wat verkocht of gekocht werd.
Het weeg- en meetrecht hield een feitelijk monopolie in: alle goederen moesten gewogen of gemeten worden bij de door de gemeenteraad aangeduide openbaar waagmeester. Er mocht geen ander 'weeg- en meetbureau' binnen de gemeente gevestigd worden. Elke overtreding werd gestraft met een boete van 15 fr.
De meet-en weegkosten werden vastgesteld als volgt: wegen van boter, vlas, garen en vlees: 0,01 frank per kg.; hop: 0,80 frank per 100 kg.; alle andere goederen en eetwaren: 0,50 frank per 100 kg.; meten van granen en andere 'céréales': 0,10 frank per hectoliter.
De opbrengst van het weeg- en meetrecht was voor de gemeente. De nodige weeg- en meettoestellen, die overeenkomstig het wettelijk decimaal stelsel moesten zijn, vielen ten laste van de gemeente. De ontvangsten dienden elke laatste woensdag van de maand overgemaakt te worden aan de gemeenteontvanger, na aftrok van het overeenkomstig deel loon dat aan de waag-meester toegekend werd.
Louis Demedts, metser, werd tot openbaar waagmeester benoemd. Hij ontving hiervoor een jaarlijkse vergoeding van 60 fr.

In de gemeentebegrotingen en de rekeningen werden steeds de netto-opbrengsten van de weeg- en meetrechten vermeld, dus na aftrok van de vergoeding van de waagmeester en de andere noodzakelijke kosten.

Op 20 juli 1857 nam het Opwijks College van Burgemeester en Schepenen een besluit betreffende het wegen van de goederen die op de markt aangeboden werden, meer bepaald over het gewicht per inhoudsmaat. (14)

In 1860 of vroeger werd het 'publiek weeg- en maetregt der koopwaren aengeboden ter waeg en wekelyksche merkt van Opwyck' openbaar verpacht voor telkens één jaar aan de meestbiedende.
Uit de bewaard gebleven lastencohieren en processen-verbaal van toewijzing voor respectievelijk 1861 en 1862 (15) leren wij o.m. dat de waagmeester de door het gemeentebestuur vastgestelde weeg- en meetrechten moest toepassen, elke maand stipt 1/12e der pachtsom aan de gemeente betalen en bewijzen van weging en meting afleveren onder de vorm van gedrukte biljetten.
Bij deze nieuwe regeling bleven de tarieven voor het wegen en meten van de goederen dus vast bepaald door de overeenkomst. De winst voor de pachter zat hem in de hoeveelheid goederen die voor weging en meting aangeboden werd.
Voor 1861 pachtte Philippus Andreas Miers, winkelier en meester-kleermaker uit het Dorp, de waag voor 1.500 frank. Blijkbaar voldeed de opbrengst niet aan de verwachtingen, want het jaar daarop, voor het dienstjaar 1862 (openbare aanbesteding 31 dec. 1861) diende het pachtrecht volgens het proces verbaal toegewezen te worden aan diezelfde P. Miers, maar dan voor slechts 940 fr.

Op de gemeenteraad van 22 februari 1862 werd de vermindering van de opbrengst van het weeg- en meetrecht besproken. Het resultaat van de openbare aanbesteding van 31 dec. 1861 voor het dienstjaar 1862 bedroeg volgens het verslag 105 fr. minder dan het jaar voordien. Er werd geopperd dat dit het gevolg was van de slechte concurrentieomstandigheden van de Opwijkse markt ten opzichte van deze van Dendermonde, Buggenhout en Malderen. Door de ligging van deze markten aan een station op een spoorweglijn, werden daar grote hoeveelheden boter opgekocht door buitenlandse handelaars voor uitvoer naar Engeland.

De opbrengst van de meet- en weegrechten bedroeg (volgens begrotingscijfers -meestal gebaseerd op het resultaat van vorig jaar- of gekende werkelijke opbrengst of aanbestedingsbedragen), 400 fr. in 1840, 427,60 fr. in 1842, 564,18 fr. in 1849, 652,85 fr. in 1852, 896,06 fr. in 1857, 1.500 in 1861 (verpachting), 940 fr. in 1862, 1.150 fr. in 1869,... (16)

Over de verdere groei en de bloei van de Opwijkse markt in de eerste decennia van haar bestaan, vinden wij iets terug in de 'Verslagen over de administratieve toestand der zaken van de gemeente Opwyck, 1845-1868'. (17)
Voor bijna elk jaar vermeldt men onder meer 'de wekelijkse merkt gesteld op de dynsdag, is altijd in voortgang en voorspoedig, bijzonderlijk voor den aankoop van boter en dit ter oorzaak van hare uitmuntende hoedanigheid'.

De evolutie van de Opwijkse markt, haar hoogte- en laagtepunten, haar neergang en haar verdwijning, verdient zeker nog verdere studie. Voldoende archiefbronnen en documentatie hieromtrent zijn vooralsnog niet beschikbaar. Hopelijk kunnen wij hierop terugkomen in een volgend nummer. (18)

Maurice WILLOCX             


(1)

De Opwijkse gemeenteraad was toen samengesteld uit:

burgemeester: Pieter Jozef De Smedt

schepen of 'assessor': Gillis De Block

raadsleden: Jan Frans Moens (later schepen), Guillaume Pierre Vereertbrugghen, Gillis De Maerschalck, Pierre De Geest, Verheyen, Jean De Smedt, De Roose, Arnold Van Bever en Jean Heyvaert.

(2) De inrichting van een wekelijkse markt was blijkbaar geen aanvankelijk initiatief van het in 1838 vernieuwd gemeentebestuur (met burgemeester J.P. De Smedt die dan Willem Jozef De Smedt opvolgde). Met een nota van 11 november 1837 (11) werd aan de gemeenteontvanger P.T. Vereertbrugghen gevraagd de onkosten terug te betalen aan gemeentesecretaris P.J. Janssens voor een schrijven aan de Koning in verband met de gewenste wekelijkste markt, met de melding 'Silence dans le public sur cette demande'. De initiatieven voor de wekelijkse markt moesten dus blijkbaar voorlopig geheim blijven.
(3) De verordening van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad van 11 juli 1838 die het Opwijks gemeentebestuur machtigt de wekelijkse markt te organiseren, vermeldt de beslissing van de Opwijkse gemeenteraad van 13 april 1938 voor de oprichting van de markt. Het verslag van deze gemeenteraadsbeslissing komt echter niet voor in het ingebonden register met de notulen van de beraadslagingen van de Opwijkse gemeenteraad 1836-'42 dat bewaard wordt in het gemeentelijk archief Opwijk (gemeentehuis).
(4) D. De Grave, Geschiedenis der Gemeente Assche, 1900, p. 334-336.
(5) Algemeen Rijksarchief te Brussel (ARAB), Oud en Hedendaags Archief van de gemeente Opwijk, Hedendaags Archief, X. Landbouw, nijverheid en handel, nr. 540 - Inrichting wekelijkse markt, 1838.
(6)

Voor het bekomen van de nodige toelating voor de markt moest gemeentescretaris blijkbaar heel wat administratief werk verrichten.

In een nota dd. 8 juli 1838 werd aan de gemeenteontvanger gevraagd de gemeentesecretaris Janssens de 15 fr. kosten terug te betalen die gemaakt werden voor 'la sollicitation d'un marché, en séjournant à Bruxelles'. De secretaris moest de zaak voor de markt dus gaan bepleiten in Brussel. (11)

Met goedkeuring van de gemeenteraad in vergadering van 9 augustus 1838 werd aan de gemeenteontvanger gevraagd de gemeentesecretaris de som van 85 fr. te betalen als bijzondere toelage '...pour ses bons services à l'occasion du marché hebdomadaire'. (11)

(7) Zo mocht Opwijk advies geven over de oprichting (of verplaatsing) van wekelijkse markten (en jaarmarkten) in andere gemeenten, zo in 1859 voor Ternat en Baasrode, in 1860 opnieuw voor Baasrode (verplaatsing van zaterdag naar vrijdag), in 1863 opnieuw voor Baasrode (verplaatsing van vrijdag naar woensdag), in 1864 voor Lebbeke, in 1865 voor Wolvertem,...
(8) Een rekening van een zekere Buyens aan de gemeente, dd. 5 oktober 1838 voor de som van 20 fr. 90 cent. spreekt onder meer van 9 affiches aan kerken in Vlaanderen, 14 in Brabant ('af te lezen') en 152 affiches voor herbergen 'zonder Opwijk'. (11)
(9) Deze 'Septemberfeesten' hadden toen plaats ter herdenking van de september-revolutie van 1830 die leidde tot de Belgische onafhankelijkheid.
(10) Een akte van 3 augustus 1892 verleden voor notaris A. Richir te Asse betreft de toewijzing in openbare verkoop door Anna Catharina Piessens, herbergierster, Opwijk, weduwe Alexander Desmedt en minderjarige kinderen ten voordele van Emiel De Coster, brouwer te Opwijk, van een woonhuis met hof '...gelegen te Opwyck in het Dorp, aan de kiekenmarkt'. Deze 'kiekenmarkt' was dan blijkbaar een deel van het geheel van de markt vermits wij ook nog lezen '...in het dorp, aan de Merktplein, kiekenmarkt...'. Het goed was gelegen in de wijk B, nr. 330a en 331e (7a 21ca), nu café Spaans Hof en woning van de fam. De Bie-Stobbelaers.
(11) ARAB, id., II. Comptabiliteit, nr. 49 - Bewijsstukken bij de gemeenterekeningen 1828-39. De rekeningen en kostennota's waarvan sprake in de noten 6, 8 en 12 worden ook in deze archiefomslag bewaard.
(12)

Onder meer op basis van de vermeldingen in de jaarlijkse gemeentebegrotingen kunnen wij veronderstellen dat een meet- en weegrecht toegepast werd van bij de oprichting van de markt in 1838.

In een nota dd. 11 januari 1839 vraagt de Opwijkse gemeentebestuurder aan de gemeenteontvanger, aan de gemeentesecretaris Janssens, de som van 16 fr. 50 cent. uit te betalen voor 'onze semaines d'assistance dans le service du poids public'. 11 weken terug brengt ons inderdaad tot half september 1838. (11)

Er bleef ook een rekening bewaard van 1838 van Carolus Van Mol voor 'vaststellen weegschaal' (arbeid en geleverde toebehoren). (11)

(13) Gemeentelijk Archief Opwijk, registers der beraadslagingen van de Gemeenteraad en het College van Burgemeester en Schepenen van Opwijk. Register 1843-'46.
(14)

Marché local. Règlement concernant la vente des marchandises

Het Kollegie van Burgemeester en schepenen der gemeente Opwyck
Gezien de wetten der maten en gewigten in data van 8e October 1855 en voorgaende;
Dat in vervolg, te rekenen van 21 July aanstaende de koophandel van granen, zaden, hop en aerdappels ter Merkt alhier zal geschieden, in wettige maten en gewigten en berekend als volgd:
De tarwe, 80 Kilos per hectoliter
Het Koren, 75 Kilos per hectoliter
De Boekweit, 70 Kilos per hectoliter
De Gerst, per 81 Kilos
Het lijn en sloorzaad 66 Kilos per hectoliter
De haver en aerdappels per 100 Kilos
De hop per 50 Kilos
Volgens beraedslaging en voorstelling van bovengenoemd Kollegie, hebben de verkoopers en koopers de bevoegdheid hunne waren te doen wegen in de gemeentewaeg.
De voorgaende schikkingen zullen stiptelijk nagekomen worden en de overtreders zullen strengelijk behandeld worden.
Gedaen te Opwyck den 20 July 1857

De Sekretaris

M. Verdoodt 

(getekend) 

De Burgemeester

P.J. De Smedt

(Getekend)

Tussen de handtekeningen staat in potlood: '(den zak is altijd medebegrepen)'.

(bron: zie noot 13. Register 1854-1861).

(15) Gemeentelijk Archief Opwijk, lastencohieren en processen-verbaal van toewijzing van het weeg en pachtrecht 1861 en 1862.
(16) De tarieven en de totale ontvangsten van het weeg- en meetrecht kennende, kunnen wij ons een globaal idee vormen van de gemiddelde omzet van de markt.
Van een 'marktplaatsrecht' (standplaatsvergoeding), te betalen door de verkopers aan de gemeente zoals nu het geval is, was toen geen sprake.
In elk geval, de inrichting van de gemeentelijke markt was in de 19de eeuw voor de gemeente, door het weeg- en meetrecht, een relatief belangrijke bron van inkomsten.
(17) ARAB, id., I. Algemeenheden, nr. 13 'Verslagen over de administratie en den toestand der zaken van de gemeente', 1845-'68 (het jaar 1847 ontbreekt).
(18)

Het is nogal opmerkelijk dat in raadpleegbare plaatselijke persuitgaven van einde 19de-begin 20ste eeuw (De Asschenaar en de Gazet van Assche,...) wel wekelijks de marktprijzen van zowat alle omliggende gemeenten gepubliceerd werden, maar hoogst uitzonderlijk deze van Opwijk.

Omtrent de verdwijning van de Opwijkse wekelijkse markt schrijft Jan Lindemans in zijn Geschiedenis van Opwijk (1937-'39), p. 201: '... Evenwel, na een eerste bemoedigend begin, begonnen de zaken stilaan te slabakken. Af en toe zien wij middelen beramen om daaraan te verhelpen (alzoo in 1889, in 1895); dan volgde een tijdelijke heropleving, gevolgd weldra weer van een onweerstaanbaar kwijnen. Het is hier de plaats niet daarvan de oorzaken te bespreken.'.


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-