![]() |
  
|
De smaak van toen. De smaak van onder de oorlog.
Algemeen en toelichting.
De inval van Duitsland op 4 augustus 1914 was het
beginpunt van letterlijk en figuurlijk vier (vijf) magere jaren voor de
Belgische bevolking.
Na amper enkele maanden was de voedselsituatie
dramatisch. Er heerste honger aan de Noordzee. Falende voedselimport,
een gebrekkige binnenlandse productie door een tekort aan grondstoffen
en een slechte verdeling van het weinige voedsel zorgde ervoor dat
België behoorde tot de landen waar de levensomstandigheden het meest
onder de oorlog leden. In oktober 1914 werd het Nationaal Hulp- en Voedingscomité (NHVC) opgericht, een private organisatie die de Belgische bevolking van voedsel zou voorzien via het Amerikaanse hulpprogramma, Comission for Relief in Belgium (CRB). Het initiatief was echter ontoereikend, het totaal van de import tijdens de vier oorlogsjaren bedroeg slechts 16% van 1913. Door die schaarste rezen de voedselprijzen de pan uit. Gemiddeld lag in 1917 de prijs van voedsel bijna 100% hoger dan in 1916. Vooral vlees en zuivel waren onbetaalbaar geworden. In 1913 verorberde de Belg gemiddeld 30 kg vlees, in 1919 – na de oorlog – was dat nog amper 17 kg. Op de zwarte markt lagen de prijzen nog veel hoger. Aardappelen op de Brusselse zwarte markt haalden in 1917-1918 prijzen die 10 tot 15 keer hoger waren dan in 1914, terwijl dat volgens de officiële (Duitse) prijzen slechts 3 tot 4 keer duurder mocht zijn. De enorme prijsstijgingen ontwrichtten het consumptiepatroon volledig. Goedkope calorieën vervingen de duurdere: vlees, boter, eieren, vet en melk waren nagenoeg afwezig in de maaltijd. Aardappelen verdrongen brood als basisvoedsel. In september 1917 had een doorsnee werkloze een calorietekort van liefst 1.400 tot 2.000 kcal. Mensen vluchtten massaal naar openbare en privéliefdadigheid. Ongeveer 40% van de Belgische bevolking maakte in 1917 gebruik van de soepbedeling. Die werden georganiseerd in 74% van de Belgische gemeenten, met als zwaartepunt de steden en de industrieregio’s, waar de armoede het schrijnendst was. Tijdens WO I verschenen tal van brochures, kookboeken en culinaire gidsen die tips en adviezen verstrekten over efficiënte landbouwproductie, de oorlogskeuken en 'rationele voeding'. Niet alleen semi-overheidsinstanties zoals het NHVC maar ook agronomen, geneesheren, sociaal-culturele organisaties en huishoudleraressen publiceerden dergelijke werkjes. De publicaties waren eenvoudig en goedkoop: er waren weinig tot geen illustraties, men gebruikte vaak één lettertype en ze werden gedrukt op licht papier. De prijs varieerde tussen 10 en 25 centiem – en lag dus in het bereik van een breed publiek. Ter vergelijking: een brood kostte in 1916 ongeveer 45 centiem. De uitgaven stonden onder toezicht van de Duitse bezetter, maar vermoedelijk greep die redactioneel nauwelijks of niet in. In de publicatie Wat eenieder behoort te weten omtrent de Rationeele voeding (1917), geschreven door dokter Alfred Delsemme, komen 'twaalf geboden van de rationele voeding' aan bod voor tijdens een crisissituatie. Het advies luidde o.a. langzaam eten, goed kauwen, vleesgebruik matigen én vrolijk gestemd zijn tijdens het eten. Vooral vanaf 1916 verschenen steeds meer kookboekjes en brochures die zich richtten tot de gewone huisvrouw en soms ook expliciet tot de burgerij. Vooral vrouwelijke auteurs, tewerkgesteld in het (landbouw)huishoudonderwijs, waren op dat vlak actief. Zo bevatte het Praktisch en Spaarzaam Keukenboekje (1916) van Louisa Mannaert, lesgeefster aan de landbouw- en huishoudschool van Antwerpen, tips over het opleggen, steriliseren, drogen en conserveren van groenten en fruit. De kern van de boekjes waren oorlogsrecepten. Die waren creatief met zowel klassieke sterkhouders als vervangers zoals aardappelen, knolgewassen, peulvruchten en groenten die men zelf kon telen. De specifieke vermelding over 'het nuttigen van Amerikaanse producten' in sommige kookboekjes was kenmerkend voor de voedselsituatie. Benamingen zoals 'oorlogswafels' en 'oorlogspeperkoek' wezen op de uitzonderlijkheid van de recepten. Door de voedselschaarste schoten ersatzproducten als paddenstoelen uit de grond. In 1918 waren er naar verluidt 11.000 surrogaatmiddelen op de Duitse markt. Koolrapen, suikerbieten, cerealine (maïsvariant) en havergort waren mogelijke vervangmiddelen voor aardappelen. Het schaarse brood kon men vervangen door rijst en maïs, vlees door vis en mosselen en boter door goedkopere vetstoffen zoals reuzel. In plaats van suiker en koffie werden confituur en cichorei gebruikt. WO I verplichtte mensen om creatief te overleven door ersatzproducten te gebruiken, en door op elk beschikbaar stukje grond voedsel te kweken. Volkstuintjes waar iedereen groenten kon planten, vierden noodgedwongen hoogtij. Zie ook Honger tijdens 1914-1918. Zelf eten kweken of vinden, koken met een minimum aan ingrediënten en aan energie, restjes verwerken tot een feestmaal, koken van nieuwe ingevoerde producten, en wat overschoot bewaren voor later.... Dat waren toen de zorgenpunten in de alledaagse keuken van hier bij ons. Er is heel wat documentatiemateriaal over landbouw en voeding tijdens de Eerste Wereldoorlog bewaard zoals oorlogskookboekjes, affiches, voedselbonnen, enz. Tijdens de oorlog verschenen
in België en in andere Europese landen tal van brochures, kookboeken en
culinaire gidsen die tips en adviezen verstrekten over efficiënte
landbouwproductie, de oorlogskeuken en 'rationele voeding'. De boeken en
brochures waren een antwoord op de uitdagingen van de voedselschaarste.
Tijdens de oorlog was er op het thuisfront een opvallende rol weggelegd
voor de vrouw. De huisvrouw werd aangeraden om spaarzaam met voeding om
te gaan. De voedseladviezen en keukentips werden vertaald naar concrete
keukenrecepten. Vele brochures vertrokken vanuit de schaarse
beschikbaarheid van levensmiddelen. Aardappelen en groenten domineerden
de gerechten. Soep stond ongetwijfeld op nummer één. De zwaarst
getroffen families roeiden met de riemen die ze hadden: het was
overleven dag in en dag uit. Naast de maaltijden die in de gezinnen klaargemaakt werden, al of niet met de hulp van de oorlogskookboekjes, waren er in de steden en dorpen ook de initiatieven van de Volkssoep en van de Schoolmaaltijden. Zij werden ingericht door het plaatselijk Hulp- en Voedingscomité. Zie De plaatselijke Volkssoep en de Schoolmaaltijden. Belangrijkste bronnen voor deze webpagina's (en verdere literatuur):
Wij verwijzen ook naar de bijdrage 'De bevoorrading van de bevolking, de armoede, de hulporganisaties' die kortelings bij deze webpagina's 'Eerste Wereldoorlog in Opwijk en Mazenzele' zal geplaatst worden. |