|
HOM -
Heemkundige bijdragen |
Op vraag van de Heemkring
Opwijk-Mazenzele hield mevr. Paula de LELYS-DAEMS op 28 maart 2000 een
geïllustreerde voordracht 'Vondelingen door de eeuwen heen'.
De HOM verspreidde onder de
aanwezigen een kopie van volgende documentatie:
Vondelingen
Overdruk uit
VVF-info (Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - Afdeling Brussel), 13e
jrg., nr. 91 (mei-juni 1991), p. 14-15.
Daar waar een
'vondeling' heden kranten nieuws is en men dit gebeuren met
verontwaardiging kan bekijken, was het verlaten kind en/of de vondeling in
vorige eeuwen schering en inslag. Men hoeft maar de enorme pakken van
herkenningstekens en de vondelingenregisters door te nemen in de archieven
van de lokale O.C.M.W.'s om te beseffen hoeveel ongewenste kinderen ter
wereld kwamen.
De herkenningstekens waren briefjes of voorwerpen
welke men op de vondeling aantrof. Dit kon zowel een briefje, een
speelkaart, een heiligenprentje of gelijk wat anders zijn. De beschrijving
van kleding en herkenningsteken werd tot in de kleinste bijzonderheden
vermeld in de vondelingenregisters. Uit deze briefjes blijkt zeer dikwijls
de onmacht en de armoede of de noodzaak tot het ontvluchten van de schande
waarmede meestal het ongehuwde meisje te kampen had. Zij zijn stuk voor
stuk drama's uit mensenlevens en zeer dikwijls kan men achter de onhandig
geschreven teksten de wanhoop ontwaren maar soms ook de hoop ooit in
betere tijden het kind terug te halen, indien het tenminste nog in leven
was. Het Winkler Prins Woordenboek geeft als begripsbepaling van
'vondeling': 'een gevonden kind waarop niemand rechten doet gelden'.
Dit is niet helemaal juist, want soms werd het kind later door familie,
meestal de moeder, vader, grootmoeder, tante of andere teruggevraagd.
Hierop een percentage plakken is moeilijk daar dit zeer verschillend is
van plaats tot plaats en sociale omstandigheden. Het aantal te vinden
gelegde kinderen hing af van de heersende toestanden zoals hongersnood,
epidemieën, voorbijtrekkende of bezettende legers enz. Eens deze
wantoestanden voorbij kon het gebeuren dat de ouder(s) hun kind terug
gingen vragen en daarbij was het briefje of herkenningsteken, gevonden op
de vondeling, van groot belang. Soms werden de kinderen na enkele dagen
reeds opgevorderd maar ook slechts na maanden en zelfs na jaren. Door de
tekst op het briefje kan men reeds vaststellen of er ja dan neen de goede
bedoeling aanwezig was het kind ooit terug te nemen. Soms moesten de
ouders, die eindelijk in de mogelijkheid waren hun kind terug bij zich te
nemen, misschien na veel inspanning en ontbering, vaststellen dat het
betrokken kind reeds lang overleden was.
De uitbesteding was de
plaatsing van vondelingen of verlaten kinderen bij pleegouders en had
meestal plaats op het platteland. Dit wil niet zeggen dat men in alle
dorpen en ge meenten vondelingen kan aantreffen. Er zijn plaatsen waar de
uitbesteding massaal was terwijl men in andere geen enkele vondeling kan
ontdekken omdat de gemeentebesturen het opnemen ervan verboden of
bemoeilijkten. De pleegouders waren onderling ook zeer verschillend. Velen
namen deze kinderen bij zich om de kleine bijverdienste. Wanneer zij
meerdere vondelingen of verlaten kinderen konden herbergen -zelfs tot 10-
konden zij deze bijverdienste wat opdrijven. Andere pleegouders namen een
vondeling bij zich gewoon omdat zij graag kinderen rond zich hadden en
deze sukkelaars een menswaardig bestaan wilden geven of gewoon dat ze zelf
geen kinderen konden krijgen. Bij deze laatsten was de vondeling dan het
kind van den huize. Vandaar dat men vondelingen kan aantreffen die op
latere leeftijd niet van hun pleegouders weg wilden; er bleven tot hun
huwelijk of hen verzorgden in hun oude dag.
De illegale 'handel' van vondelingen is ook een
van de droevige episoden uit de geschiedenis van deze kinderen. Bij de
geboorte van ongewenste kinderen of bij de bevalling van ongehuwde vrouwen
deinsden sommige gewetenloze vroedvrouwen er niet voor terug, mits
betaling en akkoord van de moeder, de boreling weg te brengen onder
voorwendsel hen bij pleegouders uit de besteden. In werkelijkheid echter
gingen zij of lieten zij door tussenpersonen het kind elders -meestal in
het onbekende van een grootstad te vinden leggen, wat hen niet belette
regelmatig een onderhoudsgeld van de moeder te eisen. Tijdens de
schoolstrijd, in de laatste decennia der 19e eeuw, werd de vondeling ook
de speelbal van politieke en religieuze invloeden. Niet zelden werd door
de leden der Kommissies van Openbare Onderstand en zelfs door de
geestelijkheid druk uitgeoefend op de pleegouders om de hun toevertrouwde
kinderen weg te trekken uit de gemeentescholen en ze naar katholieke
scholen te sturen. Sommige pleegouders zagen zich hierbij zelfs in hun
broodwinning bedreigd..
Ook in de
conschriptieregisters van de Franse Periode kan men vondelingen terug
vinden. Aangezien de identiteit van hun ouders onbekend was, stonden zij
vermeld als 'enfants de la patrie' (vaderlandskinderen).
Veelvuldig is men de mening
toegedaan dat alle vondelingen en verlaten kinderen geen lang leven
beschoren was. Niets is minder waar. Het sterftecijfer lag weliswaar zeer
hoog bij jonge kinderen, maar zij die bij de geboorte een sterke
gezondheid hadden meegekregen en bij het te vinden leggen geen àl te zware
nadelen ondervonden hadden, konden een volledig normaal leven leiden als
ze tenminste ook bij de plaatsing een beetje geluk hadden gehad. Men kan
er aantreffen die tot driemaal toe hun echtgenoot of echtgenote
overleefden of een zeer hoge ouderdom bereikten b.v. 94 jaren enz.
Deze kinderen waren ook niet gedoemd om
sukkelaars te blijven voor hun ganse leven. Velen hebben het, zoals andere
kinderen zeer ver geschopt in het verdere bestaan terwijl anderen er niets
van terecht brachten. Er is nog heel veel te vertellen over vondeling en
maar de ons opgelegde beperkingen in ruimte beletten ons hierover verder
uit te weiden.
Paula de
LELYS-DAEMS
Enkele archiefdocumenten over Opwijkse
vondelingen
Klik op de illustratie voor
vergroting
1.
|

Inschrijving van de vondeling Claire Relevée in het
vondelingenregister van de toenmalige Brusselse 'Conseil Général
d'Administration des Hospices et Secours' (nu bewaard in het archief
van het OCMW Brussel).
Het kind werd geboren
vermoedelijk op 22 februari 1812 en gevonden in de vondelingenschuif
van het Brussels vondelingentehuis.
Het meisje werd op 29 februari 1812
uitbesteed te Mazenzele, in het gezin van Joachim Van Diependael
Voorde, koopman in vodden en herbergier, gehuwd met Jeanne Marie De
Ridder, St.-Genesius-Rode). Dit gezin had toen reeds drie kinde ren in
leven. Na de komst van de kleine Claire Releveé werden nog drie
kinderen geboren.
Claire (Clara) Releveé
huwde op 19 mei 1841 te Mazenzele met Joannes De Nijs ( St.-Martens
Bodegem). Zij hadden vijf kinderen waarvan de drie jongste als klein
kind stierven. Clara overleed te Mazenzele op 28 mei 1851, enkele
dagen na de geboorte van een tweeling.
De weduwnaar huwde op 22 januari 1852 met Maria Joanna Van
Droogenbroeck. |
2. |

Inschrijving van de vondeling Marie Anne Leener in het
vondelingenregister van de Brusselse 'Conseil Général
d'Administration des Hospices et Secours'. Zij was, volgens de
aanduidingen bij de vondeling, de dochter van Marianne Leener, geboren
op 8 oktober 1812 en in de Brusselse vondelingenschuif gelegd op 13
oktober.
Dit ongewenst kind werd
op 10 november 1812 toevertrouwd aan het gezin van Guilaume De Nil
(landbouwer, gehuwd met Maria Josephina Van Stappen). Dit gezin telde
in 1812 reeds zes in leven zijnde kinderen.
De vondeling stierf
echter op de dag van zijn aankomst te Mazenzele, op 10 november 1812.
Twee dagen nadien, op 12 november 1812, kwam
er een nieuwe Brusselse vondeling in het gezin - zie nr. 3.
Het gezin De Nil-Van
Stappen kreeg daarna nog twee eigen kinderen. |
3.
|

Inschrijving van de vondeling Nymphas Philomene in het
vondelingenregister van de Brusselse 'Conseil Général
d'Administration des Hospices et Secours'.
Het jongetje was
vermoedelijk geboren op 4 november 1812 en gevonden in de Brusselse
vondelingenschuif.
Het kind werd op 14
november geplaatst in het Mazels gezin De Nil-Van Stappen waar twee
dagen voordien een andere pas aangekomen Brusselse vondeling was
gestorven - zie nr. 2.
Het vondeling stierf te
Mazenzele op 22 september 1815. |
4.
|

Inschrijving van
Charles Pompe in het gemeentelijk register van de geboorten van
Opwijk.
Dit kind werd gevonden
te Opwijk op 26 november 1813 door Cornelia Cooreman (weduwe van
Jean-Baptist Goedgezelschap) nabij de pomp bij haar huis op
Nijverseel.
De vondeling werd overgedragen aan het 'hospice de Bruxelles'.
Buurvrouw Anne Van der Cruyce, echtgenote Adrien Crijelman, gelast
zich ermee het kind naar Brussel te brengen. Zie ook nr. 5. |
5.
|

Deel van de tekst van de inschrijving van de
Opwijkse vondeling Charles Pompe (zie nr. 4) in het
vondelingenregister van de Brusselse 'Conseil Général
d'Administration des Hospices et Secours'. Hierin wordt vermeld dat
het kind op 21 november 1813 zou geboren zijn (i.p.v. 26 november
zoals vermeld in de akte van het geboorteregister). |
6. |

Inschrijving van Barbara Van de Venster in het gemeentelijk register
van de geboorten van Opwijk.
Het meisje werd op 12
december 1820 gevonden door de dertigjarige landbouwster Barbara Van
den Broeck onder het venster van haar huis op Droeshout.
De gemeentelijke overheid droeg het achtergelaten kind over aan het 'hospice
der vondelingen tot Brussel' - zie nr. 7. |
7.
|

Inschrijving van de Opwijkse vondeling Barbe (Barbara) Van de Venster
(° 12-12-1820 - zie nr. 6) in het register van de vondelingen van de
'Conseil Général d'Administration des Hospices et Secours' .
Deze Opwijkse vondeling
werd uitbesteed te Linkebeek. |
Maurice
WILLOCX
Vondelingen - Beperkte literatuurlijst
· |
M. Alcide, Vondelingen uit Mechelen,
ondergebracht in Zemst, in De Semse Kroniek (heemkring
Zemst), aug. 1992, p. 2-4. |
· |
R. Asselman, Vondelingen en
Vaderlandskinderen te Merchtem. Tekst bij Heempraatje maart 2000.
Heemkring Soetendaelle Merchtem, 2000. |
· |
P. Bonenfant, Une entreprise
d'exportation d'enfants à Bruxelles au XVIIIen siècle, in
Annales de la Société royale d'Archéologie de Bruxelles, jrg. 35
(1930), p. 109-119. |
· |
A. Clabots, De plaatsing van de Brusselse
vondelingen op het platteland, in Ons Heem, nr. 2-4 (jrg.
1984), p. 53-64. |
· |
J. Caluwaerts, Vondelingen in Brabant,
beknopte historiek en lijst van 'vondeling-families', in
VVF-Info (Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - Afdeling
Brussel), 19de jrg., nr. 119 (jan.-feb. 1996), p. 10-17 met
aanvullingen en reacties in VVF-Info, 19de jrg., nr. 120 (maart-april
1996), p. 38. |
· |
A. De Decker, Te vondeling leggen, in
Vlaamse Stam (Vlaamse Vereniging voor Familiekunde), jrg. 28
(1992), p. 259-264 (historiek, voorbeelden en bibliografie vooral voor
Oost-Vlaanderen). |
· |
P. de Lelys-Daems, Vondelingen, in
VVF-info (Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - Afdeling
Brussel), 13e jrg., nr. 91 (mei-juni 1991), p. 14-15. |
· |
L. De Man, Vondelingen en hun naamgeving,
in Onomastica Neerlandica Anthroponomica 7, Instituut voor
naamkunde Leuven, 1956 (Overdruk uit Mededelingen Vereniging voor
Naamkunde, Leuven, XXX p. 54-78, XXXII p. 15-47). |
· |
F. De Smedt, Vondelingen, in
Ascania (heemkring Asse), jrg. 4 (1965), p. 1-4. |
· |
J. Hendrickx, Vondelingen te Leuven,
in Vlaamse Stam (Vlaamse Vereniging voor Familiekunde), jrg. 12
(1976), p. 259-268, 419-430, 419-430, 541-548 en jrg. 13 (1977), p.
39-46. |
· |
L. Poplemont, Op het spoor van
vondelingen, in Vlaamse Stam (Vlaamse Vereniging voor
Familiekunde), jrg. 6 (1970), p. 626. |
· |
P. Lindemans, Namen van vondelingen te
Brussel (1671-'72), in Eigen Schoon en de Brabander, jrg.
39 (1956), p. 304-306. |
· |
L. Patteet, Antwerpse vondelingen
uitbesteed in Begijnendijk, in Vlaamse Stam (Vlaamse
Vereniging voor Familiekunde), jrg. 23 (1987), p. 147-150. |
· |
J. Spanhove, Vondelingen in Kobbegem,
1780-1860, in Ons Heem (Eksel), jrg. 44 (1990) nr. 1, p.
117-120. |
· |
C. Theys, Vondelingen en
vaderlandskinderen in de 18de eeuw, in Eigen Schoon en de
Brabander, jrg. 14 (1931-'32), p. 329-330. |
· |
L. Van Buyten, Drie 'doopregisters' van
de Leuvense vondelingen (1745-1797), Historica Lovaniensis nr.
107. Idem in Annalen van de Belgische Vereniging voor
Hospitaalgeschiedenis, jrg. 71 (1979), p. 131-169. |
· |
D. Vandegaer, De Leuvense Vondelingen
1699-1729, in Schatten der Armen in Arca Lovaniensis,
nr. 17 (1988). |
· |
A. Van Lil, Vondelingen te Vorst (18de
eeuw), in Eigen Schoon en de Brabander, jrg. 71 (1988), p.
207-211. |
· |
J. Vrancken, Brusselse vondelingen te St.-Kwintens-Lennik,
in Eigen Schoon en de Brabander, jrg. 43 (1960), p. 293-295.
Hetzelfde artikel verscheen ook in Bijdragen tot de geschiedenis
van Lennik (1978), p. 188-190. |
· |
A. Wouters, br., De stam September. I. -
Het vondelinkske van 1822, in Ascania (heemkring Asse), jrg.
10, 1967 nr. 4, p. 115-117. |
· |
Dirk Vande Gaer en Edmond Willems, Wie
was mijn moeder? 19de-eeuwse vondelingen en verlaten kinderen geboren
in de baarzaal van Leuven, in Vlaamse Stam, 38e jaargang,
nr. 2, p. 104-111. |
|