WO I - Kerk en geloof
Parochiaal leven en geloofsbeleving De Kerk bleef symbolisch verzet bieden tegen de bezetter met missen voor de gesneuvelden en Brabançonnes op het orgel. Vanaf de kansel werd opgeroepen tot volharding en gewaarschuwd voor een vrede die de invallers rechten over het land zou geven. telkens als de oorlog zich sterker deed gevoelen, nam de kerkgang toe. Ook wie zulks voor de oorlog zelden deed, toog nu af en toe naar de mis. Een en ander wijst niet op een diepgaande wijziging in de religieuze praktijk of overtuiging, eerder op een behoefte aan een plechtige bevestiging van orde in sombere tijden en aan een soort rituele gemeenschappelijkheid. Kardinaal Mercier maakte zich reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog ernstige zorgen over de evoluties die zich in het kerkelijk leven leken af te tekenen: de afkalving van de kerkelijkheid, vooral in de steden. Hij speelde een cruciale rol als morele tegenkracht tegen het Duitse bezettingsleger en liet zich kennen als een onverzettelijke verzetsheld, die de Duitse legeroverheid regelmatig herinnerde aan de Haagse conventies omtrent een humane oorlogsvoering. De geteisterde bevolking stak hij een riem onder het hart met zijn herderlijke brieven, die erin slaagden het land een horizon voorbij de bezetting voor te spiegelen. In zijn brief 'Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid' ('Patriotisme et Endurance') van Kerstmis 1914 hield de kardinaal zijn gelovigen voor dat zij 'in het diepste van hun ziel' de bezettende macht achting noch gehoorzaamheid verschuldigd waren: deze kwamen alleen 's lands wettige en gekozen gezag toe. Mercier maakte daarmee op de bevolking een verpletterende indruk: de brief, waarvan al gauw tientallen ondergrondse kopieën bestonden, werd met Nieuwjaar vanaf alle kansels voor bomvolle kerken voorgelezen. De parochieverslagen over WO 1 Reeds in het begin van de oorlog vroegen de respectievelijke bisdommen aan de parochiepastoors een verslag te schrijven over de oorlogsgebeurtenissen in hun parochie en dit over te maken aan het bisdom. De bisdommen stelden dan een vragenlijst en stofindeling voor. Daaruit is een en ander te vinden over de godsdienstbeleving tijdens de Eerste Wereldoorlog. De verslagen van Sint-Paulus Opwijk en Mazenzele zijn bewaard gebleven. Het verslag van Droeshout ontbreekt. Kerkelijke plechtigheden Opwijk – Sint Paulus Op 27 september 1914 maakten doortrekkende Duitse troepen het dorp onveilig maakten en durfde niemand naar de kerk durfde gaan; op 27 september geen hoogmis. De volgende dag stelde onderpastoor Van Gestel het volk gerust, toen er geruchten waren dat Opwijk zou platgeschoten worden. Na de gevechten op het Eeksken, werd Al. Daese –een soldaat die aan zijn verwondingen overleed -. De lijkkist werd gedragen door de helpers van het Rode Kruis. Op dezelfde dag vond ook de begrafenisdienst plaats van de vermoorde Frans De Keersmaecker, wiens lijk op Mansteen ontgraven was. Er was veel volk aanwezig en beiden werden samen begraven. De volgende zondag was er tijdens de eerste mis terug
paniek in de kerk. En de zondag daarop zag men veel voorbijtrekkende
vluchtelingen en een 15-tal Duitsers in de hoogmis. Op 10 december 1916 werd er in de kerk -op bevel van Zijne Eminentie den Kardinaal- een plechtige mis gecelebreerd 'ter ere van O.L.V. Hulp der Kristenen, opdat de medeburgers met geweld weggevoerd in een vreemd land, weldra gezond en vrij in hun vaderland mogen terug keren, en opdat intussen de huisgezinnen, van vader en zonen beroofd, door de hulp van de Allerheiligste Moeder Gods, van alle kwaad mogen bevrijd en in welstand mogen behouden blijven'. In het begin van de oorlog gingen er meer mensen naar de kerk om te bidden of de mis bij te wonen. Later verminderde de kerkgang, behalve bij speciale gelegenheden, zoals missen voor gesneuvelde soldaten. Zo was er veel volk en gingen veel mensen te communie op Allerheiligen en Allerzielen, na de oproep van kardinaal Mercier. Bijna wekelijks werd er een gezongen mis opgedragen voor de gesneuvelde soldaten, het Belgisch leger of de bescherming van het vaderland. Jaarlijks was er ook jaargetijde voor de gesneuvelden van 26/27 Sept. 1914. De kardinaal beval ook in alle missen bijzondere gebeden 'contra persecutores et male agentes'. 'Hostium nostrorum quaesumus, Domine, elide superbiam: et eorum contumaciam dextera tua virtute, prosterne.' (Tegen de onderdrukkers en kwaadwilligen. Wij vragen U, Heer, verneder de hoogmoed van onze vijanden, en vel hun vermetelheid teneer door Uw machtige hand). Overleden Opwijkse soldaten kregen ook een plechtige dienst: op 5 mei 1915 voor De Rop, die te Antwerpen in het gasthuis overleed,; op 17 november 1915 voor Bernard Miers, gesneuveld aan de IJzer; op 8 april 1917 voor Petrus Janssens, gesneuveld in 1916 te Caesbeke (IJzer), op 14 oktober 1917 voor Jozef Roemendaal, overleden in het krijgshospitaal van Fontgombault op 12 augustus 1917, op 4 augustus 1918 voor Jozef Buyens, gesneuveld aan de IJzer op 4 mei 1918 en op 22 oktober 1918 voor ambulancier Jan Buggenhout. Na de oorlog waren er nog uitvaartmissen voor Joseph Crispinus Abbeloos, gesneuveld te Oost Winckel, op 4 februari 1919 voor Frans Goedgezelschap, gesneuveld te Ramskapelle en op 18 november 1920 voor Louis Van Hileghem, gesneuveld soldaat. In de Sint-Jozefkerk in Droeshout hield men op 12 december 1918 een plechtige uitvaartdienst voor Frans Haverals van Mansteen, gesneuveld te Veurne op 27 oktober 1914, op 27 januari 1919 voor Cornelius Van Egroo, gesneuveld te St.-Michiels-Brugge, op 25 augustus 1919 voor Edward Spinoy, gesneuveld in October 1914 te Pervijze, op 29 maart 1920 voor Hendrik Hermus, gesneuveld te Namen in 1914, op 9 september 1920 voor Remi Schotmans, vrijwilliger verdwenen in de oorlog en op 20 september1920 voor Camiel Sanders,verdwenen tijdens de oorlog. De geëvacueerden uit Haluin lieten missen doen voor hun gesneuvelde (Achille Verstraete, Georges Alphonse Bouville en Gerôme Hostyn), overleden en zieke dorpsgenoten. Ze trouwden en werden in de kerk begraven. Hun kinderen, die hun Plechtige Communie gedaan hadden, werden er op 19 juni 1918 door prelaat Mgr. Van Kerkhove gevormd. Alhoewel de bezetter het Te Deum op de nationale
feestdag verbood, werd het toch jaarlijks in de kerk gezongen. In december 1916
werd een eeuwen oud gebruik, in 1872 afgeschaft, hersteld: wekelijkse vespers,
met begeleiding van de orgel, plechtig gezongen. Vele mannen, die in februari
1917 het risico liepen om te moeten gaan werken in Duitsland, woonden ’s morgens
vroeg –voor ze naar Londerzeel trokken-, de mis in de kerk bij. Op het einde van de oorlog waren de Duitse legers nauwelijks doorgetrokken als de Belgen hun plechtige intrede deden en in de kerk een plechtig Te Deum werd gezongen. In zijn dagboek noteerde Louis Lindemans verschillende uitingen van passief verzet in de kerk. Op 15 november 1914 (koningsdag ?) speelde de koster na de hoogmis het Te Deum en de Brabançonne na de hoogmis. Elke zondag, na de hoogmis, bad de priester voor de koning: 'Domine, salvum fac Regem nostrum Albertum ! Heer, behoed onzen Koning Albert !'. Op de nationale feestdag in 1917 speelde Jan Lindemans vaderlandse marsen na de hoogmis. Mazenzele Bij de bevrijding werd een plechtige mis van dankzegging en het Te Deum gezongen. De herderlijke brief van kardinaal Mercier Opwijk – Sint Paulus De brieven of mandementen van de Kardinaal mochten in de kerk niet gelezen worden, met bedreiging van het sluiten der kerk. Die brieven moesten zelfs aan de Duitsers afgegeven worden. Op 30 december 1914 bracht seminarist Constant Lindemans de brief mee om hem te overhandigen aan de priesters van de dekenij. De Duitsers verboden ten strengste om hem op de predikstoel voor te lezen en dreigden de kerken te sluiten. De brief werd op zondag 3 januari 1915 voorgelezen. De Duitse statieoverste, die anders naar de kerk niet ging, was als spion in de hoogmis aanwezig. Op het einde van het officie speelde Jan Lindemans op het orgel het vaderlands lied: 'Waar Maas en Schelde vloeien'. Op de vergadering van de Conferentie van Vincentius van 28 februari 1915 las pater Capucien Raymondus (Fleerackers), de treffendste bladzijden van den verboden brief voor. Zie deze herderlijke brief 'Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid' van kardinaal Mercier. Mazenzele Alle bisschoppelijke brieven werden in de kerk voorgelezen, zelfs wanneer er Duitsers tegenwoordig waren. Bij de verschijning van de eerste herderlijke brief van kardinaal Mercier kwamen 2 Duitsers 's avonds om 9 uur huiszoeking doen in de pastorie. De pastoor kon hen de brief tonen van de Deken, waarin verwittigd werd dat de brief later zou gestuurd worden. Kerkgebouw
en kerkhof In de lente moest –met de horloge in de sacristie- het torenuurwerk een uur vooruit gezet worden om de Duitse tijd te volgen. In de herfst gebeurde dan het tegenovergestelde. De kerkelijke diensten, de scholen en het station deden hetzelfde. Kuntschatten In een niet-gedateerde brief Over onze kerken aan zijn broer Paul (vrijwilliger, frontbrancardier) schrijft Scheutist Leon Lindemans: ... De tableaux zijn blijven hangen in
onze kerk alhoewel er ernstig spraak van geweest is om ze te verduiken. Wat het
zilver werk betreft de remonstrantie enz.. die zijn in veiligheid gebracht
(Paul.- Ze steken in eene groote dikke kist van groote lijk de koffers met de
prijzen) een meter diep in onze patatten kelder achter de deur. Daar steekt de
schat.) Het 'zilverwerk' werd dus, in elk geval in 't begin van de oorlog, bewaard in de kelder ten huize Louis Lindemans, voorzitter van de Kerkfabriek, in de stationsstraat (nu Marktstraat). In het oorlogsdagboek van Louis Lindemans lezen wij: Maandag 2 November. [1914] De muur in den kelder achter welke eenige kostbare voorwerpen verborgen werden, uitgeslagen. Klokken De klokken van de kerk van Mazenzele waren bij het opblazen van de spits van de kerktoren op 3 september 1914 niet gebarsten. In Opwijk verboden de Duitsers de klokken te luiden op 3 september 1914 en ook op 1 november 1918. Op15 november 1915 stuurde deken F. Leyten van Asse een gestencilde brief aan alle pastoors van zijn dekenij, om eensgezind weerwerk te bieden tegen de opeising van de klokken. Als de Duitse officieren inlichtingen kwamen vragen moesten de pastoors onmiddellijk klacht indienen bij de kardinaal omdat de meeste klokken geen eigendom waren van de gemeente maar wel van de kerk. Dit was het geval zowel voor de kerkklokken, die de kerk bezat voor het Concordaat van 1802, als voor de klokken die later aangekocht werden door de kerkfabriek of die door particulieren aan de kerk geschonken werden. In februari waren de Duitsers 1918 toch van plan om de de klokken en de orgelpijpen van de kerken op te eisen. De opname van de klokken en orgelpijpen gebeurde in Mazenzele, maar daar bleef het bij. Alle klokken van Opwijk, bleven gespaard. Bij de bevrijding luidde men overal de klokken Situatie van de kerken in het omliggende: In een niet-gedateerde brief 'Over onze kerken' schrijft Scheutist Leon Lindemans aan zijn broer Paul (vrijwilliger, frontbrancardier) met fijnzinnige beschrijvingen en overwegingen over de door de Duitsers in de septemberdagen 1914 verwoeste en beschadigde kerken en kerktorens van de streek: Peizegem, Londerzeel, Opstal, Baasrode, Dendermonde, Sint-Gillis, Lebbeke, Baardegem, Opwijk, Mazenzele, Kobbegem, Bollebeek, Mollem, Asse, Droeshout. De Broederschap van Sint-Paulus In de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de
Broederschap vanaf 1903 tot en met 1929 (deels) ziet men dat de ontvangsten
vooral bestaan uit het jaarlijks inkomgeld van de leden. In 1903 bedraagt het
314,15 frank en daalt geleidelijk tot 242,65 frank in 1914. De betalende leden
moesten elk jaar 0,50 frank bijdragen. … In 1915 daalden de ontvangsten omwille
van de oorlog tot 158 frank. Processies Opwijk – Sint Paulus Bij het begin van de oorlog ging er op 16 augustus een grote boetprocessie uit. De
zondagse processies werden vanaf 23 augustus niet meer buiten de kerk gehouden. Men besloot de
publieke processies te staken, en dagelijks de Rozenkrans in de kerk te bidden. Communies, doopsels, begrafenissen Opwijk – Sint Paulus Tijdens de oorlog daalde het aantal geboorten van 164 in 1914 tot 92 in 1916 en steeg dan tot
110 in 1918. De overlijdens bleven nog duidelijk lager: 80 à 100 tot 1917 en 102 in 1918. Mazenzele De goddelijke diensten werden niet onderbroken tijdens de oorlog; slechts 2 dagen was er
geen mis, op 4 en 58 september 1914 tot de toren afgeschoten werd. De Duitsers beletten de
eredienst, zowel binnen als buiten de kerk, niet. De diensten werden altijd goed bijgewoond. Er
gingen meer mensen te communie in 1915, maar de volgende jaren verhoogde het aantal niet. De Geestelijkheid. Opwijk In de Sint-Paulusparochie was August Van der Velpen pastoor. De onderpastoors waren Jozef Van Gestel, Constant Van Baevel en Isidoor Walgrave. Deze laatste nam in 1917 ontslag, bleef wonen in het gasthuis, en bleef in dienst tot de benoeming van Joseph Van Leeuwe die in de pastorie ging wonen. Julius Jentil was directeur van het klooster. Isidoor Walgrave vluchtte in het begin van de oorlog en kwam op 4 november terug. In de Sint-Jozefparochie van Droeshout was Jaak Eugeen Vermeyen (Jeppis). Hij vluchtte op 19 september 1914 naar de Opstal en verder naar Aardenburg omdat hij door de Duitsers met de dood bedreigd werd. Op 6 november 1914 was hij terug in zijn parochie (zie ook Vluchten voor de oorlog). In augustus 1915 deed onderpastoor Van Gestel aan enige Opwijkse mannen, die aan de spoorweg voor de Duitsers werkten, opmerken dat hun handelwijze strijdig was met de vaderlandsliefde en dat zij tegelijker tijd geen loon konden trekken van de Belgen en van de Duitsers. 3 of 4 misnoegden gingen zijn woorden overbrengen aan de Duitsers. Hij werd vervolgd en veroordeeld tot 3 maand gevangenisstraf en opsluiting in Duitsland tot het einde van de oorlog. Hij ging in beroep en werd verdedigd door advokaat J. De Smedt en door Petrus De Block en Jozef Van Malderen. Op 11 september 1915 kwam hij vrij. In de verslagen van de activist Verdoodt (zie Vlaamse beweging) werd de pastoor bestempeld als …en de onderpastoors … als …. Onderpastoor Isidoor Walgrave was een hevige tegenstander van de activisten (zie: Vlaamse beweging en activisme). De Openbare zedelijkheid. Opwijk Deze had nogal te lijden ter oorzaak van enige slechte herbergen, waar danspartijen plaats hadden tegen den wil der gemeente overheid, maar die door de Duitsers beschermd werden. Het smokkelen was ook een echte plaag geworden. Mazenzele Zedelijke toestand van de Franse vluchtelingen. Opwijk Niettegenstaande de retretten gepredikt door de Eerw. Paters Redemptoristen liet de zedelijkheid nog
al te wensen over. Enige huisgezinnen waren echte voorbeelden van een goed kristelijk gedrag. Enkele
huwelijken werden ingezegend. De Congregatie van de Zusters van Sint-Vincentius a Paulo te Opwijk In de eerste oorlogsweken werd door de zusters veel gebeden. 's Zondags bleef gedurende vijf uren het H. Sakrament in de kapel uitgesteld, terwijl de zusters er om de beurt hun gebedswake hielden. Dit vroom gebruik zou in voege blijven gedurende de meer dan vier jaar dat de oorlog duurde. Voor het Moederhuis te Opwijk verliepen ook de daarop volgende oorlogsjaren, afgezien van de vele ontberingen die de toestand noodzakelijk meebracht, betrekkelijk rustig. 't Was maar tegen het einde, in October 1918, vóór den aftocht der Duitsers, dat ze last kregen met de vijandelijke bezetters. De Duitse troepen namen eerst de Zustersschool in beslag. Op 8 November 1918 werd bijna heel het klooster bezet, tot zelf een deel der kapel, ondanks het hevig verzet der Zusters. Tijdens de oorlog traden er geen zusters toe tot de congregatie en werden er ook geen geprofest. Sint-Vincentiusgenootschap Opwijk De Conferentie van de H. Vincentius a Paulo bleef tijdens gans de oorlog actief. Naast materiële hulp (zie De hulporganisaties) bood zij ook geestelijke hulp. De wekelijkse vergaderingen van de werkende leden begonnen altijd met het openingsgebed en een geestelijke lezing. De talrijke aanwezigheid tijdens de algemene vergaderingen (200à 300) waren ook te danken aan het gebrek aan culturele activiteiten en ontspanning tijdens de oorlog. In de verslagen lezen wij o.a.: 'Wij hebben een verheven zending te vervullen: niet alleen in de lichamelijke noodwendigheden voorzien van onze arme mensen, maar ook en vooral in hunne geestelijke, in hun zedelijke noodwendigheden… Zijn er tussen onze noodlijdenden soms geen arme verdwaalden, die sedert lang hunne christelijke plichten verzuimen, 's zondags moedwillig geen mis horen, ja, de grote natuurlijke wet van de zondagsrust moedwillig zonder gegronde reden schenden, - welke geen geestelijke, noch wereldlijke overheid, geen goddelijke noch burgerlijke wetten meer willen kunnen, alleen luisteren naar hunne eigene begeerlijkheden, naar hunne eigene driften, die zich laten wijs maken dat er in tijd van oorlog geen wetten meer bestaan, dat alles toegelaten is. De godvruchtige liefdadigheidswerken zullen nooit ware vruchten afwerpen, zoo zij niet, op de een of andere manier bijdragen om in de herten der mensen de liefde tot God en de liefde tot den evenmens te vermeerderen. …Zoo de oorlog veel ellende, lichamelijke en zedelijke, veel rouw en angst met zich slijpt, hoort hij nochtans ook vrome en edele daden, wonderen van liefdadigheid, van wederzijdse behulpzaamheid, van zelfopoffering, van wilskracht, van deugd, van heldenmoed…Veel, ontzaggelijk veel is gedaan op stoffelijk, op lichamelijk gebied. Nog meer hoeft er gesticht te worden op zedelijk, op godsdienstig gebied. Want elke oorlog sleept onvermijdelijk, een noodlottige reeks miseries achter zich: zedeloosheid, ontucht, verzuiming van de christelijke plichten, ongeregelde gelddrift, verlies van alle eergevoel, gebrek aan wederzijdse behulpzaamheid, aan vaderlandsliefde…Een Conferentie van de heilige Vincentius is een zedelijk wezen dat zijn eigen leven heeft. Zij doet veel goed of weinig goed; zij is in bloei of in verval. Gelijk ieder goede christen van tijd tot tijd zijn geweten onderzoekt, zoo moet dit ook iedere Conferentie doen. Het vieren van de 4 feestdagen van het Genootschap is een van de plichten waarvan men zich het meest doordringen moet.' Inderdaad, hoe zullen wij onze werken kunnen doen bloeien, indien wij over haar de zegeningen van God niet inroepen . Mogen wij hetzelfde zeggen van de deelneming aan de algemene communiën en over het bijwonen van den lijkdienst van onze afgestorvene medebroeders…De nieuwe reglementen voorzien ook de uitsluiting van allen onderstand aan personen die zich openbaar slecht gedragen, die zich plichtig maken aan ontvreemdingen en dieverij, die hun geld wagen op anker en zon en andere kansspelen, die zich overgeven aan dronkenschap, aan geldverkwisting, aan domme braspartijen. Wat doen ze met hun geld ? dat ze zich overgeven aan woeker- en smokkelhandel, dat is natuurlijk hun zaak; wij hebben daar niets in te zien. Maar dat ze hun hand nog onbeschaamd durven uitreiken, om hun aandeel te bekomen van 't gene aan de armen, en aan de noodlijdenden rechtvaardig toekomt, dat gaat over zijn hout ! de onvermijdelijke, droevige reeks miseries en zedelijke ellenden welke de oorlog na zich sleept: zedenbederf en ontucht, wanorde en onwetendheid, bedrog en onrechtvaardigheid, schaamteloze verzuiming van de christelijke plichten en van de zondagrust, miskenning van alle wettelijke overheid, gebrek aan eergevoel, aan vaderlandsliefde…. De liefdadigheidswerken (zijn) slechts een middel om het hoofddoel der conferentie te bereiken, te weten onze eigen zaligheid bewerken, en, met de gratie Gods, in de mate onzer zwakke krachten, mede te werken aan de zaligheid van anderen.. Er bestaan hier nog veel, weinig gekende lichamelijke en zedelijke miseries, er zullen er later nog meer aan den dag komen. In de zedelijke heropbouw van ons volk, na deze 4 rampspoedige jaren, - inzake van opvoeding, van beschaving, van volksontwikkeling, zal er veel te scheppen zijn. Zie ook de afzonderlijke bijdrage Conferentie van Sint-Vincentiusgenootschap a Paulo Opwijk. Mazenzele Het Sint-Vincentiusgenootschap schortte haar werkzaamheden op en vergaderde niet meer tijdens de oorlog. De weldadigheid werd overgelaten aan de officiële steuncomité's. Sint-Pauluspaardenprocessie De processie ging uit tijdens de vier oorlogsjaren, maar zonder paarden, die bijna allemaal waren opgeëist door de bezetter. De kermis werd slechts in familie gevierd. De Broederschap van Sint-Paulus De statutaire verplichting van de maandelijkse plechtige mis voor de leden werd slechts éénmaal, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog, in augustus 1914, overgeslagen..
|